ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7412

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.114.019
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de opvoedingssituatie van een gedetineerde vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2], kinderen van een gedetineerde vader. De vader, die in detentie zit vanwege een geweldsdelict, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter die de kinderen onder toezicht had gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ) voor de duur van één jaar. De vader betwistte de noodzaak van de ondertoezichtstelling en voerde aan dat er geen ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van zijn kinderen waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader een voorbeeldfunctie heeft voor zijn kinderen en dat de detentie van de vader een serieuze risicofactor vormt voor de psychosociale groei van de kinderen. De vader heeft een geschiedenis van (huiselijk) geweld en andere strafbare feiten, wat bijdraagt aan de zorgen over de opvoedingssituatie. Het hof heeft ook geconstateerd dat de kinderen, vooral [kind 2], problematisch gedrag vertonen op school en dat er zorgen zijn over hun sociale en emotionele ontwikkeling.

De Raad voor de Kinderbescherming en BJZ hebben aangegeven dat er een reële dreiging bestaat voor de ontwikkeling van de kinderen, vooral gezien de invloed van de vader en zijn gedrag. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling van de kinderen gerechtvaardigd is, omdat andere middelen om de dreiging af te wenden hebben gefaald of naar verwachting zullen falen. De beschikking van de kinderrechter is dan ook bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt het belang van de rol van ouders in de ontwikkeling van kinderen en de risico's die gepaard gaan met detentie van een ouder. Het hof heeft de vader aangespoord om open te staan voor hulpverlening, die niet als straf, maar als ondersteuning bedoeld is.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 december 2012
Zaaknummer 200.114.019
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.C. Koolmees, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Friesland en Flevoland,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
Belanghebbende:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 27 juni 2012 (zaaknummer 120139 / FJ RK 12-533) heeft de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden de minderjarigen [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [kind 1]) en [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [kind 2]), onder toezicht gesteld van BJZ met ingang van 27 juni 2012 voor de termijn van één jaar.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 25 september 2012, heeft de vader verzocht de beschikking van 27 juni 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de raad om [kind 1] en [kind 2] onder toezicht te stellen van BJZ voor een periode van één jaar, af te wijzen.
Bij brief van 3 oktober 2012 heeft de raad meegedeeld dat ter zitting mondeling verweer zal worden gevoerd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder:
- een brief, met bijlage, van 23 oktober 2012 van mr. Koolmees;
- een brief, met bijlagen, van 24 oktober 2012 van BJZ.
Van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] zijn op 17 oktober 2012 brieven ingekomen ter griffie van het hof. Gelet op de verschillende schrijfwijzen van de voornamen van de minderjarigen in enerzijds hun eigen verklaringen en anderzijds de overige stukken heeft het hof ambtshalve de schrijfwijze in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens gecontroleerd. Het hof zal deze schrijfwijze aanhouden, derhalve [kind 1] en [kind 2].
Ter zitting van 9 november 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de heer [Z] namens de raad. Als belanghebbenden zijn verschenen mevrouw mr. [X] en mevrouw [Y] namens BJZ. De moeder [de moeder] is - nu zij geen gezag heeft - ten onrechte door het hof als belanghebbende aangemerkt en opgeroepen voor de zitting. Zij is echter niet ter terechtzitting verschenen. Mr. Polak heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota.
De beoordeling
De feiten
1. Uit de relatie tussen de moeder en de vader zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De vader is belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2].
2. De vader zit momenteel in detentie. [kind 1] verblijft op dit moment bij zijn tante (vz). [kind 2] verblijft bij de huidige partner van de vader, mevrouw [A].
3. De raad heeft bij verzoekschrift d.d. 1 juni 2012 bij de rechtbank een verzoek ingediend om [kind 1] en [kind 2] voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van BJZ.
4. Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". De vader heeft tegen die beschikking hoger beroep ingesteld.
De overwegingen
5. Voor het antwoord op de vraag of de minderjarigen onder toezicht moeten worden gesteld, dient te worden beoordeeld of de minderjarigen zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling is een reële dreiging van een verstoorde ontwikkeling voldoende.
