Arrest d.d. 15 mei 2012
Zaaknummer 200.099.663/01
(zaaknummer rechtbank: 129985/ KG ZA 11-340)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
De Gemeente Winsum,
zetelende te Winsum,
appellante,
in eerste aanleg: eisers,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. P.P.R. Hoekstra, kantoorhoudende te Groningen, die ook gepleit heeft,
Montagne II B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Montagne,
advocaat: mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudende te Amsterdam, voor wie heeft gepleit mr. A.A. Boot.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 25 november 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 23 december 2011 is door de Gemeente hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Montagne tegen de zitting van
6 maart 2012.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis in kort geding op 25 november 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen gewezen tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde, onder zaak-/rolnummer 129985/KG ZA 11-340, te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Het beslag op te heffen dat Montagne heeft gelegd op de percelen, kadastraal bekend Gemeente Winsum, sectie E, nummers 3660, 2713, 1880 (gedeeltelijk), 2390 (gedeeltelijk), 1916, 1917, 1052, 1572, 1573, 1054, 2812 (gedeeltelijk) en 2811, althans Montagne te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis het op die percelen gelegde beslag op te heffen en door te halen, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat Montagne in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 500.000,--;
2. Iedere andere voorlopige voorziening te treffen die Uw Gerechtshof passend acht met inachtneming van het belang van de Gemeente;
3. Montagne te veroordelen in de kosten van deze procedure, in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Montagne verweer gevoerd met als conclusie:
"dat het Uw gerechtshof moge behagen, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, te bevestigen het vonnis d.d. 25 november 2011 van de Voorzieningenrechter te Groningen, waarvan beroep, met veroordeling van de Gemeente, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof een dag bepaald waarop arrest zal worden gewezen.
De grieven
De Gemeente vier als zodanig aangeduide grieven opgeworpen.
De feiten
1. Voor de feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, verwijst het hof naar de feitenvaststelling zoals deze is opgenomen in het eveneens heden uitgesproken arrest met zaaknummer 200.091.546/01 tussen Montagne en de Gemeente. Een afschrift daarvan is aan dit arrest gehecht. Daaraan kunnen de volgende feiten, die evenmin tussen partijen in geschil zijn, worden toegevoegd.
1.1. Montagne heeft bij verzoekschrift van 27 mei 2011 verlof gevraagd om ter verzekering van verhaal voor een vordering van € 3.300.000,-- en ter verzekering van haar aanspraken op de gronden ten laste van de Gemeente conservatoir beslag te mogen leggen op de eigendomsrechten van de in het verzoekschrift onder 20. genoemde kadastrale percelen gemeente Winsum sectie E (hierna: de onroerende zaken). Dat verlof is verleend op 1 juni 2011.
1.2. De deurwaarder heeft op 6 juni 2011 uit kracht van dat verlof conservatoir beslag gelegd op de in het exploot vermelde onroerende zaken, 'geschiedende deze beslaglegging', aldus het exploot:
'tot zekerheid van verhaal voor de vordering van beslaglegger, welke vordering bij gemelde beschikking van de Voorzieningenrechter met rente en kosten voorlopig is begroot op een bedrag van € 3.300.000,00 (…)'
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. De Gemeente heeft in eerste aanleg de opheffing gevorderd van het op 6 juni 2011 ten laste van haar gelegde conservatoir beslag. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de Gemeente afgewezen.
De grieven
3. Met grief I wordt opgekomen tegen de in het bestreden vonnis onder 2.7, 2.9, 2.12 en 2.13 vastgestelde feiten. Uit de toelichting op de grief blijkt echter dat het onder 2.7 vastgestelde feit correct is, en dat dit op zichzelf ook geldt voor de onder 2.9 en 2.12 vermelde feiten, behoudens voor zover daarvan de door de Gemeente genoemde suggesties uitgaan. Die suggesties volgen daaruit echter niet, zodat de grief in zoverre faalt. Het hof heeft de feiten in het aangehechte arrest overigens zelfstandig vastgesteld. Daarin komt het door de voorzieningenrechter onder 2.13 vastgestelde feit niet voor. In zoverre slaagt de grief. Dat leidt evenwel nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.
