“Art. 3
1. Door de beherende vennoot wordt in de vennootschap ingebracht:
a de in de [a-straat 1 te R] aanwezige voorraad behorende tot en deel uitmakende van het door hem aldaar gedreven bedrijf C, geschat door partijen op een waarde van ƒ 1,-;
b het bedrijf C met alle daartoe behorende saldi in kas en op de (post)bankrekening, vordering en rechten, boekhouding en administratie, alsmede relaties, een en ander door partijen geschat op ƒ 1,-, zulks onder de verplichting voor de vennoten de tot op heden bestaande schulden, drukkende op het tot op heden door A [de beherend vennoot] alleen uitgeoefende bedrijf, tot een bedrag van ƒ nihil voor hun reke-ning te nemen;
2. De commanditaire vennoot brengt in een som van ƒ 185.000,-- in contanten.
3. Voorts brengt ieder der beherende vennoten in zijn volledige kennis, arbeid en vlijt.
4. Met onderling goedvinden kunnen de vennoten ieder meer geld of meer en andere zaken en rechten in de vennootschap inbrengen.
5. Ieder der vennoten wordt voor zijn inbreng in geld of goederen op zijn rekening in de boeken der ven-nootschap gecrediteerd ten belope van het bedrag of de waarde daarvan.
6. Op een ieder balans van de vennootschap moet het kapitaal van de commanditaire vennoot en van de beide beherende vennoten worden opgenomen, bestaande uit ieders inbreng ingevolge de leden 1, 2 en 5 en uit de verhoging hiervan ingevolge lid 4 en ingevolge de in de vennootschap gelaten winst over-eenkomst artikel 11, lid 2.
(…)
Art. 9
1. Ter berekening van de jaarlijkse zuivere winst worden van de brutoverdiensten afgetrokken alle verlie-zen, bedrijfskosten (…), een en ander bepaald overeenkomstig goed koopmansgebruik.
2. (…)
3. Op de nettowinst, die resteert na aftrek van de in de leden 1 en 2 genoemde uitgave en afschrijvingen, wordt allereerst in mindering gebracht een rente gebaseerd op Euribor vermeerderd met 1,5% over het kapitaal van ieder vennoten, als bedoeld in art. 3 en art. 11, lid 2, welke rente als winstaandeel aan iedere vennoot toekomt.
4. (…)
5. Het restant van de nettowinst der vennootschap wordt tussen de vennoten gelijkelijk verdeeld, behou-dens het hierna in art. 10 bepaalde en met dien verstande, dat de commanditaire vennoot per jaar als vergoeding, bedoeld in lid 3 en als zijn aandeel in de winst te zamen niet meer zal genieten dan de helft van het restant van de nettowinst der vennootschap in totaal.
6. De door de vennootschap in enig boekjaar geleden verliezen worden gelijkelijk door de vennoten ge-dragen en het ten laste van ieder hunner komend aandeel daarin zal worden gebracht in mindering van het credit zijner rekening.
7. De commanditaire vennoot zal echter niet gehouden zijn alsnog enige som ter dekking van geleden verliezen te storten boven het in artikel 3 genoemde bedrag van zijn inbreng.
8. Op het aan de commanditaire vennoot over enig boekjaar toekomende winstaandeel zal worden gekort zijn aandeel in het over een ander boekjaar geleden verliezen, voor zover dit ingevolge lid 6 niet ver-haald kan worden.
(…)
Art. 12
De vennootschap eindigt, onverminderd het bepaalde in art. 1684 BW:
a na gedane opzegging door één der beherende vennoten overeenkomstig het bepaalde in art. 2;
b bij aanvrage tot surséance tot betaling (…);
c door faillissement;
d door overlijden van een van de vennoten.
Art. 13
1. Bij het eindigen der vennootschap is ieder der vennoten in het vermogen der vennootschap gerech-tigd voor het bedrag, waarvoor hij ingevolge het bepaalde in art. 3 in de boeken is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of geleden in het laatste boekjaar blijkens de balans en winst- en verliesrekening opgemaakt overeenkomstig het in art. 8 en 9 en art. 13, lid 2 bepaalde.
2. Op deze na beëindiging der vennootschap op te maken balans zullen de activa der vennootschap worden opgenomen tegen de verkoopwaarde (indien het bedrijf wordt geliquideerd: tegen de li-quidatiewaarde), terwijl voorts in deze slotbalans de goodwill zal worden geactiveerd. Deze goodwill zal aan het kapitaal van elk der vennoten worden toegerekend op de voet van art. 9, lid 5.
3. Uit de goodwill zal een éénmalig maximaal bedrag van ƒ 185.000,-- aan de beherend vennoot worden toegerekend.
Art. 15
Indien de vennootschap eindigt op één der in art. 12 genoemde wijzen, gelijk mede, indien de beherende venno-ten het in art. 14, lid 4, bedoelde verlangen niet te kennen geven, ontvangt de commanditaire vennoot resp. ont-vangen diens erfgenamen of rechtverkrijgenden, voor zover het vennootschapsvermogen na de voldoening der schulden zulks toelaat, allereerst zijn commanditair kapitaal als bedoeld in art. 13.
(…)
Art. 20
1. In geval van eindigen van de vennootschap zullen haar zaken zo spoedig mogelijk worden veref-fend: (…)
2. (…)
3. (…)
4. Bij liquidatie zal het na toepassing van art. 15 resterende vennootschapsvermogen aan elk der be-herende vennoten eerst het saldo van zijn kapitaalrekening worden uitgekeerd en vervolgens het overschot gelijkelijk worden verdeeld. Indien de activa niet toereikend zijn, zal aan de beherende vennoot, die een hoger kapitaalsaldo heeft dan de andere beherende vennoot, eerst zijn meerdere kapitaal zoveel mogelijk worden uitgekeerd. Verlies wordt door de beherende vennoten steeds ge-lijkelijk gedragen. De commanditaire vennoot zal echter nimmer tot bijstorting verplicht zijn.
5. (…).