ECLI:NL:GHLEE:2012:BV1967

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.096.643/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing conservatoire beslag na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van [appellant] tot opheffing van een conservatoir beslag dat was gelegd door Mobile Communication Company (MCC) B.V. en andere geïntimeerden. De vordering tot opheffing werd afgewezen, ondanks de vrijspraak van [appellant] in een strafzaak. De zaak begon met een overval op een vrachtwagen van MCC, waarbij goederen ter waarde van € 280.000,- werden gestolen. [appellant] werd als verdachte in beeld gebracht, maar werd later vrijgesproken van verduistering, diefstal of heling van de lading.

In eerste aanleg had de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen het verzoek tot opheffing van het beslag afgewezen, met de overweging dat het strafvonnis nog niet in kracht van gewijsde was en dat een vrijspraak in een strafzaak niet automatisch leidt tot civielrechtelijke aansprakelijkheid. [appellant] stelde dat hij de in beslag genomen goederen dringend nodig had voor zijn levensonderhoud en dat hij schade leed door de beslaglegging.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende redenen waren voor opheffing van het beslag, ondanks de vrijspraak. Het hof nam de motivering van de rechtbank over en voegde hieraan toe dat de belangen van partijen in overweging moesten worden genomen. De rechtbank had al overwogen dat de duur van het appel in de strafzaak voor beide partijen nadelig was, en dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid niet afhankelijk was van de strafrechtelijke vrijspraak.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid, en dat een vrijspraak in een strafzaak niet automatisch leidt tot opheffing van een conservatoir beslag.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 januari 2012
Zaaknummer 200.096.643/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging aangevraagd,
advocaat: mr. D.G. Nagel, kantoorhoudende te Almere,
die ook heeft gepleit,
tegen
1. Mobile Communication Company (MCC) B.V.,
gevestigd te Naarden,
2. Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. Amlin Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: MCC c.s.,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden,
voor wie gepleit hebben mr. M.J. Hajdasinski en mr. L.J. van Baren, advocaten te Rotterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 28 september 2011 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 24 oktober 2011, dat tevens de grieven bevat en vergezeld is van 8 producties, is door [appellant] spoedappel ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van MCC c.s. tegen de zitting van 8 november 2011.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"het vonnis van de Voorzieningenrechter (…) tussen partijen gewezen te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vorderingen van appellant tot opheffing van het door geïntimeerden gelegde beslag en te bepalen dat geïntimeerden in de proceskosten worden veroordeeld worden toegewezen, aldus met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
MCC c.s. hebben van eis geconcludeerd.
Bij memorie van antwoord, waarbij 4 producties zijn gevoegd, is door MCC c.s. verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis (…) zo nodig met verbetering van gronden te bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het appel."
MCC c.s. hebben bij akte nog een vijfde productie overgelegd.
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd op het pleitdossier.
De grieven
[appellant] heeft vier grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. [appellant] heeft niet gegriefd tegen de door de voorzieningenrechter onder 2.1 tot en met 2.8 vastgestelde feiten. Samen met wat voorts tussen partijen is komen vast te staan, komen deze feiten op het volgende neer.
1.1 Op 12 maart 2010 heeft een overval plaatsgevonden op een door chauffeur [chauffeur] bestuurde vrachtwagencombinatie van [transportbedrijf] Transport B.V., beladen met elektronicagoederen van MCC (geïntimeerde sub 1) ter waarde van ruim € 280.000,-. Onder aftrek van het eigen risico hebben de verzekeraars (geïntimeerden sub 2 en 3) MCC schadeloos gesteld.
1.2 [chauffeur] heeft, geconfronteerd met tachograafgegevens die strijdig waren met zijn eerdere verklaringen, op enig moment tegenover de politie toegegeven dat deze overval in scène is gezet en dat hij daarbij een actieve rol heeft gespeeld. Voorts heeft [chauffeur] namen van anderen genoemd, wat heeft geleid tot verder onderzoek. Ook [appellant] is toen als mogelijk verdachte in beeld gekomen.
1.3 Het einddossier van de Bovenregionale Recherche Midden Nederland vermeldt, voor zover hier relevant, het volgende:
"RESUMÉ
(…)
- Uit zowel de tachograafgegevens als de verklaringen van [chauffeur] in de hoedanigheid als verdachte en de verklaring van getuige [getuige] bleek dat de lading van de vrachtwagen kennelijk was gelost op de [adres] te [plaats].
