ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4836
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A.V. van den Berg
- M.C.M. van Dijk
- S.J. Schaafsma
- Rechtspraak.nl
Tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis waarbij appelverbod werd opgeheven
In deze zaak gaat het om een tussentijds hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een tussenvonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, gewezen op 26 augustus 2009. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.S. Hennephof, hebben hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank die een appelverbod had opgelegd. De rechtbank had in haar vonnis van 10 december 2008 de bevoegdheid van de Nederlandse rechter betwist door een van de gedaagden, [B], die stelde dat er al beslissingen waren genomen door Duitse gerechten over de vorderingen van de geïntimeerden. De rechtbank heeft echter het appelverbod opgeheven, wat de aanleiding vormde voor het hoger beroep door de appellanten.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de appellanten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun hoger beroep, omdat het bestreden vonnis een tussenvonnis betreft. Volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan er geen tussentijds hoger beroep worden ingesteld tegen een tussenvonnis, tenzij de rechtbank expliciet heeft bepaald dat hoger beroep is toegestaan. Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank dit niet heeft gedaan en dat de overige uitzonderingen niet van toepassing zijn.
Ten overvloede heeft het hof opgemerkt dat, zelfs als de grief van de appellanten zou worden behandeld, deze geen kans van slagen zou hebben. De beslissing van de rechtbank om het appelverbod op te heffen, valt onder haar procesbeleid en behoeft geen verdere motivering. Het hof heeft de appellanten vervolgens veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerden tot op heden nihil zijn begroot.