De beoordeling
Vaststaande feiten
1. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 23 februari 2011 de feiten vastgesteld. De rechtbank heeft in dat verband onder meer overwogen dat [geïntimeerde 1] moest uitwijken voor een jongen. In de toelichting op grief 3 heeft [appellant] dit bij gebrek aan wetenschap betwist. Het hof gaat aan deze betwisting voorbij. In het licht van de hierna te vermelden schriftelijke verklaringen en getuigenverklaringen is deze betwisting onvoldoende gemotiveerd. Nu verder niet van bezwaren is gebleken tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, zal ook het hof van deze vastgestelde feiten uitgaan. Deze feiten komen, aangevuld met wat verder in hoger beroep nog over de feiten is komen vast te staan, op het volgende neer.
1.1. [appellant] en [geïntimeerde 1] zijn broers. Unigarant is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [geïntimeerde 1].
1.2. [appellant] en [geïntimeerde 1] waren in februari 2009 samen met anderen op skivakantie in Val Thorens in Frankrijk. Zij waren (redelijk) ervaren skiërs. [appellant] en [geïntimeerde 1] en hun neef [neef] skieden al gedurende ongeveer een week in steeds wisselende volgorde en op wisselende afstanden achter elkaar aan of zij ontmoetten elkaar bij de skilift.
1.3. Op 24 februari 2009 moest [geïntimeerde 1], die achter [appellant] aan skiede, plotseling uitwijken voor een jongen die op één ski zijn pad kruiste. Bij deze uitwijkmanoeuvre raakte [geïntimeerde 1] vervolgens met een punt van de ski de skischoen van [appellant], die daardoor ten val kwam. Er waren ten tijde van deze gebeurtenis geen andere omstandigheden die het skiën gevaarlijk maakten.
1.4. [appellant] heeft letsel opgelopen ten gevolge van de val. Hij heeft gescheurde schouderbanden links en een beschadigd AC gewricht links. In december 2009 is hij aan zijn schouder geopereerd. [appellant], die een eigen bedrijf heeft, is vanaf de datum van het ongeval (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
1.5. [appellant] heeft [geïntimeerde 1] bij brief van 15 april 2009 aansprakelijk gesteld voor geleden en te lijden schade.
1.6. Mevrouw A. Oostrum van Raasveld expertise, door wie Unigarant zich heeft laten bijstaan, heeft met de advocaat van [appellant] de bij het ski-ongeval betrokken personen, namelijk [appellant], [geïntimeerde 1] en [neef] gehoord. Hun verklaringen over de toedracht van het ski-ongeval luiden voor zover van belang als volgt.
[appellant]:
“ (…) Wij maakten vervolgens met zijn drieën de afdaling ‘Plateau’. Dit is een blauwe piste en een korte afdaling. (…) Er was voldoende ruimte om te skiën. Die dag was het voor het eerst mooi weer.(…)Wij konden redelijk rechtuit naar beneden skiën. Ik skiede voorop, daarachter mijn broer en daarachter mijn neef [neef]. Mijn broer vertelde mij later dat hij moest uitwijken voor een kind (een jongen) dat in zijn skibaan kwam. Hij kon mij toen niet ontwijken en is mij achterop geskied. Het gebeurde achter mij. Ik heb dus niet gezien wat er gebeurde.”
[geïntimeerde 1]:
“ (…) Ik dacht dat het een rode afdaling was. (…) [appellant] was voorop en toen kwam ik, circa een meter achter hem, iets links van hem. [neef] zat weer achter mij. Ook weer 1 à 2 meter achter mij. (…) Toen zag ik uit een ooghoek dat er een jongetje op mij afkwam. Het jongetje kwam van links. Hij stond nog maar op een ski. (…) Ik dacht toen: ik ga achter mijn broer langs, om het jongetje te ontwijken. Dat lukte niet en toen raakte ik mijn broer vol op zijn schoenen. (…) Het was niet extreem druk op de piste. Het was niet overbevolkt. Het was die dag mooi weer.”
[neef]:
“ (…) [appellant] ging voorop, toen [geïntimeerde 1] en dan kwam ik. Ik denk dat ik zo’n 40 à 50 meter afstand had tot [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 1] had circa 20 meter afstand van [appellant]. Zij zaten dichter op elkaar dan dat ik op [geïntimeerde 1] zat. Wij gingen recht naar beneden. Er kwam toen een jongetje van rechts. Ik zag dat [geïntimeerde 1] dat jongetje wilde ontwijken. [geïntimeerde 1] skiede toen bij [appellant] achterop. Zij stonden nog even en toen vielen zij. Ik zat erachter, het gebeurde voor mijn neus”.
1.7. De Fédération Internationale du Ski (verder te noemen FIS) heeft regels opgesteld. De tweede en derde regel luiden als volgt:
“Iedere skiër moet te allen tijde op tijd kunnen stoppen of uitwijken. Hij moet zijn snelheid en wijze van skiën aanpassen aan zijn skivaardigheid, de conditie van de piste, de sneeuw en weersomstandigheden, alsook aan de drukte van de piste”
“De van achteren komende skiër moet zijn spoor zo kiezen dat hij skiërs voor zich niet in gevaar brengt.”
1.8. Unigarant heeft (namens [geïntimeerde 1]) aansprakelijkheid voor het ongeval betwist.