De feiten
De door de rechtbank in het vonnis van 22 april 2009 onder 2.1. tot en met 2.20. vastgestelde feiten zijn tussen partijen niet in geschil, met uitzondering van het in 2.3. vastgestelde feit, te weten de door [appellant] verschuldigde saneringskosten van ruim € 2.000.000,00. Met inachtneming daarvan en samen met hetgeen overigens is komen vast te staan, komen de vaststaande feiten op het volgende neer.
1. [appellant] was eigenaar van een aantal onroerende zaken gezamenlijk bekend als het fabriekscomplex ‘De Toekomst’ te Scheemda (hierna: De Toekomst). De Toekomst is een voormalige strokartonfabriek met bijbehorende percelen grond en is aangewezen als rijksmonument.
1.1. In verband met het feit dat er op het terrein van De Toekomst asbesthoudende materialen waren aangetroffen heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Scheemda [appellant] op 22 april 2002 aangeschreven om het terrein te saneren.
1.2. Omdat [appellant] heeft nagelaten aan voornoemde aanschrijving te voldoen heeft de gemeente in het kader van bestuursdwang opdracht gegeven tot sanering van de opstallen op het terrein van De Toekomst, waarbij de kosten op [appellant] zijn dan wel nog worden verhaald.
1.3. [appellant] is enig belanghebbend certificaathouder van [geïntimeerde 1]. Bestuurder van [geïntimeerde 1] was [bestuurder geïntimeerde 1]. Op 3 oktober 2003 heeft [appellant] De Toekomst verkocht en geleverd aan [geïntimeerde 1] voor een symbolisch bedrag van € 1,00.
1.4. Naast enkele minder waardevolle onroerende zaken bestond vrijwel het gehele vermogen van [geïntimeerde 1] uit De Toekomst.
1.5. Tussen [geïntimeerde 1] en [appellant] was afgesproken dat [geïntimeerde 1] De Toekomst, eventueel na ontwikkeling, in gedeelten zou doorverkopen. Uit de opbrengsten hiervan zouden de door [appellant] betaalde saneringskosten door [geïntimeerde 1] aan hem worden terugbetaald. Blijkens artikel 6.4 van de notariële leveringsakte van 3 oktober 2003 is dienaangaande het volgende tussen partijen overeengekomen:
‘De koper verplicht zich om de vanaf een januari 2003 door de verkoper betaalde en de vanaf heden nog te betalen termijnen van de kosten van asbestsanering aan de verkoper (terug) te betalen, welk bedrag door de koper dient te worden voldaan op:
- het moment dat het verkochte wordt doorgeleverd aan derden, onder bepaling dat bij gedeeltelijke vervreemding (terug)betaling zal geschieden in een aan vorenbedoelde te vervreemden gedeelten evenredig aantal termijnen;
- (…)
- uiterlijk op één januari tweeduizend dertien.’
1.6. Op 20 juli 2004 heeft [geïntimeerde 1] een brief gestuurd aan [projectontwikkelaar] waarin is opgenomen, voor zover relevant:
‘Als vervolg op de hier boven genoemde AFSPRAAK 1 oktober 2003 bevestig ik, dat de samenwerking tussen de Directies van [geïntimeerde 1] en [projectontwikkelaar] aangaande de projectontwikkeling van de terreinen als zijn opgesomd in de Akte van levering van
3 oktober 2003 (…), waarvan afschrift in het bezit is van uw Directie naar de inhoud waarvan ik uw Directie verwijs, als enig projectontwikkelaar is gegund. (…)’
1.7. Op 27 augustus 2004 hebben [projectontwikkelaar] en [Architectenbureau] in opdracht van [geïntimeerde 1] een restauratieplan betreffende de ‘strokartonfabriek De Toekomst II’ uitgebracht.
1.8. Bij (notariële) ‘Akte van recht van koop’ van 7 november 2005 heeft [geïntimeerde 1] (als ‘optiegever’) aan [geïntimeerde 2] (als ‘optienemer’) een koopoptie verleend op De Toekomst. In die akte is, voor zover hier van belang, onder meer het volgende bepaald:
‘OVEREENKOMST VAN RECHT TOT KOOP (KOOPOPTIE)
‘Optiegever verleent aan optienemer, die dit aanneemt, het recht om de hierna te omschrijven registergoederen van optiegever te kopen tegen de hierna omschreven koopprijs en onder de hierna nader te omschrijven bepalingen en bedingen. Dit recht hierna te noemen: de koopoptie. De koopoptie kwalificeert als een zogenaamde ‘call-optie’, hetgeen impliceert dat de hierna te omschrijven registergoederen op eerste schriftelijke verzoek van optienemer daartoe door de optiegever aan de optienemer dienen te worden verkocht en binnen de hierna in artikel 4 omschreven termijn in goederenrechtelijke zin aan optienemer dienen te worden geleverd, een en ander op de wijze als hierna omschreven.