4. De voorzieningenrechter is blijkens r.o. 4.1. e.v. van het bestreden vonnis ervan uitgegaan dat het conservatoir beslag primair strekt tot zekerheid van de leveringsverplichting van de Gemeente en subsidiair tot zekerheid voor verhaal van een vordering tot schadevergoeding. Voor zover het beslag strekt tot zekerheid voor de leveringsverplichting heeft de voorzieningenrechter zijn afwijzing van de vordering tot opheffing van het beslag daarop gegrond dat het vonnis van de voorzieningenrechter van 10 juni 2011 (waarbij de vorderingen van Montagne tegen de Gemeente zijn afgewezen) weliswaar zwaarwegend, maar niet doorslaggevend is (r.o. 4.9.) en voorts - kort gezegd - dat het belang van Montagne bij handhaving van het beslag hier de doorslag geeft (r.o. 4.10). Daartegen komen de grieven II en III op met het betoog dat het op 6 juni 2011 gelegde beslag geen leveringsbeslag (artikel 730 Rv) maar uitsluitend een verhaalsbeslag was, dat uit het vonnis van 10 juni 2011 blijkt dat de vordering van Montagne ondeugdelijk is en dat de belangen van de Gemeente bij opheffing van het beslag zwaarder wegen.
5. Grief II slaagt. Weliswaar blijkt uit het onder 1.1 genoemde verzoekschrift dat Montagne beoogde zowel conservatoir leveringsbeslag als conservatoir verhaalsbeslag te doen leggen, maar blijkens het onder 1.2 genoemde beslagexploot is enkel een verhaalsbeslag gelegd. Het hof is voorshands van oordeel dat het gelegde verhaalsbeslag niet ten nadele van de Gemeente kan worden 'aangevuld' met een leveringsbeslag (Hof Leeuwarden 8 april 1998,
LJN: AC0333). Wel kan op grond van het verleende verlof mogelijk alsnog een 'dubbel' beslag worden gelegd, maar die situatie ligt thans niet voor.
6. Voor ligt derhalve de vraag of de vordering van de Gemeente tot opheffing van het conservatoir verhaalsbeslag toewijsbaar is. In dat verband wordt het volgende voorop gesteld.
7. Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die opheffing vordert, met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De kort geding rechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd.
8. In het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van de voorzieningenrechter van 10 juni 2011 vorderde Montagne primair nakoming van de met de Gemeente op 20 december 2006 gesloten overeenkomst, en subsidiair een voorschot op schadevergoeding. Beide vorderingen zijn door de voorzieningenrechter afgewezen. Montagne is daarvan in hoger beroep gekomen. Bij het aangehechte arrest van heden heeft dit hof dat vonnis vernietigd en de Gemeente veroordeeld tot nakoming van de met Montagne gesloten Overeenkomst op straffe van verbeurte van dwangsommen. Daarmee is summierlijk de ondeugdelijkheid van de door Montagne gepretendeerde vordering tot schadevergoeding gegeven. Daarnaast neemt het hof, evenals de voorzieningenrechter, (rov. 4.8 van het bestreden vonnis) aan dat verondersteld mag worden dat de Gemeente aan een eventuele veroordeling tot betaling van een geldsom zal voldoen, zodat het belang van de Gemeente bij opheffing van het gelegde verhaalsbeslag prevaleert boven het belang van Montagne bij handhaving daarvan. Dat die veronderstelling onjuist zou zijn, is niet concreet onderbouwd door Montagne betoogd. Hetgeen Montagne in verband met het verhaalsbeslag overigens nog heeft aangevoerd (pleitnotities eerste aanleg sub 51-65, memorie van antwoord sub 57-75 en sub 88 en pleitnotities in hoger beroep) geeft het hof geen aanleiding tot een andere afweging van de betrokken belangen.
9. Het hoger beroep slaagt, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw recht doende, het verhaalsbeslag opheffen. Montagne dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 25 november 2011,
heft op het door Montagne gelegde beslag op de percelen, kadastraal bekend Gemeente Winsum, sectie E, nummers 3660, 2713, 1880 (gedeeltelijk), 2390 (gedeeltelijk), 1916, 1917, 1052, 1572, 1573, 1054, 2812 (gedeeltelijk) en 2811,
veroordeelt Montagne in de kosten van beide instanties, aan de zijde van de Gemeente in eerste aanleg begroot op € 653,78 voor verschotten en op € 816,00
voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, en aan de zijde van de Gemeente in hoger beroep begroot op € 759,78 voor verschotten en op
€ 13.740,00 (3 punten tarief VIII) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, R.A. van der Pol en S.M. Evers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 mei 2012 in bijzijn van de griffier.