ECLI:NL:GHDHA:2025:2261

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
200.343.586/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenonderzoek in huurgeschil tussen Marcan Vastgoed B.V. en [naam] B.V. over onjuiste financiële gegevens

In deze zaak verzoekt Marcan Vastgoed B.V. een voorlopig deskundigenonderzoek om te onderzoeken of [naam] B.V. in een eerdere procedure onjuiste financiële gegevens heeft overgelegd. Marcan stelt dat deze onjuistheden van belang zijn voor het vorderen van de werkelijke proceskosten, indien blijkt dat de cijfers niet kloppen. De verhuurder, Marcan, had in een eerdere procedure al de onjuistheid van de cijfers aan de orde gesteld, maar had toen geen verzoek tot deskundigenonderzoek gedaan. Het hof oordeelt dat het in strijd met de goede procesorde is om nu alsnog een deskundigenonderzoek te verzoeken, aangezien Marcan al eerder de mogelijkheid had om dit te doen. De kantonrechter had het verzoek van Marcan om een deskundigenonderzoek afgewimpeld, en het hof bekrachtigt deze beslissing. Het hof concludeert dat Marcan niet kan volstaan met een verzoek tot deskundigenonderzoek na afloop van de eerdere procedure, omdat zij al eerder had kunnen handelen. De kosten van het hoger beroep worden aan Marcan opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.343.586/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : 10745881 VZ VERZ 23-9337
Beschikking van 4 november 2025
in de zaak van
Marcan Vastgoed B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verzoekster,
advocaat: mr. Th.C. Visser, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[naam] B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. E.P.J. Verweij, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna Marcan en [naam] .

