Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verdere procesverloop in hoger beroep
- het tussenarrest van 9 juli 2024 en de daarin vermelde processtukken (hierna: Tussenarrest I). In Tussenarrest I heeft het hof [appellante] gevraagd haar bevoegdheid om in hoger beroep te komen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022 toe te lichten;
- de dagvaarding van 18 juli 2024, waarbij [appellante] [zoon 1] op de voet van artikel 118 Rv heeft gedagvaard om in dit geding te verschijnen;
- de akte met bijlagen van [appellante] van 6 augustus 2024;
- de akte met bijlage van Valkenburg van 3 september 2024.
2.Feitelijke achtergrond
in hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van wijlen de heer [erflater]” onvoorwaardelijke toestemming gegeven aan [appellante] om:
3.Verdere beoordeling in hoger beroep
Ontvankelijkheid [appellante]
4.Beslissing
- wijst de vordering van Valkenburg om [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren in haar principaal hoger beroep af;
- verklaart [zoon 1] niet-ontvankelijk in zijn verschijning in de procedure op de voet van artikel 118 Rv of op de voet van artikel 217 Rv;
- verwijst de zaak naar de rol van 25 maart 2025 voor het nemen van een akte aan de zijde van Valkenburg zoals nader omschreven in 5.12;
- bepaalt dat de zaak op de rolzitting waarop Valkenburg haar akte neemt, wordt verwezen naar de rol vier weken later voor antwoordakte aan de zijde van [appellante];
- houdt iedere verdere beslissing in het principaal appel en het incidenteel appel aan.