ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6222

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.466
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na verbeterde omstandigheden van de moeder

In deze zaak gaat het om de opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] in de [gemeente X]. De moeder, appellante in deze procedure, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 6 februari 2012 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van [het kind] werd verlengd tot 12 februari 2013. De moeder is van mening dat de situatie zodanig is verbeterd dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder aanzienlijke stappen heeft gezet in haar persoonlijke ontwikkeling en opvoedingsvaardigheden. Ze heeft hulp gezocht en ontvangen van verschillende instanties, waaronder het RIBW en een islamitische gemeenschap, die haar ondersteunen in haar rol als moeder. De moeder heeft ook actief deelgenomen aan de opvoeding van [het kind] en heeft haar sociale netwerk uitgebreid.

Het hof heeft de argumenten van Bureau Jeugdzorg Overijssel (BJZ) in overweging genomen, die de verlenging van de ondertoezichtstelling steunden. BJZ heeft echter erkend dat de moeder positieve veranderingen heeft doorgemaakt en dat de hulpverlening nu in een vrijwillig kader kan plaatsvinden. Het hof is van oordeel dat de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder niet voldoende zwaarwegend zijn om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De moeder heeft blijk gegeven van haar bereidheid om hulp te zoeken en heeft geen gerechtvaardigde redenen gegeven om aan haar toekomstig gedrag te twijfelen.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk vernietigd en de ondertoezichtstelling van [het kind] opgeheven, met ingang van de datum van deze beschikking. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd. Deze uitspraak is gedaan op 12 juli 2012 door het Gerechtshof Leeuwarden.

