ECLI:NL:GHSGR:2011:BU1885

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.068.882/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over bemiddelingsovereenkomst en kostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Premtech Car Complete B.V. tegen Netlijn Utrecht B.V. over een bemiddelingsovereenkomst. Premtech had een vacature geplaatst voor de functie van verkoper buitendienst, waarna Netlijn kandidaten voorstelde. De centrale vraag was of er een bemiddelingsovereenkomst tot stand was gekomen en of Premtech de bijbehorende vergoeding van € 6.000,- exclusief BTW verschuldigd was. Het hof bevestigde dat er een overeenkomst was, gebaseerd op de e-mail van Netlijn waarin het tarief werd vermeld. Premtech had geprobeerd een lager bedrag te betalen, maar dit werd door Netlijn niet geaccepteerd. Uiteindelijk werd Premtech veroordeeld tot betaling van € 7.140,- plus rente, en de kosten van het geding. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Premtech in de proceskosten in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 18 oktober 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.068.882/01
Zaaknummer rechtbank : 347530 / HAZA 09-3100
arrest d.d. 18 oktober 2011
inzake
Premtech Car Complete B.V.,
gevestigd te Moordrecht,
appellante,
hierna te noemen: Premtech,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage,
tegen
Netlijn Utrecht B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Netlijn,
advocaat: mr. P.J. Stuy te Amsterdam.
Het geding
Bij exploot van 17 juni 2010 is Premtech in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnissen van 9 december 2009 en 26 mei 2010. Bij arrest van 17 augustus 2010 is vervolgens een comparitie gelast, welke op 19 oktober 2010 is gehouden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven heeft Premtech twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Netlijn de grieven bestreden.
Vervolgens zijn de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het vonnis van 26 mei 2010 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1 Premtech heeft een vacature geplaatst op de Nationale Vacaturebank voor de functie van verkoper buitendienst. Naar aanleiding hiervan heeft Netlijn contact opgenomen met Premtech en een viertal kandidaten voorgesteld.
2.2 Op 16 december 2008 heeft Netlijn een email verstuurd aan Premtech met een tweetal hyperlinks: één verwees naar het curriculum vitae van de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) en één verwees naar de voorwaarden van Netlijn bij een eventuele indiensttreding van [betrokkene]. In deze voorwaarden is onder meer vermeld dat het tarief voor instroom op basis van werving en selectie - hetgeen betekent dat de opdrachtgever de kandidaat direct in dienst neemt - € 6.000,- exclusief BTW bedraagt.
2.3 In januari 2009 heeft Premtech een sollicitatiegesprek met [betrokkene] gevoerd. Premtech was vervolgens voornemens [betrokkene] in dienst te nemen. Bij brief van 21 januari 2009 heeft Netlijn aan Premtech bevestigd dat [betrokkene] door bemiddeling van Netlijn bij Premtech in dienst zal treden en dat Netlijn een eenmalige fee van € 6.000,- exclusief BTW verschuldigd is. Vervolgens heeft Premtech aan Netlijn voorgesteld om een lager bedrag, namelijk € 500,- te betalen, hetgeen door Netlijn niet is geaccepteerd. Vervolgens heeft Premtech aan [betrokkene] medegedeeld dat het dienstverband geen doorgang kon vinden.
2.4 Nadien is [betrokkene] als verkoper buitendienst in dienst getreden bij Premtech.
3. Netlijn heeft gevorderd om Premtech te veroordelen tot betaling van € 8.282,08 (zijnde het totaal van de hoofdsom van € 7.140,-, de contractuele rente vanaf vervaldatum tot 16 september 2009 en buitengerechtelijke kosten) vermeerderd met de contractuele rente, althans de wettelijke rente, vanaf 16 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van Premtech in de kosten van het geding. De rechtbank heeft Premtech, kort gezegd, veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.140,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Premtech in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Premtech komt hiertegen op in hoger beroep. Hoewel in de appeldagvaarding staat dat tevens in appel wordt gekomen van het tussenvonnis van 9 december 2009 (bij welk vonnis een comparitie is gelast), wordt het hoger beroep geacht uitsluitend te zijn gericht tegen het eindvonnis van 26 mei 2010, nu alleen tegen dat vonnis grieven zijn gericht. De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
4. De centrale vraag is of tussen Premtech en Netlijn een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen met daarbij de onder 2.2 genoemde vergoeding. Naar het oordeel van het hof, dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Daarbij overweegt het hof het volgende.
5. Een (bemiddelings)overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. De email van 16 december 2008 van Netlijn is te beschouwen als een aanbod tot bemiddeling onder de in de hyperlink bij die email vermelde voorwaarden, zoals het tarief. Nu het tarief, met andere woorden: de prijs, behoort tot de bedingen die de kern van de prestaties weergeven, is op dit punt geen sprake van een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 sub a BW en gaat reeds daarom het door Premtech daarover gestelde niet op.
6. Premtech stelt nog dat de hyperlink naar de voorwaarden van Netlijn bij indiensttreding van [betrokkene], waaronder het tarief van € 6.000,-, niet werkte. Daargelaten dat Netlijn dit betwist en daargelaten hetgeen volgens het rechtbankvonnis namens Premtech hierover ter comparitie is opgemerkt, is van belang dat àls de link al niet (goed) werkte, niet gesteld of gebleken is dat Premtech dit aan Netlijn heeft medegedeeld. Doordat dit niet is gebeurd en doordat het gesprek met [betrokkene] doorgang heeft gevonden, mocht Netlijn – gelet op artikel 3:35 BW – in redelijkheid denken dat het bemiddelingstarief door Premtech was aanvaard.
7. Premtech voert aan dat [betrokkene] enige tijd na januari 2009 zelf contact heeft opgenomen met Premtech en dat dat contact uiteindelijk heeft geleid tot de indienstname. Deze situatie zou volgens Premtech los gezien moeten worden van de eerdere contacten met [betrokkene]. Dit verweer wordt gepasseerd. Immers, niet valt in te zien waarom het contact tussen Premtech en [betrokkene] niet aan de activiteiten van Netlijn toegerekend zou moeten worden. Door de bemiddeling van Netlijn zijn Premtech en [betrokkene] met elkaar in contact gekomen als potentiële werkgever en werknemer en relatief kort na de introductie van [betrokkene] bij Premtech, namelijk eerste helft 2009, is [betrokkene] bij Premtech in dienst getreden in de functie waarvoor Netlijn had bemiddeld. Dat [betrokkene] ten tijde van die bemiddeling een werknemer was van Netlijn, is hierbij niet relevant.
8. Gelet op het vorenstaande is de hoofdvordering terecht toegewezen. Er zijn geen (incidentele) grieven gericht tegen de toegewezen wettelijke rente en Premtech is terecht veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg. Derhalve dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd.
9. Premtech zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Netlijn, nu Premtech in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 mei 2010;
- veroordeelt Premtech in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Netlijn tot op heden begroot op € 420,- aan griffierecht en € 632,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, E.M. Dousma-Valk en H.J.H. van Meegen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2011 in aanwezigheid van de griffier.