6. De raad heeft in december 2011 een melding van de politie ontvangen dat [kind 2] werd verdacht van medeplichtigheid aan diefstal in vereniging. Naar aanleiding hiervan heeft de raad in januari 2012 een basisonderzoek afgerond. De vader wilde niet meewerken aan dit onderzoek omdat hij van mening was (en is) dat [kind 2] onschuldig is en dat het goed met [kind 2] gaat. De raad heeft in het basisonderzoek geconstateerd dat [kind 2] zich geregeld respectloos gedraagt richting vrouwen en dat het contact tussen hem en zijn docenten slecht is. Aangezien de raad geen volledig beeld heeft kunnen krijgen vanuit het basisonderzoek maar zich wel zorgen maakt over het feit dat [kind 2] op 12-jarige leeftijd met de politie in aanraking is gekomen, dat vader niet mee wil werken aan het raadsonderzoek en dat het gedrag van [kind 2] op school soms negatief is, heeft de raad besloten het onderzoek uit te breiden naar de opvoedingssituatie van [kind 2] en - in verband met een AMK-melding in maart 2012 ook naar - [kind 1].
7. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat de dag na de mondelinge behandeling in eerste aanleg [kind 2] door de kinderrechter is vrijgesproken. Volgens de vader zijn er geen gronden voor een ondertoezichtstelling en is [kind 2] destijds dan ook ten onrechte door de school geschorst. De vader stelt dat [kind 2] geen leermoeilijkheden heeft en dat [kind 2] goed contact met leeftijdgenoten heeft. [kind 2] laat naar de mening van de vader alleen soms gedrag zien dat bij een puber hoort. Voordat [kind 2] verdacht werd van medeplichtigheid aan diefstal heeft de school - zo stelt de vader - nooit zorgen geuit over [kind 2].
Ten aanzien van [kind 1] blijkt volgens de vader nergens uit de stukken dat er sprake is van ernstige bedreigingen in zijn ontwikkeling. De vader stelt dat hij oog heeft voor wat [kind 1] bezig houdt.
Met betrekking tot zijn eigen persoon stelt de vader dat hij "misschien niet altijd een engel is geweest", maar dat dit onverlet laat dat hij goed voor zijn zonen kan zorgen.
8. Het hof stelt vast dat de verdenking van [kind 2] van medeplichtigheid aan diefstal weliswaar de aanleiding is geweest voor de raad tot het doen van onderzoek, maar dat tijdens het onderzoek ook andere zorgsignalen naar voren zijn gekomen. Dat [kind 2] is vrijgesproken maakt derhalve niet dat de grond voor het verzoek tot ondertoezichtstelling is komen te vervallen. Er zijn zorgen over de opvoedingsomgeving van [kind 1] en [kind 2]. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vader sinds afgelopen zomer gedetineerd zit in verband met een geweldsdelict uit 2007. Deze detentie duurt naar verwachting tot mei 2013. De vader is vanaf 1994 meerdere keren met de politie in aanraking gekomen - onder andere in verband met (huiselijk) geweld, overtreding van de Opiumwet, rijden onder invloed en vernielingen - en hij heeft meerdere gevangenisstraffen uitgezeten. Gebleken is dat er meerdere malen sprake is geweest van huiselijk geweld tussen de vader en zijn (ex-)vriendin. Dat hiervan geen aangifte is gedaan, doet hier niet aan af. De vader komt uit het raadsonderzoek naar voren als een dominante, bepalende man, waardoor hij soms problemen veroorzaakt. Het lijkt er volgens de raad op dat [kind 2] dit gedrag van zijn vader heeft overgenomen en er bestaat vanwege dit gedrag de kans dat [kind 2] niet op zijn huidige school kan blijven. BJZ heeft ter zitting verklaard dat het verontrustend is dat de vader onvoldoende openstaat voor de zorgen rondom de (gewetens)ontwikkeling van zijn kinderen, zich verzet tegen iedere vorm van advies, zich voortdurend aangevallen en gekrenkt voelt, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen problematiek en zijn eigen optreden en geen enkel inzicht toont in de effecten van zijn gedrag op zijn omgeving. De bedreiging van [kind 2] en [kind 1] betreft derhalve met name de problemen in de agressieregulatie van de vader, waardoor hij reeds verschillende keren in detentie heeft gezeten en thans opnieuw weer zit. De vader geeft door zijn gedrag niet het goede voorbeeld aan zijn kinderen, die derhalve niet leren op adequate wijze met hun frustraties om te gaan. Ook is de vader wanneer hij in detentie zit niet beschikbaar voor de dagelijkse zorg en sturing van zijn kinderen.
