Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het hoger beroep
[appellant] is op 9 november 2023 een schuldregelingsovereenkomst overeengekomen met Noordzij. Uit de overeenkomst blijkt dat de verplichtingen die op [appellant] rusten vanaf het moment dat deze wordt gesloten (nagenoeg) overeenkomen met de verplichtingen die bij toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling gelden. Van een gescheiden traject (eerst stabilisatie, daarna pas doorpakken met de schuldenregeling) is geen sprake geweest. Verder is gebleken dat sinds de datum van ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst beslag was gelegd door GGN onder de werkgever van [appellant]. Met ingang van die datum werd er dus maandelijks een bedrag ingehouden op zijn loon. Een dergelijke aflossing kwalificeert volgens de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913) ook als eerste aflossing.
- Met de in art. 349a lid 1 Fw bedoelde eerste aflossing in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling wordt bedoeld: de eerste aflossing
- Als ‘eerste aflossing’ in de zin van art. 349a lid 1 Fw is in de eerste plaats aan te merken een aflossing die of een gespaard bedrag dat ten goede is gekomen of komt aan de gezamenlijke schuldeisers.
- Met een eerste aflossing in de zin van art. 349a lid 1 Fw moet op één lijn worden gesteld de
maximaal,
op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag, moet
aflossen op zijn schulden endat hij zich moet
inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven.
3.De beslissing
- bepaalt dat de wsnp is aangevangen op 9 november 2023 en zal eindigen op 9 september 2025;
- bepaalt dat [appellant] vanaf 9 mei 2025 zal worden ontheven van de verplichting tot afdracht aan de boedel en van zijn inspanningsverplichting;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.