ECLI:NL:GHDHA:2025:830

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
200.341.899/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake de verdeling van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de verdeling van de voormalige echtelijke woning tussen twee voormalig echtgenoten. De man, appellant in het principaal hoger beroep, heeft zijn hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin de vrouw, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, was gemachtigd tot het te gelde maken van de woning. De man heeft niet voldaan aan de vereiste inschrijving in het rechtsmiddelenregister binnen de gestelde termijn van acht dagen na het instellen van het hoger beroep. Dit heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de betrouwbaarheid van de openbare registers en de rechtszekerheid in het geding zijn, waardoor de man niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep. De vrouw heeft ook een incidenteel hoger beroep ingesteld, maar is eveneens niet-ontvankelijk verklaard in haar primaire vorderingen, omdat deze niet waren ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Familie
Zaaknummer hof : 200.341.899/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/675339 / KG ZA 24-191
Arrest in kort geding van 18 maart 2025
in de zaak van
[de man],
wonend in [woonplaats] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J. Deenen, kantoorhoudend in Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonend in [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.H. Silfhout, kantoorhoudend in Dordrecht.
Het hof noemt partijen hierna de man en de vrouw.

1.De zaak in het kort

In het kader van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap is in geschil de wijze van verdeling van de voormalige echtelijke woning.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het volgende:
  • de appeldagvaarding tevens houdende grieven en verzoek schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad van 15 mei 2024, waarmee de man in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024, hierna ook: het bestreden vonnis;
  • de beslissing van de rolraadsheer dat het verzoek om spoedappel is afgewezen;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel van de vrouw, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens aanvulling eis van de man;
- de e-mailberichten van 24 juni 2024 en 27 juni 2024 waarin partijen zich uitlaten over de vraag van het hof of het hoger beroep is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister respectievelijk de vraag van het hof welke gevolgen partijen daaraan verbinden.
2.2
Op 21 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht, de advocaat van de vrouw aan de hand van pleitaantekeningen die ter zitting zijn overgelegd. Deze maken deel uit van het procesdossier.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Partijen zijn voormalig echtgenoten. Bij beschikking van 31 oktober 2014 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Het tussen partijen gesloten en door de griffier gewaarmerkte echtscheidingsconvenant is aan de beschikking gehecht en maakt deel uit van die beschikking.
3.2
In het convenant zijn partijen - samengevat - inzake de voormalige echtelijke woning overeengekomen dat deze voor de daaraan volgens de WOZ waarde toegekende waarde van
€ 185.000,- zal worden toegedeeld aan de man onder de verplichting de op de woning rustende hypothecaire lening van € 195.000,- voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen. De afkoopwaarde van de levensverzekering van per 1 mei 2014 € 6.771,88 zal worden toegedeeld aan de man onder de verplichting de premies met ingang van de ondertekening van het convenant geheel voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen. Het vorenstaande geldt onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire schuld. Partijen zijn ten slotte overeengekomen dat de transportakte waarbij het aandeel van de vrouw in de woning aan de man zal worden geleverd, zo spoedig mogelijk na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking zal worden gepasseerd.
3.3
Partijen hebben geen uitvoering gegeven aan de afspraken die zij ten aanzien van de verdeling van de woning in het convenant hebben vastgelegd.
3.4
De vrouw heeft de woning, waarvan de garage was ingericht als kapsalon, en waarin de vrouw haar eigen onderneming dreef, inmiddels verlaten.