Ten aanzien van [kind 2] heeft de raad in zijn rapport als zorgsignalen vermeld dat [kind 2] op school dominant gedrag laat zien: hij is erg bepalend naar medeleerlingen en hanteert zijn eigen regels. [kind 2] is bij veel incidenten betrokken en heeft er moeite mee zijn eigen aandeel daarin onder ogen te zien en verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. De school vreest dat wanneer [kind 2] niet wordt bijgestuurd, dit gedrag op langere termijn de leerontwikkeling belemmert. Volgens de raad bestaat er bij [kind 2] het risico dat hij in de toekomst delinquent en/of anti-sociaal gedrag gaat vertonen. [kind 2] heeft moeite om autoriteit te accepteren en ervaart snel dat hij onrechtvaardig wordt behandeld. Hierdoor wordt hij bedreigd in zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ten aanzien van [kind 1] acht de raad het zorgelijk dat [kind 1] weinig tot geen kindsignalen laat zien en zeer teruggetrokken gedrag vertoont.
9. Gelet op het vorenstaande is het hof met de raad en BJZ van oordeel dat sprake is van een reële dreiging van een verstoring in de ontwikkeling van [kind 2] en [kind 1].
De vader heeft als gezaghebbende ouder een voorbeeldfunctie voor zijn kinderen. Gebleken is dat [kind 2] het rolmodel van zijn vader overneemt. Het hof acht het gevaar aanwezig dat - zoals BJZ ook ter zitting heeft aangegeven - met name [kind 2] afglijdt naar onaangepast gedrag en dat hij niet leert om autoriteit te accepteren. Zowel [kind 2] als [kind 1] zijn op een kwetsbare en ontvankelijke leeftijd en de vader vervult een belangrijke voorbeeldfunctie. Daar komt bij dat kinderen van een gedetineerde ouder tot een zeer kwetsbare groep in de samenleving behoren. Detentie van een ouder is een serieuze risicofactor voor de psychosociale groei van een kind. In dit kader acht het hof het ook zeer zorgelijk dat de vader door zijn eigen handelen soms niet in staat is zijn taak als opvoeder uit te voeren omdat hij gedetineerd zit.
10. Naar het oordeel van het hof is tevens voldoende gebleken dat de bedreiging niet kan worden weggenomen door middel van hulpverlening in een vrijwillig kader. De vader ziet de problemen bij [kind 2] en [kind 1] niet in en heeft in het verleden daarom geen hulp willen accepteren. Het hof wil - net als de raad - de vader dringend adviseren de hulpverlening een kans te geven en hiervoor open te staan. Zoals BJZ ook ter zitting heeft opgemerkt is de ondertoezichtstelling niet bedoeld als straf, maar juist als middel tot opvoedondersteuning. BJZ werkt dan ook enkel in het belang van de kinderen.
11. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de dreiging in de sociaal-emotionele ontwikkeling van [kind 2] en [kind 1] nog niet afgewend is. Ook is voldoende gebleken dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of zullen falen. Naar het oordeel van het hof is de ondertoezichtstelling van [kind 2] en [kind 1] derhalve terecht uitgesproken.
Slotsom
12. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, voorzitter, G.M. van der Meer en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 december 2012 in bijzijn van de griffier.