Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1] , en
[geïntimeerde 2],
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte uitlaten producties van Dexia;
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1] c.s.
3.De kern van de zaak
4.De beoordeling
hierna: ‘NR 1999’) en dat deze vordering wel is verjaard, gaat dat verweer niet op. De vordering van [geïntimeerde 1] c.s. is gegrond op art. 6:162 BW. Het feit dat [geïntimeerde 1] c.s. aanvoert dat Dexia een wettelijke plicht heeft geschonden, namelijk art. 41 NR 1999, betekent niet dat er sprake is van een van de onrechtmatige daad-grondslag te onderscheiden vordering gegrond op art. 41 NR 1999. Voor het stuiten van de vordering op grond van onrechtmatige daad was het niet nodig dat [geïntimeerde 1] c.s. ook expliciet in zijn stuitingsberichten vermeldde dat hij Dexia onrechtmatig handelen verweet specifiek (ook) op grond van art. 41 NR 1999.
- i) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer;
- ii) ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product;
- iii) naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct een ander financieel product heeft geadviseerd.