4.Procedure bij de voorzieningenrechter in eerste aanleg

4.1
De vrouw heeft de man in kort geding gedagvaard en gevorderd om bij vonnis, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
a. a) te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning met uitsluiting van de man;
b) de man te veroordelen de woning binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis te verlaten, met medeneming van de zaken die hij heeft opgeslagen in de garage en niet meer te betreden tot het moment dat de woning notarieel is geleverd aan een derde, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man na betekening van dit vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de uitvoering hiervan, met bepaling dat de man een bijdrage van € 565,- per maand zal voldoen aan de vrouw zijnde de helft van de hypotheekrente van de woning;
c)
primair: de vrouw op de voet van het bepaalde in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te machtigen tot het te gelde maken van de woning te [postcode] [woonplaats] , aan de [adres] (hierna ook: de woning) door de woning met behulp van [makelaar] te [woonplaats] te koop aan te bieden en vervolgens tegen een door de makelaar redelijk geachte prijs te verkopen en te leveren aan een derde, met verdeling van de opbrengst, waarbij het vonnis, voor zover nodig, in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de verkoop en levering van de woning;
subsidiair: de man te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning tegen een door [makelaar] te [woonplaats] te bepalen reële marktconforme prijs, via een door de vrouw aan te wijzen notaris, waarbij de medewerking van de man zal bestaan uit de volgende handelingen:
- het plaatsen van een handtekening bij de overeenkomst van opdracht tot de verkoop van de echtelijke woning door de makelaar;
- het zich refereren aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar;
- het plaatsen van een handtekening op de verkoopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen;
- het verrichten van zijn medewerking bij de notaris door het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten ter zake de overdracht van de woning aan de koper en de afwikkeling van de hypothecaire lening, met verdeling van de opbrengst;
- de man na verkoop alle medewerking zal verlenen aan de levering van de woning van de door koper(s) aan te wijzen notaris, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man na betekening van dit vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de uitvoering hiervan;
voor zover de man vervolgens niet binnen een termijn van twee weken een begin heeft gemaakt met het onder c) gevorderde:
- de vrouw te machtigen om zelf al datgene te bewerkstelligen dat leidt tot de verkoop van deze woning;
- te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man tot het in verkoop geven van de woning bij een door de vrouw aan te wijzen makelaar;
- te bepalen dat, indien een bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dit bod te accepteren, het onderhavige vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man voor de acceptatie van het bod zal vervangen;
- te bepalen dat dit vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man bij het ondertekenen van de koop-verkoop-overeenkomst en bij de daaropvolgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan te wijzen notaris;
zowel primair als subsidiair
d) de man te veroordelen tot betaling van de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en de levering van de woning;
e) de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2
De man heeft op zijn beurt in reconventie gevorderd om bij vonnis, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
I. de vorderingen van vrouw af te wijzen;
II. te bepalen dat de man, met uitsluiting van de vrouw, gebruik kan maken van de woning;
III. te bepalen dat de vrouw, binnen twee dagen na betekening van het af te geven vonnis, de woning dient te verlaten en niet meer te betreden op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat de vrouw na betekening van het vonnis geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft in de uitvoering hiervan;
IV. te bepalen dat de vrouw tot aan de levering van de woning aan de man c.q. een derde voor de helft bijdraagt in de hypotheeklasten van de woning;
V. te bepalen dat er uitvoering gegeven dient te worden aan het echtscheidingsconvenant, waardoor de woning aan de man wordt toegedeeld voor een waarde van € 185.000,-;
VI. de vrouw te veroordelen om, na betekening van het vonnis, haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van haar onverdeelde aandeel in de woning aan de man;
VII. indien de vrouw niet aan de onder VI. genoemde veroordeling voldoet, vervangende toestemming aan de man te verlenen om namens de vrouw de akte van levering met betrekking tot de woning met toebehoren als door de notaris reeds opgemaakt te ondertekenen en ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning aan de man;
VIII. de vrouw te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure;
4.3
De voorzieningenrechter heeft beslist als volgt:
in conventie
6.1.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, staande en gelegen aan [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
6.2.
veroordeelt de man om op eerste verzoek van de vrouw:
a. zijn handtekening te plaatsen op de overeenkomst van opdracht tot verkoop van de woning bij [makelaar] te [woonplaats] ;
b. om zich aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar te refereren;
c. zijn handtekening te plaatsen op de koopovereenkomst indien er een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen;
d. zijn handtekening te plaatsen op de notariële akte van levering van de woning aan een derde en alle overige documenten die nodig zijn voor de levering,
6.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de opdracht tot verkoop aan de makelaar, in de koopovereenkomst en in de akte van levering,
6.4.
veroordeelt de man tot betaling van de helft van de kosten van de makelaar en de notaris,
6.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.8.
veroordeelt de vrouw om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de woning te verlaten en niet meer te betreden.
6.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
De man is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft een aantal grieven tegen het vonnis aangevoerd.
5.2
De man vordert in hoger beroep:
I. te bepalen dat de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van het bestreden vonnis ten aanzien van het bepaalde onder 6.1, 6.2, 6.3 en 6.4 wordt geschorst voor de duur van het geding tot aan de beslissing van het hof in hoger beroep;
II. het bestreden vonnis te vernietigen voor zover daarin is bepaald dat:
- de man wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning;
- de man wordt veroordeeld om op eerste verzoek van de vrouw zijn handtekening te plaatsen op de overeenkomst van opdracht tot verkoop van de woning bij [makelaar] te [woonplaats] , om zich aan de verkoopprijs zoals vastgesteld door de makelaar te refereren, zijn handtekening te plaatsen op de koopovereenkomst indien er een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of meer te betalen en om zijn handtekening te plaatsen op de notariële akte van levering van de woning aan een derde en alle overige documenten die nodig zijn voor de levering;
- het vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de opdracht tot verkoop aan de makelaar, in de koopovereenkomst en in de akte van levering;
en
primairte bepalen dat de afspraken uit het convenant moeten worden nageleefd, zodat de man
de woning toebedeeld kan krijgen voor een bedrag van € 185.000,- en de man drie maanden de tijd te geven om de financiering rond te krijgen, de woning aan hem te laten leveren en de
vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
subsidiairte bepalen dat de man een termijn van drie maanden krijgt om de woning over te nemen voor de waarde van € 310.000,- (gemiddelde van de taxaties die door partijen zijn uitgevoerd), waarbij de helft van de overwaarde (waarbij de waarde van het spaardepot toekomt aan de man) toekomt aan de vrouw en waarbij de vrouw moet worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en te bepalen dat de overwaarde van de woning in depot bij de notaris blijft staan totdat in een bodemprocedure is beslist over de vorderingen van partijen of totdat partijen overeenstemming hebben bereikt.
5.3
De vrouw concludeert in het principaal hoger beroep onder I. van haar petitum primair tot niet-ontvankelijkheidverklaring van de man in het hoger beroep en onder II. subsidiair tot ongegrondverklaring van de grieven van de man in principaal hoger beroep en afwijzing van zijn vorderingen.
De vrouw vordert in het incidenteel hoger beroep het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
primair
III. de vrouw op de voet van het bepaalde in artikel 3:174 BW te machtigen tot het te gelde maken van de woning door de woning met behulp van [makelaar] te [woonplaats] te koop aan te bieden en vervolgens tegen een door de makelaar redelijk geachte prijs te verkopen en te leveren aan een derde, met verdeling van de opbrengst inclusief de waarde van de polis, waarbij het vonnis, voor zover nodig, in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de verkoop en levering van de woning;
IV. de man te veroordelen alle medewerking te verlenen aan alle feitelijke handelingen die redelijkerwijs nodig zijn om tot een zo hoog mogelijke verkoopprijs van de woning te komen, waaronder in ieder geval:
- het opvolgen van de aanwijzingen van de makelaar;
- het verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar met potentiële kopers;
- het ordelijk en schoonhouden van de woning;
- het netjes houden van de buitenzijde van de woning en rondom de woning;
- het niet aanwezig zijn op het moment dat de makelaar met potentiële kopers door de woning gaat;
- het zich onthouden van welke handeling dan ook die de verkoop van de woning belemmert/verslechtert;
- de woning te verlaten op de door de makelaar aangegeven dagen en tijdstippen die door de makelaar zullen worden gepland voor de bezichtigingen en waarbij de makelaar uiterlijk 3 dagen tevoren moet hebben aangegeven wanneer de man niet aanwezig mag zijn;
- al het voorgaande in de breedste zin des woords, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat de man niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 100.000,-;
V. de man te veroordelen, voor het geval de maximale dwangsommen zijn bereikt en hij nog altijd niet aan het hierboven gevorderde voldoet, de woning te ontruimen en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van de makelaar te stellen, zulks met machtiging van de vrouw, om, indien de man in gebreke blijft aan deze ontruiming te voldoen, de ontruiming zelf te doen uitvoeren, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alles op kosten van de man;
VI. de man te veroordelen de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning is verkocht aan een derde, dat wil zeggen uiterlijk binnen één week voor de levering van de woning aan een derde(n), de woning te ontruimen zodat de woning kan worden geleverd, en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van de makelaar te stellen, zulks met de machtiging aan de vrouw om, indien de man in gebreke blijft aan deze ontruiming te voldoen, de ontruiming zelf te doen uitvoeren, zo nodig met behulp van de sterke arm en politie en justitie, alles op kosten van de man,