BEPALINGEN EN BEDINGEN
(…)
omschrijving registergoederen
Artikel 1
(…)
uitoefenen koopoptie
Artikel 2
Indien optienemer van de koopoptie wenst gebruik te maken, zal hij daarvan bij aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst of deurwaardersexploot aan optiegever moeten kennis geven. De koopovereenkomst komt tot stand op de datum gelegen één maand nadat de koopprijs tussen partijen is vastgesteld op de hierna in artikel 3 omschreven wijze en optienemer niet op basis van artikel 3 lid 2 heeft verklaard af te zien van de koop. Van de koopovereenkomst zullen de bepalingen, bedingen en voorwaarden deel uitmaken die terzake registergoederen als de onderhavige worden gehanteerd door de sectie Notariaat Vastgoed van Trip Advocaten en Notarissen.
Koopprijs
Artikel 3
1. a. De koopprijs die optienemer aan optiegever zal voldoen is gelijk aan de waarde die het registergoed heeft op de dag waarop middels de uitoefening van de koopoptie de koopovereenkomst tussen partijen ontstaat.
b. De waarde van het registergoed zal worden vastgesteld door twee makelaars in onroerende zaken ter plaatse bekend, van wie er één wordt benoemd door optiegever en de andere door optienemer. Bij gebreke van hun eenstemmigheid zal een derde makelaar worden benoemd door de rechtbank, sector Kanton, binnen wiens arrondissement het registergoed is gelegen op verzoek van de meest gerede partij. Deze derde deskundige zal een voor beide partijen bindend advies uitbrengen.
c. De makelaars zijn gehouden het registergoed te taxeren op basis van de marktwaarde, in de staat waarin het registergoed zich alsdan bevindt en overigens rekening houdend met de eventuele aanwezigheid van de bijzondere lasten en beperkingen van civielrechtelijke aard.
d. De makelaars zullen aan ieder van partijen hun rapport uitbrengen uiterlijk binnen twee maanden nadat hen de opdracht tot taxatie werd gegeven.
e. (…)’
1.9. [makelaar 1] heeft in opdracht van [geïntimeerde 1] De Toekomst getaxeerd. Haar taxatierapport is gedateerd 14 februari 2006 en daarin is de vrije onderhandse verkoopwaarde bepaald op € 1.835.000,--. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de ondergrond niet schoon is en gedeeltelijk zal moeten worden ontdaan van vervuilde grond en van asbestdelen.
1.10. Vervolgens is De Toekomst in opdracht van [geïntimeerde 1] getaxeerd door [makelaar 2] en in opdracht van [geïntimeerden] door [makelaar 3]. [makelaar 2] heeft De Toekomst in haar rapport van 10 mei 2006 getaxeerd op een waarde van € 785.000,00, waarbij als uitgangspunten meegewogen zijn:
• De bestemming ‘bedrijventerrein’
• Een verdeling van de grondposities in uitgeefbare en niet-uitgeefbare grond, waarbij een uitgiftepercentage van 80% is gehanteerd.
• Geraamde kosten voor bouwrijp maken van € 20,- per m2 (boven-en ondergrondse infrastructuur)
[makelaar 3] heeft De Toekomst in haar rapport van 20 februari 2006 getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde van € 825.000,--. Bij deze taxaties door [makelaar 2] en [makelaar 3] is geen rekening gehouden met de vervuiling van de grond en saneringskosten.
1.11. Bij (notariële) ‘Akte houdende tweede aanvulling recht tot koop’ van 23 mei 2006 is tussen [geïntimeerde 1] (als optiegever) en [geïntimeerde 2] (als optienemer) onder meer het volgende overeengekomen:
‘Optiegever en optienemer zijn in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van de Koopovereenkomst overeengekomen dat de koopprijs van de registergoederen zal worden verkregen door een bedrag van achthonderd duizend euro (€ 800.000,00) te verminderen met de ter plaatse te maken saneringskosten. Onder ‘saneringskosten’ in voorgaande zin verstaan optiegever en optienemer: alle ter plaatse van de registergoederen te maken saneringskosten tot een waarde die krachtens de alsdan geldende milieuwetgeving en/of milieurechtspraak nodig/vereist is voor het door optienemer beoogde gebruik van de registergoederen als industrieterrein. De omvang van deze saneringskosten zal voor het tijdstip van de levering worden begroot door een daarin deskundig onderzoeks-en/of ingenieursbureau (…).'