1.De zaak in het kort

1.1
Marcan wil dat een voorlopig deskundigenonderzoek wordt bevolen, om na te gaan of er onjuistheden staan in financiële gegevens die [naam] in een eerdere procedure tussen partijen heeft overgelegd ter onderbouwing van een korting op de huur van een horecagelegenheid, in verband met de corona-epidemie. Marcan wil dat deskundigenonderzoek gebruiken om een vergoeding van (werkelijke) proceskosten van [naam] te vorderen, als blijkt dat de overgelegde financiële gegevens onjuist waren.
1.2
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. Het hof is het eens met die uitkomst en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • het beroepschrift, ontvangen door de griffie op 16 juli 2024, waarmee Marcan in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 april 2024;
  • het verweerschrift in hoger beroep van [naam] , ontvangen door de griffie op 10 januari 2025;
  • een akte overlegging bijlage van [naam] , ontvangen door de griffie op 4 april 2025, waarbij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de eerste aanleg is overgelegd.
2.2
Op 26 september 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de advocaten de zaak hebben toegelicht. De advocaat van Marcan heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[naam] huurt sinds 2014 van Marcan onder meer een horecaruimte op de Nieuwemarkt 11 in Rotterdam. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de huurprijsvermindering waarop [naam] aanspraak kon maken in verband met de coronamaatregelen. [naam] meende recht te hebben op een bepaalde huurprijsvermindering, gebaseerd op financiële gegevens van het horecabedrijf van [naam] die in de procedure zijn overgelegd. Marcan was het daar niet mee eens en heeft [naam] een lagere korting gegeven.
3.2
Marcan is een dagvaardingsprocedure tegen [naam] begonnen waarin hij onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd vanwege een huurachterstand. [naam] heeft in reconventie onder meer een vermindering van de huurprijs en terugbetaling van teveel betaalde huur gevorderd. De kantonrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 29 april 2022 [1] de ontbindingsvordering afgewezen en de huurprijsvermindering vastgesteld aan de hand van de vastelastenmethode, overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 [2] . De kantonrechter heeft Marcan in de proceskosten veroordeeld. Marcan heeft hoger beroep ingesteld en [naam] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 5 september 2023 [3] heeft dit hof geoordeeld dat de korting op de huur die Marcan had verleend (iets) hoger was dan de huurprijsvermindering waarop [naam] ingevolge de vastelastenmethode aanspraak kon maken. Het hof heeft de proceskosten in het principaal hoger beroep gecompenseerd en [naam] in het incidenteel hoger beroep in de proceskosten veroordeeld.
3.3
Marcan heeft zich in de dagvaardingsprocedure op het standpunt gesteld dat de financiële gegevens die [naam] had overgelegd onjuistheden bevatten. Marcan heeft in die procedure een grief gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat uitgegaan kon worden van de juistheid van de door [naam] overgelegde financiële gegevens. Ter onderbouwing daarvan heeft Marcan een verklaring van haar accountant overgelegd. Het hof is niet aan behandeling van deze grief toegekomen omdat het reeds op andere gronden had geoordeeld dat [naam] geen recht had op meer huurprijsvermindering dan Marcan reeds had toegekend.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
Marcan heeft een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter waarin zij de kantonrechter heeft verzocht een voorlopig deskundigenonderzoek te bevelen en aan de te benoemen deskundige(n) op te dragen om een aantal vragen te beantwoorden over mogelijke onjuistheden in de financiële gegevens die [naam] in de dagvaardingsprocedure heeft overgelegd. [naam] heeft verweer gevoerd, en verzocht het verzoek af te wijzen en Marcan te veroordelen in de proceskosten.
4.2
Bij beschikking van 16 april 2024 heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen en Marcan in de proceskosten veroordeeld. De overwegingen van de kantonrechter kunnen worden samengevat als volgt. Marcan handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid die zij tegenover haar contractspartij [naam] in acht moet nemen door een nieuwe procedure tegen [naam] te beginnen met het oogmerk haar volledige proceskosten gemaakt in die eerdere procedure op [naam] te kunnen verhalen, terwijl zij dat ook in die eerdere procedure had kunnen doen. Zij beschikte immers al in die procedure over de verklaring van haar accountant waarin die (gestelde) onjuistheden worden benoemd en zij had die verklaring ook al overgelegd. Daarnaast heeft Marcan onvoldoende belang bij haar verzoek, omdat de kantonrechter en het hof in hun uitspraken in de dagvaardingsprocedure reeds een beslissing hebben gegeven over de proceskosten, en deze uitspraken gezag van gewijsde hebben verkregen. Een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten stuit af op het gezag van gewijsde van deze uitspraken.

