ECLI:NL:GHSGR:2009:BJ2734
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. de Haan - Boerdijk
- A. van Nievelt
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige en belangenafweging tussen moeder en verwekker
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige, geboren op [datum in] 2006 te Gouda. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was van mening dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij een langdurige affectieve relatie met de man had gehad. De moeder stelde dat zij de man slechts incidenteel had ontmoet en dat hij haar onder zware psychische druk had gezet om haar eerste zwangerschap af te breken. De man, verweerder in hoger beroep, betwistte de stellingen van de moeder en stelde dat zij een LAT-relatie hadden gehad. Hij voerde aan dat de erkenning van de minderjarige geen bedreiging vormde voor de ongestoorde verhouding tussen de moeder en het kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaten en de bijzondere curator. Het hof heeft de belangen van de verwekker en de moeder afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige centraal stond. De moeder had emotionele weerstand tegen de erkenning, maar het hof oordeelde dat deze onvoldoende was om de erkenning te weigeren. Het hof concludeerde dat de man recht had op erkenning van zijn relatie met de minderjarige, en dat er geen reëel risico bestond dat de moeder niet in staat zou zijn om een stabiel opvoedingsklimaat te bieden.
Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking van de rechtbank, die vervangende toestemming had verleend aan de man tot erkenning van de minderjarige. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, en de belangen van alle betrokken partijen.