1.12. In opdracht van de provincie Groningen heeft Arcadis in het kader van eventueel uit te oefenen bestuursdwang een rapport ‘nader bodemonderzoek bedrijventerrein ‘De Toekomst’ te Scheemda’ uitgebracht, gedateerd 27 maart 2007. Daaruit blijkt dat ‘de gehele locatie en ook de individuele deellocaties over het algemeen in meer of mindere mate verontreinigd zijn’. Arcadis heeft daarin aanbevelingen gedaan.
1.13. Op verzoek van [geïntimeerden] heeft D.H.V. B.V. (hierna: DHV) op 15 juni 2007 ‘globale kostenramingen voor de uit te voeren saneringswerkzaamheden in het kader van de herontwikkeling van de locatie De Toekomst te Scheemda’ opgesteld. Daarin is onderscheiden in vier kostenramingen:
1. De multifunctionele variant, waarbij alle verontreinigingen worden
verwijderd. De daaraan verbonden kosten zijn begroot op € 13.537.500,00
exclusief btw;
2. De minimale functionele variant, waarbij de gehele locatie ontwikkeld kan
worden tot bedrijfsterrein met openbaar groen. De daaraan verbonden
kosten zijn begroot op € 2.357.000,00 exclusief btw;
3. De minimale variant met parkeervoorzieningen waarbij de meest
verontreinigde terreindelen worden voorzien van asfaltverharding als
saneringsmaatregel om contactmogelijkheden en verwaaiing van
verontreinigd materiaal tegen te gaan en geen verdere ruimtelijke
ontwikkeling plaatsvindt op verontreinigde terreindelen. De daaraan
verbonden kosten zijn begroot op € 1.811.077,50 exclusief btw.
4. De minimale variant, waarbij de meest verontreinigde terreindelen worden
voorzien van een leeflaag, waarna enkel en alleen een groenfunctie is
toegestaan op deze terreindelen. Het betreft daarmee een raming van
saneringskosten als geen herontwikkeling van het (verontreinigde) terrein
plaatsvindt (worst case). De daaraan verbonden kosten zijn begroot op
€ 883.325,21 exclusief btw.
1.14. Bij e-mail van 16 juli 2007 heeft [bestuurder geïntimeerde 1] onder meer volgende aan [geïntimeerden] geschreven:
‘(…) Om tot vaststelling van de koopprijs te komen van het terrein ‘Toekomst’ Scheemda is het voorstel gevolgd van het aanwijzen van elk een taxateur en als zekerheidstelling een door [geïntimeerde 1] te geven hypotheek na Koopoptie. (…) Bij het aangaan van de koopoptie is bepaald, dat het terrein geschikt moet zijn voor industrieel gebruik. [geïntimeerde 1] beheer is in het bezit van een berekening van het Ingenieursbureau ECO-Reest te Zuidwolde dat de kosten voor sanering ca. € 350.000,00 zouden bedragen. Deze berekening is gemaakt op grond van de toen bekende bodemgegevens die niet veel afwijken van het laatste onderzoek. Op grond van door DHV berekende saneringskosten na bodemonderzoek op last van provincie Groningen komt het benodigde bedrag boven de koopsom € 800.000,00 uit. Volgens de koopoptie heeft [geïntimeerde 1] een saneringsplicht op zich genomen, zoals dat uit de koopoptie blijkt en zo wil ik het ook houden. (...) In de akte kan de berekening worden opgenomen waaruit blijkt dat het terrein een negatieve waarde heeft. (…) En tot slot wat betreft de berekeningen door DHV beschouw ik deze als een schets. Ik heb deze voorgelegd aan deskundigen en ik heb een transportondernemer geraadpleegd. In het algemeen wordt geoordeeld, dat de hoeveelheden en de bedragen wel erg hoog zijn. (…)’
1.15. Op 16 juli 2007 is De Toekomst door [geïntimeerde 1] (als verkoper) geleverd aan [geïntimeerde 3] (als koper) De akte van levering vermeldt, voor zover van belang, onder meer het volgende:
De comparanten verklaarden het volgende:
KOOPOVEREENKOMST, NADER TE NOEMEN MEESTER
1. Verkoper en [geïntimeerde 2] hebben een overeenkomst van
koop gesloten, waarbij verkoper heeft verkocht aan [geïntimeerde 2], die van verkoper heeft verkocht de hierna omschreven
registergoederen. Deze overeenkomst van koop (hierna ook te noemen:
“de koopakte”). De koopakte dan wel een kopie daarvan wordt als
bijlage aan deze akte gehecht.
2. In de koopakte is aan [geïntimeerde 2] het recht toegekend om
(een) volmachtgever(s) aan te wijzen voor wie [geïntimeerde 2]
de hierna omschreven registergoederen heeft gekocht.