5.Verzoek in hoger beroep

5.1
Marcan verzoekt de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. [naam] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van Marcan in de proceskosten.
5.2
Marcan heeft zes bezwaren (grieven) tegen de beschikking aangevoerd. Met
grief Ibetoogt Marcan dat de mogelijkheden om een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht af te wijzen, beperkt zijn, en dat die zich i dit geval niet voordoen.
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat een zwaarwegend bezwaar zich tegen toewijzing verzet.
Grief IIIbestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat het verzoek summier is onderbouwd en Marcan niet heeft beschreven waaruit haar schade bestaat. Marcan heeft het verzoek in haar verzoekschrift duidelijk en volledig toegelicht en haar mogelijke schade bestaat uit het onnodig maken van proceskosten als gevolg van het instellen van een onterechte vordering door [naam] . Met
grief IVkomt Marcan op tegen het oordeel dat haar verzoek in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. In de mondelinge behandeling vóór de memorie van grieven waarin Marcan de onjuistheden in de financiële gegevens aan de orde heeft gesteld, heeft de raadsheer-commissaris gezegd dat deze stelling van Marcan voor zover nodig later zou worden getoetst. Marcan hoefde er dus geen rekening mee te houden dat het hof deze stelling naast zich neer zou leggen, althans er niet op in zou gaan. Pas met het arrest van het hof is het Marcan duidelijk geworden dat haar stelling niet is getoetst. Zij heeft het recht die stelling alsnog te laten toetsen.
Grief Vis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het gezag van gewijsde van de uitspraken in de dagvaardingsprocedure zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. Het hof is niet toegekomen aan een beoordeling van de door [naam] overgelegde financiële gegevens. Pas na die beoordeling is Marcan in de gelegenheid om een vordering in te stellen tot vergoeding van haar werkelijke proceskosten.
Grief VIziet op de proceskostenveroordeling.
5.3
[naam] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van Marcan in de proceskosten.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Het hof zal de grieven samen behandelen. De grieven slagen niet. Daarvoor is het volgende redengevend.
6.2
Marcan stelt dat zij belang heeft bij een voorlopig deskundigenonderzoek met het oog op een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten, als de gegevens onjuist blijken te zijn. De financiële gegevens die volgens Marcan (mogelijk) onjuist zijn, zijn overgelegd in de dagvaardingsprocedure. Marcan heeft die gegevens toen al laten onderzoeken door haar accountant, die gewezen heeft op een aantal onjuistheden. Marcan had die onjuistheden dus ook toen al kunnen aangrijpen als grondslag voor een vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten, of een verzoek een deskundige te benoemen om die onjuistheden te onderzoeken. Marcan heeft echter volstaan met een vordering tot veroordeling van [naam] in de proceskosten, wat bij toewijzing inhoudt dat Marcan niet haar werkelijke proceskosten, maar de proceskosten begroot volgens het liquidatietarief vergoed krijgt. Daar heeft Marcan bewust voor gekozen, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek bij de kantonrechter. Daar heeft Marcan verklaard dat zij er voor heeft gekozen toen geen deskundige te laten benoemen om naar de cijfers van [naam] te laten kijken, om geen instantie te verliezen. Onder deze omstandigheden is het strijdig met de goede procesorde om nu, na afloop van de dagvaardingsprocedure, alsnog een voorlopig deskundigenonderzoek te verzoeken met het oog op de vraag of mogelijk ook een veroordeling in de volledige proceskosten mogelijk is.
6.3
Marcan kan deze handelwijze niet rechtvaardigen met een beroep op de (beweerdelijke) mededeling van de raadsheer-commissaris tijdens de mondelinge behandeling na aanbrengen in de dagvaardingsprocedure dat de stelling van Marcan dat de financiële gegevens onjuist waren, zo nodig later zou worden getoetst. Als de raadsheer-commissaris dat heeft gezegd, heeft hij daar ook volgens Marcan aan toegevoegd dat die toetsing “
zo nodig” later zou plaatsvinden. Die noodzaak ontbrak omdat het hof kon volstaan met de vaststelling dat de huurprijsvermindering waar [naam] recht op had, lager uitviel dan de korting die Marcan reeds had verleend. Marcan kan haar handelwijze evenmin rechtvaardigen met de stelling dat zij niet heeft kunnen voorzien dat het hof in de dagvaardingsprocedure niet zou toekomen aan de beoordeling van de (on)juistheid van de financiële gegevens. In die procedure vorderde Marcan immers een ‘gewone’ veroordeling in de proceskosten. Als het hof wel zou zijn toegekomen aan een beoordeling van de (on)juistheid van de financiële gegevens, zou het hof [naam] vanwege een eventuele onjuistheid dus hoogstens in de geliquideerde proceskosten hebben kunnen veroordelen, aangezien Marcan niet meer had gevorderd.
6.4
De slotsom is dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenonderzoek naar de (on)juistheid van de financiële gegevens van [naam] in strijd is met de goede procesorde. Daar stuiten alle grieven van Marcan op af.
Conclusie en proceskosten
6.5
Het hoger beroep van Marcan slaagt niet. Daarom zal het hof de beschikking bekrachtigen. Het hof zal Marcan als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.6
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.404,-

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 april 2024;
  • veroordeelt Marcan in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [naam] begroot op € 3.404,-;
  • bepaalt dat als Marcan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Marcan de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevraagd.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Glazener, mr. M.Y. Bonneur en J.N. de Blécourt en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025 in aanwezigheid van de griffier.