- Gezien de verklaring van getuige [getuige] was [appellant] kennelijk aanwezig bij het lossen van de vrachtwagen. Uit telecomgegevens bleek dat de telefoon welke kennelijk bij [appellant] in gebruik was, op 12 maart 2010 omstreeks het tijdstip van het vermoedelijke lossen van de vrachtwagen een zendmast in de directe omgeving van de [adres] te [plaats] aanstraalde. Gezien verklaringen, observaties en camerabeelden was [appellant] kennelijk de gebruiker van de loods [adres]."
1.4 Op 6 januari 2011 zijn diverse zaken van [appellant], waaronder auto's en schilderijen, op de voet van art. 94 Sv in beslag genomen. Met verlof van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen d.d. 29 maart 2011 heeft MCC conservatoir beslag gelegd op die goederen, die zich bij Dienst Domeinen te Hoogeveen bevonden. De termijn voor het instellen van de hoofdzaak is verschillende maken verlengd. Uiteindelijk is de dagvaarding in de hoofdzaak op 3 oktober 2011 uitgebracht en [appellant] is daarin opgeroepen op 16 mei 2012 te verschijnen.
1.5 Inmiddels is [appellant], anders dan twee andere verdachten, op 13 april 2011 door de Rechtbank Utrecht vrijgesproken van verduistering, diefstal of heling van de lading. [appellant] heeft iedere betrokkenheid ontkend.
1.6 De officier van Justitie is in hoger beroep gegaan van het tegen [appellant] gewezen vonnis. Een verzoek van de advocaat-generaal om [getuige] als getuige te horen, is door het hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, op 6 september 2011 afgewezen. [appellant] heeft nog geen oproep gekregen voor de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.
1.7 [appellant] heeft tijdens het pleidooi op 4 januari 2012 verklaard dat de loods aan [adres] te [plaats] van [mede-eigenaar loods] is, dat hij in die loods een kantoorruimte deelt met [mede-eigenaar loods], dat hij daar dagelijks aanwezig is en geen medewerkers heeft, en dat bij die loods geen vrachtwagencombinaties plegen te komen. Dat is wel het geval bij de naburige loods waarin een bandenhandel is gevestigd. [appellant] pleegt 's morgens als eerste bij de loods aan te komen en zet dan het alarm af. [mede-eigenaar loods] gaat meestal als laatste weg en schakelt dan het alarm in.
Ook heeft [appellant] verklaard dat hij in maart 2010 over twee mobiele telefoons beschikte, waarvan één voor privégebruik. Die telefoon heeft het nummer waarmee de onder 1.3 bedoelde zendmast is aangestraald. Deze telefoon laat hij weleens in de loods achter als hij 's avonds bij familie in de buurt gaat eten en niet gestoord wil worden. Dan haalt hij de telefoon 's avonds weer op uit de loods, waartoe hij dan het alarm uit moet schakelen als [mede-eigenaar loods] al weg is.
[appellant] heeft verklaard [getuige] goed te kennen.
De beoordeling van het geschil in eerste aanleg
2. [appellant] heeft opheffing van het op 29 maart 2011 gelegde beslag gevorderd en daartoe gewezen op zijn vrijspraak. Bovendien heeft hij de in beslag genomen auto's dringend nodig ter voorziening in zijn levensonderhoud en lijdt hij schade door de beslaglegging.
3. De voorzieningenrechter heeft de grondslag voor de vordering verstaan als een beroep op een ondeugdelijk beslag, doch de gevorderde opheffing na belangenafweging afgewezen. Daartoe is onder meer overwogen dat het strafvonnis nog niet in kracht van gewijsde is, terwijl vrijspraak in een strafzaak niet in de weg staat aan civielrechtelijke aansprakelijkheid wegens betrokkenheid.
Beoordeling van de grieven
4. De grieven onderwerpen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof. Het hof zal de grieven dan ook gezamenlijk behandelen.
5. Ingevolge art. 705 lid 2 Rv, voor zover hier van belang, kan het beslag worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door MCC c.s. ingeroepen recht. Daarbij dienen de belangen van partijen te worden meegewogen, waaronder de ingrijpendheid van het beslag voor [appellant].
Naar voorlopig oordeel van het hof is voor opheffing onvoldoende reden.
6. Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd verworpen, behoudens de nieuwe stelling bij pleidooi dat de loods waarin mogelijkerwijs goederen uit de vrachtwagencombinatie zijn gelost, niet gelegen is aan [adres], maar daarnaast. [appellant] verwijst daarvoor naar de pijl op de foto op pagina 17 van het bij akte door MCC c.s. overgelegde expertiserapport dat is opgemaakt in het kader van de door MCC gesloten verzekering.
Het hof verwerpt deze stelling. Wat ook zij van de richting van de pijl op die foto (het hof kan dat op de zwart-wit afdruk niet goed zien), [chauffeur] en [getuige] hebben in hun tegenover de politie afgelegde verklaringen nr. 151 aangewezen als de loods waar de vrachtwagencombinatie werd gelost c.q. waarvan de roldeur zo ver mogelijk werd neergelaten op het dak van de deels binnengereden vrachtwagen, en zij hebben allebei verklaard over het scheve betonblok bij die loods. Overigens blijkt uit de tekst van het expertiserapport eveneens dat de expert niet van een andere loods dan die op nr. 151 is uitgegaan.
7. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog het volgende aan toe.
8. [chauffeur] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de vrachtauto achteruit de loods inreed, dat hij tijdens het lossen in de cabine is blijven zitten en aan de overzijde van de weg een kantoorpand zag waarin een persoon aanwezig was. De op 13 oktober 2010 door de politie als getuige gehoorde [getuige] werkte wel eens 's avonds in het tegenover de loods gelegen kantoor van Powerflex. Hoewel [getuige] zich niet kon herinneren of hij daar ook was in de avond van 12 maart 2010, heeft hij wel verklaard dat hij éénmaal 's avonds had gezien dat een vrachtauto de loods op nr. 151 inreed. In de opening van de loods zag hij [appellant], die hij kende als degene die in die loods een onderneming dreef, en die verbaasd op zijn aanwezigheid reageerde. Voorts zag hij dat de roldeur zo ver mogelijk dicht werd gedaan. [getuige] heeft niet eerder zo'n grote vrachtwagen bij de loods zien laden of lossen.
Uit later onderzoek van de politie is gebleken dat de mobiele telefoon van [getuige] op 12 maart 2010 om 18.55 uur een zendmast in de buurt van de bewuste loods aanstraalde, en dat het alarm op het kantoorpand van Powerflex die dag omstreeks 06.30 uur werd uitgeschakeld en weer werd ingeschakeld om 19.18 uur.
Het hof is vooralsnog van oordeel dat op grond van het voorgaande aangenomen mag worden dat [getuige] getuige is geweest van het lossen van de bewuste vrachtwagen op 12 maart 2010, temeer nu ook [appellant] tijdens het pleidooi heeft verklaard dat er op nr. 151 geen vrachtwagencombinaties plegen te worden gelost.
Daarbij oordeelt het hof het voorshands niet goed voorstelbaar dat [getuige] de verkeerde loods en een verkeerde "[appellant]" aan zou wijzen.
Dat de verklaring van [getuige] tegenover de politie alleen blijkt uit een relaas van verbalisant in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal en niet uit een overgelegde door [getuige] zelf ondertekende verklaring, brengt het hof er niet toe de gerelateerde verklaring van [getuige] van onwaarde te achten.
9. [appellant] heeft voorts nog aangevoerd dat [mede-eigenaar loods] niet is gehoord en dat de behandeling van het hoger beroep in zijn strafzaak op zich laat wachten.
Het hof is vooralsnog van oordeel dat het op de weg van [appellant] had gelegen om een verklaring van [mede-eigenaar loods] in geding te brengen wanneer hij dat voor dit kort geding noodzakelijk had gevonden. Mocht [appellant] doelen op een verklaring ten behoeve van de strafzaak, dan had hij als verdachte om nader onderzoek kunnen vragen.
De duur van het appel in de strafzaak is een omstandigheid die voor beide partijen nadelig is, terwijl, zoals de voorzieningenrechter ook al heeft overwogen, eventuele civielrechtelijke aansprakelijkheid niet staat of valt met vrijspraak in de strafzaak.
Het hof begrijpt dat het beslag op met name de handelsvoorraad auto's nadelig is voor [appellant], maar komt na belangenafweging niet tot een andere waardering dan de rechtbank.
De slotsom.
10. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep (geliquideerd salaris advocaat 3 punten, tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van MCC c.s. tot aan deze uitspraak op € 649,- aan verschotten en € 2.682,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, M.E.L. Fikkers en R.J. Voorink, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 januari 2012 in bijzijn van de griffier.