ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4887

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.082.232/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst door overlast en geweld tussen buren

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant] en Woningstichting Haag Wonen. De zaak is ontstaan uit een conflict tussen [appellant] en de buren, die ook huurders zijn van Haag Wonen. De zoon van [appellant] was tot 2006 getrouwd met de dochter van de buren, wat heeft geleid tot een langdurige ruzie. Haag Wonen heeft in eerste aanleg de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, omdat [appellant] zich schuldig zou hebben gemaakt aan intimidatie, verbaal en fysiek geweld, en vernielingen. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, waarop [appellant] in hoger beroep is gegaan.

Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kantonrechter zijn aangenomen. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is van herhaaldelijke bedreigingen en geweld tussen [appellant] en de buren, wat leidt tot overlast voor de omgeving. Het hof stelt vast dat de langdurige problemen en de ernst van de incidenten de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen, ondanks het feit dat [appellant] al lange tijd in de woning woont en geen incidenten meer heeft plaatsgevonden sinds 2010.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten. De beslissing om de ontbinding van de huurovereenkomst door te zetten, is gebaseerd op de verantwoordelijkheid van [appellant] om zich als een goed huurder te gedragen en de overlast voor de buren en de omgeving te voorkomen. Het hof wijst het bewijsaanbod van [appellant] af, omdat het niet relevant is voor de zaak. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om zich aan de regels van goed huurderschap te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.082.232/01
Zaaknummer rechtbank : 945817/10-8901
arrest d.d. 16 augustus 2011
inzake
[Naam],
[Naam],
beiden wonende te [Woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: [appellant] (mannelijk enkelvoud),
advocaat: C.J.M. van den Brûle te 's-Gravenhage,
tegen
Woningstichting Haag Wonen,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Haag Wonen,
advocaat: mr. drs. R. van Gelder te Bleiswijk.
Het geding
Bij exploot van 27 januari 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie 's-Gravenhage (hierna: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 13 januari 2011. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Haag Wonen de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De door de rechtbank in het vonnis van 13 januari 2011 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1 Haag Wonen verhuurt aan [appellant] de woning aan het adres […] te […] (hierna: de woning).
2.2 De zoon van [appellant] is tot 2006 gehuwd geweest met de dochter van de bewoners van het pand […], het echtpaar […], eveneens huurders van Haag Wonen (hierna: de buren).
3. Haag Wonen heeft in eerste aanleg, zowel ten aanzien van [appellant] als (in een separate procedure, eveneens bij de kantonrechter) de buren, onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd met ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis. Daaraan legt zij - voor zover in hoger beroep nog relevant - ten grondslag dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst door intimidatie, verbaal geweld en fysiek geweld tussen [appellant] en de buren. Ook hebben er vernielingen plaats gevonden aan eigendommen van Haag Wonen. Deze onmin vindt haar oorzaak in de beëindiging van het huwelijk tussen de zoon van [appellant] met de dochter van de buren in 2006. Haag Wonen heeft, onder verwijzing naar informatie van de politie Haaglanden, gesteld dat in 2006 meerdere incidenten hebben plaatsgevonden waarvan door [appellant] en de buren aangiften zijn gedaan, in 2007 het relatief rustig is geweest, in 2008 wederom aangiften zijn gedaan, in 2009 het relatief rustig is geweest en in februari 2010 het ernstig is geëscaleerd.
4. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering ten aanzien van [appellant] toegewezen. In de procedure tussen Haag Wonen en de buren heeft de kantonrechter de vordering tot ontruiming ten aanzien van de buren afgewezen. Aan de door de kantonrechter aangenomen toerekenbare tekortkoming van de buren is op grond van de bijzondere omstandigheid dat zij twee gehandicapte dochters hebben, niet de consequentie van ontbinding verbonden.
5. De grieven één tot en met vijf lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Deze grieven komen er op neer dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [appellant] dusdanig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat - ondanks het woonrecht van [appellant] - een ontbinding gerechtvaardigd is.
6. Naar het oordeel van het hof volgt uit de stellingen van partijen, het overgelegde - niet uitputtende - overzicht politieregistraties, de overgelegde processen-verbaal van aangifte van de incidenten in februari 2010 en de mutaties van de politie uit februari 2010, dat in de periode van 2006 tot 2010 sprake is geweest van tal van bedreigingen, beledigingen en mishandelingen tussen [appellant] en de buren. Uit de mutaties volgt bijvoorbeeld dat de politie heeft waargenomen dat in februari 2010 beide gezinnen elkaar op straat aan het uitschelden waren. Uit de aangiftes van de buren volgt onder meer dat leden van het gezin van [appellant] in februari 2010 de deur van de buren zouden hebben beschadigd en dat er bij de buren een ruit zou zijn vernield. Hoewel er voldoende aanwijzingen zijn (mede gezien de nog openstaande strafzaken en de overgelegde foto's) dat de buren zich bij deze incidenten niet onbetuigd hebben gelaten, zijn er eveneens voldoende aanwijzingen dat [appellant] in de periode van 2006 tot 2010 zich (mede)schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen, beledigingen en mishandelingen van de buren alsmede vernielingen en daarmee overlast voor omwonenden heeft veroorzaakt. Het veroorzaken van overlast is geen goed huurderschap, zodat sprake is van een tekortkoming van [appellant] jegens Haag Wonen.
7. Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, geeft op grond van artikel 6:265 BW, de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze gevolgen niet rechtvaardigt. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om aan te nemen dat Haag Wonen - ondanks de tekortkoming van [appellant] - de overeenkomst niet zou mogen ontbinden. Hoewel de ontbinding grote gevolgen heeft voor [appellant], is van belang dat de incidenten zich gedurende lange tijd hebben voorgedaan en dat deze, zo blijkt uit de overgelegde stukken, grote indruk hebben gemaakt op (in ieder geval) de buren. Ook speelt een rol dat de incidenten (naar hun aard) uitstraling hebben op de omgeving met andere woningen van Haag Wonen en dat als gevolg van de incidenten eigendommen van Haag Wonen beschadigd zijn geraakt. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om zich als een goed huurder te gedragen en incidenten te voorkomen. Dat [appellant] al meer dan twintig jaar in de woning woont en met de overige buren een goede band heeft, doet niet af aan zijn plicht om ook in zijn relatie met de buren overlast en schade te voorkomen.
8. Dat geen incidenten meer hebben plaatsgevonden sinds het voorjaar van 2010 tot medio mei 2011, zoals [appellant] onbetwist heeft gesteld, is niet van doorslaggevend belang. Uit het vonnis van de kantonrechter, waartegen naar het hof begrijpt geen hoger beroep is ingesteld, volgt dat de buren hun woning niet hoeven te verlaten. Nu gesteld noch gebleken is dat de vete tussen beide families is bijgelegd, valt - mede gezien de lange duur van de problemen - herhaling van de incidenten te vrezen.
9. Ten aanzien van de stelling dat Haag Wonen ten onrechte geen mediation heeft aangeboden, heeft Haag Wonen onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat zij in 2006 een bemiddelingspoging heeft gedaan die niet succesvol was wegens de weigerachtige houding van beide buren. Bovendien volgt uit voormeld overzicht politieregistraties dat doorlopend door de desbetreffende wijkagenten is getracht om te bemiddelen tussen beide partijen. Niet valt in te zien dat, naast deze herhaaldelijke pogingen tot bemiddeling, Haag Wonen gehouden zou zijn om mediation in te zetten om de ruzie tussen haar huurders op te lossen. Hun geschil en de oplossing daarvan is in eerste instantie hun eigen verantwoordelijkheid.
10. In de zesde grief komt [appellant] op tegen de ontruiming binnen drie dagen en de veroordeling in de proceskosten. De geboden termijn acht hij onredelijk kort, waarbij hij er op heeft gewezen dat hem geen vervangende woonruimte is aangeboden. Nu Haag Wonen bij conclusie van repliek in eerste aanleg heeft toegezegd een woning in de vrije sector te kunnen aanbieden en in hoger beroep heeft toegezegd om, indien het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd, [appellant] een redelijke termijn te geven om de ontruiming te bewerkstelligen, acht het hof de beslissing van de kantonrechter niet onjuist.
11. In de zevende grief komt [appellant] op tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [appellant] heeft hierbij geen zelfstandig belang meer, voorzover deze verklaring ziet op de periode van hoger beroep, omdat de uitvoerbaarheid bij voorraad in een door [appellant] aangespannen kort geding is geschorst in afwachting van de uitkomst van dit appel en Haag Wonen in navolging van dit vonnis de executie niet heeft voortgezet. Met betrekking tot de periode na het wijzen van dit arrest, is er, ondanks de door [appellant] geuite bezwaren, onvoldoende reden om van uitvoerbaarheid bij voorraad af te zien. Haag Wonen heeft, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 6 tot en met 8, een gerechtvaardigd belang bij executie.
12. Tot slot heeft [appellant] aangeboden getuigen te horen die kunnen verklaren hoe de situatie in de […]straat op dit moment is en wat aan de onderhavige procedure vooraf ging. Dit bewijsaanbod wordt gepasseerd, omdat het niet ter zake dienend is. Zoals uit het voorgaande volgt, heeft het hof immers aangenomen dat zich sedert maart 2010 geen incidenten meer hebben voorgedaan, zoals [appellant] blijkbaar beoogt te bewijzen. Het bewijsaanbod ten aanzien van hetgeen aan de procedure vooraf ging, acht het hof evenmin relevant, waarbij het hof opmerkt dat uit het voorgaande volgt dat aangenomen wordt dat de oorzaak van de incidenten niet alleen bij [appellant] is gelegen.
13. Uit het voorgaand volgt dat de grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Nu [appellant] in het ongelijk wordt gesteld, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, zoals gevorderd bij voorraad uitvoerbaar.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van
13 januari 2011;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Haag Wonen tot op heden begroot op € 649,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.C. Schlingemann, E.M. Dousma-Valk en H.J.H. van Meegen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2011 in aanwezigheid van de griffier.