Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
1.De zaak in het kort
2.Het verdere procesverloop in hoger beroep
- het proces-verbaal van het op 11 juni 2024 gehouden getuigenverhoor;
- het proces-verbaal van het op 3 september 2024 gehouden tegengetuigenverhoor;
- de memorie na enquête van [appellanten];
- de memorie na enquête van Staedion.
3.Feitelijke achtergrond
4.Verdere beoordeling in hoger beroep
niet kloppen”. Vervolgens heeft zij een mondelinge verklaring afgelegd (de derde verklaring), tijdens het getuigenverhoor bij het hof op 25 juni 2024. [appellant 3] heeft toen verklaard dat zij in de periode van (ongeveer) 2017 tot in 2023 in de woning heeft gewoond en dat [appellant 1] er al die tijd heeft gewoond, maar dat zij elkaar niet vaak zagen. Zij heeft hieraan toegevoegd: “
Ik had toen werk en hij ook. Soms zagen we elkaar ’s ochtends en soms ook ’s avonds. (…) Als hij thuis was zat hij vaak in de slaapkamer en heel soms in de woonkamer. (…) Wij aten bijna nooit samen, misschien één keer per maand.” [appellant 3] heeft in haar derde verklaring ontkend dat zij tegen medewerkers van Veerkracht heeft gezegd dat [appellant 1] niet in de woning woont. Volgens [appellant 3] is deze passage aan haar voorgehouden door [getuige 3]. Hij legde haar woorden in de mond en wilde van haar een bevestiging, waarbij hij zei een woning voor haar en haar dochter te kunnen regelen als zij zou bevestigen wat hij haar voorhield, aldus [appellant 3] in haar derde verklaring.
Ik weet niet of hij daar in de tussentijd altijd heeft gewoond. Ik kom hem namelijk niet dagelijks tegen” heeft hij tijdens het verhoor willen terugkomen. Hij heeft tijdens het verhoor opgemerkt: “
Ik heb bedoeld te zeggen: ik weet dat hij daar woont want hij krijgt daar ook post (…)”. Zijn verklaring is op dit onderdeel tegenstrijdig en daarmee niet geloofwaardig.
daar gewoon woont”. De verklaring van [getuige 2] komt niet overeen met het onderzoeksjournaal van Veerkracht en ook niet met de e-mail van [getuige 3] van 11 mei 2021 die Staedion bij brief van 17 maart 2022 in het geding heeft gebracht. In beide stukken is namelijk vermeld dat medewerkers van Veerkracht op 19 oktober 2020 bij de buurman van nummer [nummer] aan de deur zijn geweest (dat was dus [getuige 2]) en dat deze buurman toen heeft verklaard niets te weten over de bewoning op nummer [nummer] en dat hij weinig contact heeft met de buren. Deze tegenstrijdigheden maken de getuigenverklaring van [getuige 2] niet geloofwaardig. Ook de door [appellanten] overgelegde schriftelijke verklaring van [getuige 2] dat [appellant 2] en [appellant 3] bij [appellant 1] inwonen en dat hij [appellant 1] wel eens tegen komt en een praatje met hem maakt is in het licht van deze tegenstrijdigheden niet geloofwaardig.