subsidiair:
VII. het vonnis van de voorzieningenrechter in conventie gewezen aan te vullen, met bepaling dat de verkoopopbrengst tussen partijen wordt verdeeld en met veroordeling van de man alle medewerking te verlenen aan alle feitelijke handelingen die redelijkerwijs nodig zijn om tot een zo hoog mogelijke verkoopprijs van de woning te komen, waaronder in ieder geval:
- het opvolgen van de aanwijzingen van de makelaar;
- het verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar met potentiële kopers;
- het ordelijk en schoonhouden van de woning;
- het netjes houden van de buitenzijde van de woning en rondom de woning;
- het niet aanwezig zijn op het moment dat de makelaar met potentiële kopers door de woning gaat;
- het zich onthouden van welke handeling dan ook die de verkoop van de woning belemmert/verslechtert;
- de woning te verlaten op de door de makelaar aangegeven dagen en tijdstippen die door de makelaar zullen worden gepland voor de bezichtigingen en waarbij de makelaar uiterlijk 3 dagen tevoren moet hebben aangegeven wanneer de man niet aanwezig mag zijn;
- al het voorgaande in de breedste zin des woords, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat de man niet aan deze veroordeling voldoet, zulks met een maximum van € 100.000,-;
VIII. de man te veroordelen, voor het geval de maximale dwangsommen zijn bereikt en hij nog altijd niet aan het hierboven gevorderde voldoet, de woning te ontruimen en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van de makelaar te stellen, zulks met machtiging van de vrouw, om, indien de man in gebreke blijft aan deze ontruiming te voldoen, de ontruiming zelf te doen uitvoeren, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, alles op kosten van de man;
IX. de man te veroordelen de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning is verkocht aan een derde, dat wil zeggen uiterlijk binnen één week voor de levering van de woning aan een derde(n), de woning te ontruimen zodat de woning kan worden geleverd, en de woning onder afgifte van de sleutels ter beschikking van de makelaar te stellen, zulks met de machtiging aan de vrouw om, indien de man in gebreke blijft aan deze ontruiming te voldoen, de ontruiming zelf te doen uitvoeren, zo nodig met behulp van de sterke arm en politie en justitie, alles op kosten van de man.
De vrouw vordert onder X. van haar petitum
in principaal en incidenteel hoger beroepom de man te veroordelen in de kosten van de procedure van het principaal en incidenteel appel.
5.4
De man verweert zich tegen het incidenteel appel van de vrouw en heeft zijn eis -
naar het hof begrijpt: voorwaardelijk- aangevuld in die zin dat hij indien het hof zijn vordering onder II niet honoreert, hij aanvullend (meer subsidiair) vordert te bepalen dat de woning wordt getaxeerd door een onafhankelijke taxateur (niet zijnde [makelaar] ), waarna de man een termijn van drie maanden krijgt om de woning over te nemen voor de alsdan getaxeerde waarde, waarbij de helft van de overwaarde (waarbij de waarde van het spaardepot toekomt aan de man) toekomt aan de vrouw en waarbij de vrouw moet worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en te bepalen dat de overwaarde van de woning in depot bij de notaris blijft staan totdat in een bodemprocedure is beslist over de vorderingen van partijen of totdat partijen overeenstemming hebben bereikt.
De man vordert nog meer subsidiair te bepalen dat de verdeling van de woning plaats dient te vinden in de bodemprocedure.

6.Beoordeling in hoger beroep

Rechtsmacht

6.1
Het hof dient ambtshalve de bevoegdheid van de rechter in deze zaak te toetsen. Het hof is van oordeel dat op grond van artikel 6 onder a Huwelijksvermogensrechtverordening (Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016) de Nederlandse rechter bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen nu de procedure na 29 januari 2019 aanhangig is gemaakt en op grond van artikel 4 en 5 van de verordening geen enkel ander gerecht van een lidstaat bevoegd is, de zaak ziet op andere dan de in die artikelen bedoelde gevallen en partijen op het tijdstip van aanbrengen van de zaak hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
Toepasselijk recht
6.2
Aangezien partijen beiden er kennelijk vanuit gaan dat Nederlands recht van toepassing is op de verdeling van de tussen hen bestaande ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, sluit het hof zich daarbij aan.
Schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad bestreden vonnis
6.3
De man heeft ter zitting zijn vordering tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis ingetrokken, zodat deze vordering geen verdere bespreking behoeft.