Uitspraak

Beschikking d.d. 12 juli 2012
Zaaknummer 200.106.466
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.M. Wolff, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
Bureau Jeugdzorg Overijssel,
kantoorhoudende te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ.
Belanghebbende:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 6 februari 2012 (zaaknummer 194210 / JZ RK 12-37) heeft de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [het kind] (hierna: [het kind]), geboren op [geboortedatum] in de [gemeente X], met ingang van 12 februari 2012 verlengd tot 12 februari 2013.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 4 mei 2012, heeft de moeder verzocht de beschikking van 6 februari 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek tot verlening van de ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 29 mei 2012, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de moeder te verwerpen.
De vader is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 4 juni 2012 met bijlagen en een faxbrief van 29 juni 2012 met bijlage, beide van mr. Wolff. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) heeft bij brief van 15 mei 2012 laten weten dat hij op 22 januari 2009 een rapportage heeft uitgebracht en dat hij niet beschikt over recent uitgebrachte rapporten. Bij brief van 26 juni 2012 heeft de raad laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Ter zitting van 2 juli 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Wolff, de heer Van Duin en mevrouw Fregeres namens BJZ. De vader is uitgenodigd, maar is niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
1. Uit de affectieve relatie van de ouders is [het kind] geboren. De vader heeft [het kind] erkend. Het gezag over [het kind] berust bij beide ouders. [het kind] heeft het hoofdverblijf bij de moeder. Bij beschikking van 12 februari 2009 is [het kind] voor het eerst onder toezicht gesteld. BJZ heeft in het inleidend verzoekschrift verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft dat verzoek in de beschikking waarvan beroep toegewezen. De moeder is het daar evenwel niet mee eens.
2. Voor het antwoord op de vraag of de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarige moet worden verlengd, dient te worden beoordeeld of de minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
3. Het hof is met de moeder van oordeel dat thans van een dergelijke situatie niet langer sprake is. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
4. De situatie van de moeder is verbeterd. Ze heeft enige tijd geleden zelf hulp gezocht bij [Q] en ze heeft de aan haar gegeven adviezen opgevolgd. Dat heeft - ook volgens BJZ - positieve resultaten opgeleverd. De moeder heeft thans wederom ten behoeve van de opvoeding van [het kind] hulp gezocht bij [Q].
Niet weersproken is dat de moeder de logopediebehandeling van [het kind] heeft ondersteund en dat zij heeft meegewerkt aan onderzoek van [het kind] bij het audiologisch centrum in Zwolle.
De moeder is inmiddels opgenomen in een islamitische gemeenschap die zich richt op integratie en participatie in de Nederlandse samenleving. De moeder ontvangt veel steun van hen. De moeder heeft met hun hulp de woning opgeknapt. De gemeenschap helpt met het opknappen van de tuin. De moeder volgt bij het islamitisch centrum vrouwentrainingen en heeft daar -en ook bij de kinderopvang- contact met andere vrouwen. De moeder heeft haar sociale netwerk uitgebreid.
De moeder heeft langdurige steun van de Regionale Instelling voor Begeleiding bij Wonen, Werken en Welzijn (hierna: het RIBW) en kan daar om hulp vragen en zij doet dat ook regelmatig.
Budgetbeheer ondersteunt de moeder bij het beheer van haar financiën.
BJZ geeft aan dat een onderzoek en diagnose van de moeder nuttig is, zodat zij de juiste steun kan krijgen. De moeder heeft aangegeven dat ze bereid is zich te laten onderzoeken.
5. De moeder heeft er blijk van gegeven open te staan voor hulpverlening en ook daadwerkelijk om hulp en steun te vragen wanneer dit nodig is. Er zijn geen gerechtvaardigde redenen om te twijfelen dat zij in de toekomst niet meer de hulp zal zoeken die ze nodig heeft. De benodigde hulpverlening kan derhalve in een vrijwillig kader plaatsvinden. Voortzetting van de ondertoezichtstelling is dan ook niet langer noodzakelijk om de belangen van [het kind] te beschermen. De hulpverlening heeft overigens ook een signaalfunctie als er desondanks toch knelpunten ontstaan.
6. Het hof is met BJZ van oordeel dat er nog wel sprake is van enige problematiek. De (omgangs)contacten tussen de ouders verlopen namelijk op dit moment problematisch. De omgangsregeling verliep goed, zo blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 6 februari 2012. De omgangscontacten zijn evenwel negatief veranderd nadat de moeder hoger beroep heeft ingesteld. De vader heeft BJZ laten weten dat hij het niet met het hoger beroep eens is, maar het is het hof niet gebleken waarom. Nu er na deze beschikking in hoger beroep duidelijkheid aan de ouders gegeven zal zijn, de vader ter zitting van de rechtbank heeft aangegeven dat oudergesprekken hem zeer zinvol lijken en de moeder ter zitting heeft laten weten dat, nu het minder goed tussen hen gaat, zij die gesprekken ook wil, heeft het hof er vertrouwen in dat de ouders hun toezegging nakomen en dat zij een bemiddelaar zoeken die de oudergesprekken kan leiden. Het hof acht de zorgen over de contacten tussen de ouders en de omgangsregeling daarom niet voldoende zwaarwegend om de ondertoezichtstelling te kunnen rechtvaardigen.
7. Het hof zal de ondertoezichtstelling voor de periode tot de datum van deze beschikking bekrachtigen omdat de ondertoezichtstelling wel terecht door de rechtbank is verlengd. Er waren en zijn zorgen over [het kind] en de moeder heeft steun nodig (gehad) om hem op te kunnen voeden. Inmiddels heeft zij evenwel meer vaardigheden en inzicht gekregen en een groter sociaal netwerk. BJZ maakt zich nog zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder wanneer het niet goed met de moeder gaat en er stress is en heeft aangegeven dat belangrijk is dat de moeder dan terug kan vallen op hulpverlening en haar netwerk. Het hof acht aannemelijk geworden, dat de moeder met name stress heeft van de ondertoezichtstelling en hoe alles wat ze zegt en doet opgeschreven wordt, en dat ze richting BJZ verkrampt reageert vanuit haar (onterechte) angst dat [het kind] haar afgenomen zal worden. Het hof heeft er voldoende vertrouwen in dat als de ondertoezichtstelling afgerond is, er een grote stressfactor voor de moeder zal wegvallen, en dat de moeder voor eventuele andere stressklachten hulp zal zoeken binnen de bestaande hulpverlening om haar heen. Het hof is aldus tot het oordeel gekomen dat inmiddels volstaan kan worden met vrijwillige hulpverlening.
Slotsom
8. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de ondertoezichtstelling van [het kind] betreft voor de periode met ingang van de datum van deze beschikking;
en in zoverre opnieuw beslissende:
heft op de ondertoezichtstelling van de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] in de [gemeente X], met ingang van de datum van deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 juli 2012 in bijzijn van de griffier.