Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het beroepschrift, ontvangen door de griffie op 16 juli 2024, waarmee Marcan in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 april 2024;
- het verweerschrift in hoger beroep van [naam] , ontvangen door de griffie op 10 januari 2025;
- een akte overlegging bijlage van [naam] , ontvangen door de griffie op 4 april 2025, waarbij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de eerste aanleg is overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Verzoek in hoger beroep
grief Ibetoogt Marcan dat de mogelijkheden om een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht af te wijzen, beperkt zijn, en dat die zich i dit geval niet voordoen.
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat een zwaarwegend bezwaar zich tegen toewijzing verzet.
Grief IIIbestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat het verzoek summier is onderbouwd en Marcan niet heeft beschreven waaruit haar schade bestaat. Marcan heeft het verzoek in haar verzoekschrift duidelijk en volledig toegelicht en haar mogelijke schade bestaat uit het onnodig maken van proceskosten als gevolg van het instellen van een onterechte vordering door [naam] . Met
grief IVkomt Marcan op tegen het oordeel dat haar verzoek in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. In de mondelinge behandeling vóór de memorie van grieven waarin Marcan de onjuistheden in de financiële gegevens aan de orde heeft gesteld, heeft de raadsheer-commissaris gezegd dat deze stelling van Marcan voor zover nodig later zou worden getoetst. Marcan hoefde er dus geen rekening mee te houden dat het hof deze stelling naast zich neer zou leggen, althans er niet op in zou gaan. Pas met het arrest van het hof is het Marcan duidelijk geworden dat haar stelling niet is getoetst. Zij heeft het recht die stelling alsnog te laten toetsen.
Grief Vis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het gezag van gewijsde van de uitspraken in de dagvaardingsprocedure zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. Het hof is niet toegekomen aan een beoordeling van de door [naam] overgelegde financiële gegevens. Pas na die beoordeling is Marcan in de gelegenheid om een vordering in te stellen tot vergoeding van haar werkelijke proceskosten.
Grief VIziet op de proceskostenveroordeling.
6.Beoordeling in hoger beroep
zo nodig” later zou plaatsvinden. Die noodzaak ontbrak omdat het hof kon volstaan met de vaststelling dat de huurprijsvermindering waar [naam] recht op had, lager uitviel dan de korting die Marcan reeds had verleend. Marcan kan haar handelwijze evenmin rechtvaardigen met de stelling dat zij niet heeft kunnen voorzien dat het hof in de dagvaardingsprocedure niet zou toekomen aan de beoordeling van de (on)juistheid van de financiële gegevens. In die procedure vorderde Marcan immers een ‘gewone’ veroordeling in de proceskosten. Als het hof wel zou zijn toegekomen aan een beoordeling van de (on)juistheid van de financiële gegevens, zou het hof [naam] vanwege een eventuele onjuistheid dus hoogstens in de geliquideerde proceskosten hebben kunnen veroordelen, aangezien Marcan niet meer had gevorderd.
7.Beslissing
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 april 2024;
- veroordeelt Marcan in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [naam] begroot op € 3.404,-;
- bepaalt dat als Marcan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Marcan de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevraagd.