Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- Tussen [appellant] en T-Mobile is per 10 december 2002 een agentuurovereenkomst tot stand gekomen krachtens welke overeenkomst [appellant] - uitsluitend via internet - met particuliere en zakelijke klanten abonnementen voor telecomdiensten heeft afgesloten ten behoeve van T-Mobile.
- Deze overeenkomst is per 1 september 2003 feitelijk in werking getreden.
- De overeenkomst is als gevolg van opzegging tegen 1 december 2006 door T-Mobile beëindigd, waarbij geen reden voor die opzegging is gegeven.
- [appellant] heeft binnen een jaar na het einde van de agentuurovereenkomst jegens T-Mobile aanspraak gemaakt op de klantenvergoeding als bedoeld in artikel 7:442 BW (verder: vergoeding).
(rechts-)personen tot klant heeft gemaakt van T-Mobile die voorheen nog geen klant van T-Mobile waren. Die personen hebben door bemiddeling van [appellant] abonnementen voor mobiele telefonie voor de duur van 1 of 2 jaar met T-Mobile afgesloten.
Het niet-voldoen aan het vereiste sub i.b staat niet aan toekenning van een vergoeding aan [appellant] in de weg, nu aan het vereiste sub i.a is voldaan.
targets.
3.Beslissing
dinsdag 6 juli 2010, teneinde partijen - eerst [appellant] - de gelegenheid te geven bij akte de onder 2.14, 2.15 en 2.18 verlangde inlichtingen te verstrekken.
C.M. Grundmann-van de Krol, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2010 in aanwezigheid van de griffier.