2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1 Belanghebbende was getrouwd met mevrouw D. In de loop van december 1999 zijn zij duurzaam gescheiden gaan leven. Het huwelijk is op 15 mei 2003 door echtscheiding ontbonden. Tot de huwelijksgoederengemeenschap, die nog niet is verdeeld, behoort onder andere een bankrekening met rekeningnummer 00.00.00.001. Zowel belanghebbende als mevrouw D is gerechtigd tot deze (gezamenlijke) bankrekening.
2.2. Naar aanleiding van een brief, gedateerd 22 juli 2002, van belanghebbendes gemachtigde heeft de inspecteur met dagtekening 2 augustus 2002 aan belanghebbende onder nummer 000.00.000.H.20 (hierna: H20) een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd tot een verschuldigd bedrag aan belasting en premie van € 801.169,-.
Belanghebbende heeft deze belastingaanslag betaald.
2.3 Naar aanleiding van een andere brief, gedateerd 17 oktober 2002, van belanghebbendes gemachtigde heeft de inspecteur met dagtekening 23 januari 2003 aan belanghebbende onder nummer 000.00.000.H.21 (hierna: H21) een nadere voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd tot een verschuldigd bedrag aan belasting en premie van € 2.050.438,- en daarbij € 2.593,- aan heffingsrente in rekening gebracht. Na verrekening van de H20 resteerde een bedrag van € 1.251.862,-, welk bedrag belanghebbende heeft betaald.
2.4 Op of omstreeks 18 september 2003 heeft de inspecteur de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001 ontvangen. Op grond van de inkomenselementen blijkend uit dit aangiftebiljet heeft het geautomatiseerde heffingssysteem van de inspecteur de vermelde voorlopige aanslagen ambtshalve verminderd. De H20 is bij kennisgeving van 9 december 2003 verminderd tot op € 16.741,- en de H21 bij kennisgeving van 2 december 2003 tot op nihil. Het meerdere van de door belanghebbende op deze voorlopige aanslagen betaalde bedragen is door de ontvanger van de Belastingdienst (: de ontvanger), onder het toekennen van invorderingsrente uitbetaald op de onder 2.1 vermelde (gezamenlijke) bankrekening.
2.5 Na ontvangst van de op 27 november 2003 en 3 december 2003 gedagtekende mededelingen tot terugbetaling van de H21 respectievelijk de H20 als voormeld, heeft belanghebbende op 5 december 2003 zowel aan de ontvanger als aan de Belastingdienst/Centrale administratie/Betalingsverwerking te Apeldoorn gefaxt dat uitbetaling plaats diende te vinden op ING-bankrekeningnummer 00.00.00.002, waartoe alleen belanghebbende is gerechtigd.
2.6 Op voormelde kennisgevingen betreffende de H20, gedagtekend op 9 december 2003, en de H21, gedagtekend op 2 december 2003, staat vermeld dat het na eventuele verrekening resterende bedrag zal worden overgemaakt op het onder 2.5 vermelde bankrekeningnummer.
2.7 Na bijschrijving op de onder 2.1 vermelde gezamenlijke bankrekening van de door de ontvanger uitbetaalde bedragen van € 804.791,- respectievelijk € 1.274.492,- heeft mevrouw D dit geld meteen telefonisch laten overschrijven naar een rekening waartoe alleen zij gerechtigd was.
2.8 De ontvanger heeft tevergeefs geprobeerd mevrouw D te bewegen tot terugbetaling van de onder 2.7 vermelde bedragen. Vervolgens heeft de ontvanger zich op het standpunt gesteld dat hij de vermelde verminderingen bevrijdend heeft betaald.
2.9 De inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 4 juni 2004 aan belanghebbende onder nummer 000.00.000.H.22 (hierna: H22) een nadere voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd tot een verschuldigd bedrag aan belasting en premie van € 2.089.608,-, onder verrekening van voorheffingen tot een bedrag van € 20.782,- en onder verrekening van de H20 tot een bedrag van € 16.741,-, waarbij aan heffingsrente € 86.387,- werd berekend, zodat een te betalen bedrag van € 2.138.472,- resteerde.
2.10 Belanghebbende heeft op 15 juli 2004 tegen de H22 bezwaar gemaakt.
2.11 Naar aanleiding van de ontvangst op of omstreeks 2 december 2004 van belanghebbendes aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002 heeft de inspecteur met dagtekening 12 januari 2005 aan belanghebbende onder nummer 000.00.000.H.23 (hierna: H23) een nadere voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd tot een verschuldigd bedrag aan belasting en premie van € 2.116.437,- onder verrekening van € 21.085,- aan voorheffingen en onder verrekening van de H22, waarbij nog
€ 1.692,- aan heffingsrente in rekening werd gebracht, zodat -na betaling van de H22- nog een te betalen bedrag van € 28.218,- resteerde.
2.12 belanghebbende heeft op 21 januari 2005 bezwaar gemaakt tegen de H23.
2.13 Bij afzonderlijke uitspraken van 7 maart 2005 heeft de inspecteur beide -onder 2.10 en 2.12- genoemde bezwaarschriften ongegrond verklaard.
2.14 Het is voor de inspecteur mogelijk in zijn geautomatiseerde heffingssysteem codes in te vullen waardoor voorlopige aanslagen niet automatisch worden verminderd. De inspecteur erkent dat een dergelijke code ten onrechte niet is ingevuld voor de voorlopige aanslagregeling over het jaar 2002 ten aanzien van belanghebbende.