Verdeling van de voormalige echtelijke woning
Principaal appel van de man
6.4
De man is het niet eens met de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling van de woning waarbij de woning voor een door de genoemde makelaar te bepalen prijs moet worden verkocht en geleverd aan een derde. De man wenst dat de woning aan hem wordt toegedeeld op de door hem gevorderde wijze.
6.5
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man.
6.6
Het hof stelt het volgende voorop. De voorzieningenrechter heeft onder 6.3 van het bestreden vonnis - met uitvoerbaarverklaring bij voorraad - beslist als volgt:

(…) 6.3. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man in de opdracht tot verkoop aan de makelaar, in de koopovereenkomst en in de akte van levering,
6.7
Naar het oordeel van het hof betreft deze beslissing een situatie zoals bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW nu het bestreden vonnis in de plaats kan treden van de “noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man” in de notariële akte van levering van de voormalige echtelijke woning waarbij de woning geleverd wordt aan een derde. Het bestreden vonnis is voor dat deel vatbaar voor reële executie. Aangezien het in deze zaak om de levering van een registergoed gaat, is tevens de regeling van artikel 3:301 BW van toepassing.
6.8
Op grond van artikel 3:301 lid 2 BW moeten verzet, hoger beroep en cassatie tegen een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte, op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister als bedoeld in artikel 433 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
6.9
Voormeld voorschrift strekt ertoe dat bij inschrijving in de openbare registers van een uitspraak die in de plaats treedt van (een deel van) een tot levering bestemde akte als bedoeld in artikel 3:89 BW, zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De rechter dient ambtshalve na te gaan of aan het voorschrift van artikel 3:301 lid 2 BW is voldaan (zie o.a. HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:647, rov. 3.2.2 en 3.2.3).
6.1
Artikel 3:301 lid 2 BW heeft een beperkte strekking. Gelet op de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid is er geen grond het toepassingsbereik van deze bepaling uit te breiden tot gevallen die niet door de wettekst worden bestreken, of waarin de betrouwbaarheid van de openbare registers niet in het geding is (zie o.a. HR 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:538, rov. 3.5). Een niet-ontvankelijkheid op de voet van art. 3:301 lid 2 BW strekt zich alleen uit tot de grieven of klachten die zich richten tegen oordelen die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen (zie o.a. HR 23 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:647, rov. 3.2.4).
6.11
De advocaat van de man heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat hij de zaak in hoger beroep niet binnen acht dagen na het instellen daarvan heeft ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Dit was met het oog op de betrouwbaarheid van de openbare registers en de rechtszekerheid wel vereist. Immers, bij toewijzing van het in het kader van de verdeling van de woning door de man in hoger beroep gevorderde (samengevat: vernietiging van de door de voorzieningenrechter gelaste wijze van verdeling met bepaling dat de woning tegen de door de man voorgestane waarde en op de door hem voorgestane wijze aan hem wordt toegedeeld) kan vernietiging van de uitspraak ertoe leiden dat de inschrijving van de uitspraak in de openbare registers achteraf bezien niet tot eigendomsoverdracht heeft geleid.
6.12
Het vorenstaande brengt mee dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dat zich richt tegen het oordeel in het bestreden vonnis dat het vonnis, zo nodig, in de plaats treedt van het verlenen van medewerking door de man aan de notariële levering van de woning aan een derde. Het hof acht voorts de overige veroordelingen van de man in het petitum van het bestreden vonnis om de opgesomde rechtshandelingen te verrichten om tot taxatie van de woning en verkoop van de woning aan een derde te komen, onlosmakelijk verbonden met het deel van het bestreden vonnis dat in de plaats treedt van (een deel van) de leveringsakte. Immers, deze rechtshandelingen zijn noodzakelijk om uiteindelijk te komen tot de bevolen levering van de woning aan een derde. Voor zover het hoger beroep van de man derhalve mede ziet op zijn veroordeling tot medewerking aan de taxatie en verkoop van de woning, is hij daarin eveneens niet-ontvankelijk.
Primaire vorderingen van de vrouw in incidenteel appel
6.13
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de ontvankelijkheid van het incidenteel appel van de vrouw aan de orde gesteld. Gebleken is dat dit incidenteel appel niet is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister.