3. [geïntimeerde 2] heeft koper als haar volmachtgever
aangewezen, dan wel wijst hierbij koper als haar volmachtgever aan,
welke aanwijzing door koper is aanvaard, dan wel hierbij door koper
wordt aanvaard.
4. Verkoper is bekend met deze aanwijzing en verklaart koper als enig
koper te erkennen.
5. Op grond van de koopovereenkomst en hetgeen hiervoor is vermeld, zal
verkoper het registergoed aan koper leveren, tegen betaling van de
koopprijs door koper aan verkoper.
(…)’
In de koopakte van 16 juli 2007 (productie 4 bij memorie van antwoord), die als bijlage is genoemd bij deze leveringsakte is, voor zover van belang, onder meer het volgende bepaald:
‘II. KOOPPRIJS
1. De koopprijs van het Verkochte bedraagt één euro (€ 1,00).
2. De koopprijs van het Verkochte is tussen partijen vastgesteld door een
bedrag van achthonderdduizend euro (€ 800.000,00) te verminderen
met de thans begrote omvang van de ter plaatse daadwerkelijk te maken
saneringskosten. Onder ‘saneringskosten’ in voorgaande zin verstaan
Verkoper en Koper: alle ter plaatse van het Registergoed daadwerkelijk
te maken saneringskosten tot een waarde die krachtens de ten tijde van
het verrichten van de saneringswerkzaamheden geldende
milieuwetgeving en/of milieurechtspraak nodig/vereist is voor het
gebruik van het Registergoed als industriegrond eventueel vermeerderd
met de daarover verschuldigde omzetbelasting, doch echter slechts voor
zover deze door Koper – gezien het door hem beoogde gebruik van het
Registergoed – niet op de voet van artikel 15 van de Wet op de
omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek voorbelasting kan
worden genomen.
3. Wanneer achteraf, nadat de Sanering van het Registergoed is voltooid,
blijkt:
- dat de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten lager zijn dan gemeld
bedrag van achthonderdduizend euro (€ 800.000,00), en/of
- dat Koper, doordat in het verleden door Verkoper en/of zijn
rechtsvoorgangers reeds saneringskosten zijn voldaan die nog
subsidiabel (blijken te) zijn, daadwerkelijk meer subsidie voor de
sanering van het Registergoed heeft ontvangen dan dat Koper
anderszins had kunnen ontvangen;
dan is Koper verplicht het verschil en/of dit meerdere per omgaande aan
Verkoper uit te keren op een door Verkoper daartoe aan te geven wijze,
echter uitdrukkelijk na verrekening met de omvang van de vorderingen
die zijn ontstaan doordat door Koper kosten/vorderingen jegens derden
heeft voldaan die in feite door Verkoper hadden behoeven te worden
gedragen (waaronder uitdrukkelijk maar niet uitsluitend zijn begrepen
de kosten wegens doorhaling van de hierna in artikel 7 lid 2 omschreven
beslagen). Wanneer achteraf, nadat de sanering van het Registergoed is
voltooid, blijkt dat de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten hoger
zijn dan gemeld bedrag van achthonderdduizend euro (€ 800.000,00)
dan is Verkoper op geen enkele wijze jegens Koper verplicht om een
betaling aan Koper te doen (hetgeen in overeenstemming is met hetgeen
hierna in artikel 12 lid 2 is bepaald).’
1.16. Door de gemeente Scheemda is vanuit het Rijk subsidie toegekend aan [geïntimeerden] om het casco van De Toekomst te restaureren.
1.17. Na daartoe verkregen verlof heeft [appellant] op 24 augustus 2007 conservatoir beslag doen leggen op De Toekomst.
1.18. Bij brief van 17 december 2008 hebben Burgemeester en Wethouders van de gemeente Scheemda het volgende aan [geïntimeerden] geschreven:
‘In ons onderhoud van 19 november jl. deelde u ons mede dat de heer
[appellant] uit [woonplaats] beslag heeft gelegd op het onroerend goed van de strokartonfabriek ‘ De Toekomst’ te Scheemda. Als motivatie voor deze beslaglegging voert de heer [appellant] aan dat hij of de besloten vennootschap [geïntimeerde 1] voor deze locatie subsidie zou willen aanvragen voor de renovatie van de strokartonfabriek en deze locatie verder zou willen ontwikkelen hetgeen door de verkoop aan [geïntimeerde 3] nu niet meer mogelijk is. Hierbij verklaren wij als gemeente Scheemda, dat wij, gezien onze ervaringen met de heer [appellant] en de besloten vennootschap [geïntimeerde 1], geen zaken met genoemde partijen wensen te doen.’