6.14
Het hof is van oordeel dat voor de primaire vordering in het incidenteel appel van de vrouw hetzelfde geldt als hierboven omtrent het principaal appel van de man is overwogen. De vrouw vordert primair vernietiging van de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling van de woning, hetgeen de betrouwbaarheid van de openbare registers en de rechtszekerheid regardeert. Zij had haar incidenteel appel dan ook dienen in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. De hierboven in r.o. 5.3 weergegeven vorderingen IV. tot en met VI. van de vrouw strekken tot door de man onder verbeurte van een dwangsom te verrichten feitelijke handelingen die naar het oordeel van het hof alle ertoe dienen om te komen tot levering van de woning aan een derde en die daarmee zijn gericht tegen de oordelen van de voorzieningenrechter in eerste aanleg die onlosmakelijk verbonden zijn met de oordelen van de voorzieningenrechter die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte. Het hof zal de vrouw in deze vorderingen derhalve eveneens niet-ontvankelijk verklaren.
Subsidiaire vorderingen van de vrouw in incidenteel appel
6.15
De subsidiaire vorderingen van de vrouw zien op de door haar gewenste medewerking onder verbeurte van een dwangsom van de man om te komen tot de verkoop (tegen de hoogst mogelijke verkoopprijs) en de levering van de woning aan een derde, alsmede op de verdeling van de verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte. De man heeft bezwaar gemaakt tegen deze volgens hem vermeerdering van eis door de vrouw.
6.16
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 130 juncto 353 lid 1 Rv kan de oorspronkelijk eiser in hoger beroep zijn eis wijzigen. Nu deze nieuwe vorderingen in de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel van de vrouw - en dus tijdig - zijn aangevoerd, is daarmee voldaan aan de twee-conclusieregel (artikel 347 lid 1 Rv). Dat deze wijziging van eis niet expliciet in de titel van voormeld processtuk van de vrouw is vermeld - zoals de man terecht stelt - doet daaraan niet af. Aangezien de subsidiaire vorderingen van de vrouw geen vernietiging maar een aanvulling van het bestreden vonnis behelzen, zijn de betrouwbaarheid van de openbare registers en de rechtszekerheid hier niet in het geding, zodat de vrouw in zoverre in haar hoger beroep kan worden ontvangen.
6.17
Het hof is echter van oordeel dat de vrouw geen (spoedeisend) belang heeft bij haar subsidiaire vorderingen. Wat de door haar gevorderde verdeling bij helfte van de verkoopopbrengst van de woning betreft, overweegt het hof dat zulks al uit de wet volgt. Of partijen in het kader van de al dan niet overeengekomen afwikkeling van hun ontbonden huwelijksgemeenschap nog bedragen aan elkaar verschuldigd zijn en zo ja, of deze bedragen verrekend mogen worden met de netto verkoopopbrengst van de woning, is een kwestie die in de inmiddels aanhangige bodemprocedure nader dient te worden onderzocht en beoordeeld. De onderhavige procedure leent zich daar niet toe.
6.18
Het hof ziet voorts geen aanleiding de overige subsidiaire vorderingen van de vrouw toe te wijzen. De vrouw heeft reeds de mogelijkheid het bestreden vonnis te executeren en zo de woning te doen verkopen en leveren aan een derde, waarbij geldt dat de man ook in dat geval en evenals de vrouw belang heeft bij een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst. Dat de vrouw kosten moet maken om het vonnis ten uitvoer te laten leggen, zoals zij aanvoert, acht het hof niet redengevend.
6.19
Gelet op het vorenstaande zal het hof zal de subsidiaire vorderingen van de vrouw in incidenteel appel dan ook afwijzen.
Voorwaardelijke vordering van de man (‘aanvulling eis’)
6.2
Nu de man niet-ontvankelijk is in zijn principaal appel, komt het hof niet toe aan de beoordeling van de (voorwaardelijke) eiswijziging van de man in zijn memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens aanvulling eis.
Bewijsaanbod van de vrouw
6.21
Het hof gaat voorbij aan het door de vrouw in haar memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel gedane bewijsaanbod, wat daar verder ook van zij, nu de kortgedingprocedure zich daartoe niet leent.
Proceskosten
6.22
Gelet op de familierechtelijke aard van de onderhavige zaak zal het hof de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en de andersluidende vorderingen van partijen afwijzen.
6.23
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen in principaal hoger beroep;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar primaire vorderingen in incidenteel hoger beroep;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E. Sutorius-Van Hees, M.J. van Cleef-Metsaars en G.G.B. Boelens en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter getekend door de oudste raadsheer.