ECLI:NL:GHDHA:2025:1388

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.335.974/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de gemeenschappelijke eigendom van zonnepanelen op een appartementencomplex en de bijdrageplicht van eigenaren

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee verzoekers en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex. De verzoekers, die tot medio januari 2025 eigenaar waren van een stadswoning binnen het complex, hebben in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter aangevochten. De kern van het geschil betreft de vraag of de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren en of de eigenaren van de stadswoningen, waaronder de verzoekers, een bijdrageplicht hebben voor de kosten die hiermee gemoeid zijn. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de zonnepanelen gemeenschappelijk zijn en dat de verzoekers bij moeten dragen aan de kosten. Het hof bevestigt deze beslissing, waarbij het hof oordeelt dat de zonnepanelen, die ook de parkeerruimte van stroom voorzien, tot de gemeenschappelijke zaken behoren. De verzoekers betogen dat de zonnepanelen uitsluitend ten goede komen aan het flatgebouw en dat zij geen bijdrageplicht hebben, maar het hof oordeelt dat de kosten voor het onderhoud en gebruik van de zonnepanelen voor rekening van alle eigenaren komen. De verzoekers hebben ook verzocht om tussenmeters te plaatsen om het energieverbruik nauwkeuriger te kunnen vaststellen, maar het hof oordeelt dat de VvE dit verzoek niet zonder redelijke grond heeft geweigerd. Uiteindelijk wordt de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en worden de verzoekers in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.335.974/01
Zaak- en rekestnummer rechtbank : 10549875 RP VERZ 23-50320
Beschikking van 15 juli 2025
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonend in [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. K. Kroon, kantoorhoudend in Amsterdam.
tegen
Vereniging van Eigenaren […],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.J.N. Kolsters, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna [verzoekers] en de VvE.

1.De zaak in het kort

1.1
In deze zaak gaat het om een appartementencomplex dat deels bestaat uit een flatgebouw met appartementen en deels uit stadswoningen. De eigenaren van de appartementen in de flat en die van de stadswoningen behoren tot dezelfde VvE. Zowel op het flatgebouw als op de stadswoningen liggen zonnepanelen.
1.2
De vraag die hier speelt is of de zonnepanelen die liggen op het flatgebouw behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten en of de eigenaren van de stadswoningen daarvoor ook een bijdrageplicht hebben.
1.3
In navolging van de kantonrechter oordeelt het hof dat deze vragen op grond van de splitsingsstukken bevestigend moeten worden beantwoord. Het hof heeft in zijn overwegingen mede betrokken dat onder het flatgebouw een gemeenschappelijke parkeerruimte is gevestigd en dat de zonnepanelen op het flatgebouw deze parkeerruimte met zijn elektrische voorzieningen, eveneens van de benodigde stroom voorzien.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift (met bijlagen), ter griffie ingekomen op 21 december 2023, zijn [verzoekers] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 november 2023.
2.2
De VvE heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend dat op 23 juli 2024 is ontvangen ter griffie van het hof.
2.3
Bij e-mail van 16 april 2025 heeft de advocaat van de VvE bevestigd dat alle leden van de VvE als belanghebbenden bij name zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het beroepschrift.
2.4
Partijen hebben hun standpunten uiteengezet tijdens de mondelinge behandeling op 9 mei 2025. De advocaten hebben zich daarbij bediend van pleitnota’s, die zij hebben overgelegd. Vervolgens is de datum van de beschikking bepaald op heden.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[verzoekers] waren tot medio januari 2025 eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] met bijbehorende berging en parkeerplaats in [plaats] (hierna: de woning). Zij waren daarmee tot die datum van rechtswege lid van de VvE.
3.2
De woning is onderdeel van een complex dat bestaat uit totaal 29 appartementsrechten, waarvan er twintig betrekking hebben op een appartementengebouw (hierna ook: flatgebouw) en negen op de daarnaast gelegen stadswoningen. Het appartementsrecht van [verzoekers] betreft een stadswoning. Onder het flatgebouw en de stadswoningen is een parkeerruimte (met grotendeels overdekte parkeerplaatsen) en zijn bergingen gelegen. Het complex is in 2019 opgeleverd.
3.3
In het flatgebouw is een gemeenschappelijke toegang aanwezig, een gemeenschappelijk trappenhuis, een gemeenschappelijke lift en gemeenschappelijke gangen en hallen. De stadswoningen staan los van het flatgebouw en hebben geen vergelijkbare gemeenschappelijke voorzieningen. De stadswoningen hebben ieder een zelfstandige ingang. De parkeerplaatsen en de bergingen behoren toe aan zowel de eigenaren van de flatwoningen als aan die van de stadswoningen.
3.4
Ten behoeve van een verbeterde energetische prestatie van de woningen zijn (zoals reeds in de ontwerpfase was voorzien) op de daken van de stadswoningen en het dak van het flatgebouw zonnepanelen geplaatst. Per stadswoning gaat het om vijf à zes zonnepanelen die uitsluitend de desbetreffende woning voorzien van energie. Op het dak van het flatgebouw zijn in totaal 59 zonnepanelen aangebracht. Deze panelen hebben geen directe aansluiting met de individuele flatwoningen, maar zijn wél aangesloten op de centrale meter van het flatgebouw. Op die centrale meter is het stroomverbruik van alle gemeenschappelijke voorzieningen aangesloten. Het gaat daarbij deels om de voorzieningen van het flatgebouw, zoals de lift en de verlichting van de gangen en hallen, en deels om de voorzieningen van de daaronder gelegen parkeerruimte, zoals de camerabeveiliging, de afzuiging en het toegangshek. Het stroomverbruik van al deze voorzieningen wordt betrokken van het openbare stroomnet, waarop de door de zonnepanelen opgewekte stroom in mindering wordt gebracht.
3.5
Het splitsingsreglement is bij akte van 13 maart 2024 geheel gewijzigd. In die akte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“B.Aandelen die door de splitsing ontstaan en aandelen in de verplichting tot het bijdragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn
Artikel 8
1.
Iedere eigenaar is in de gemeenschap gerechtigd voor het hierna vermelde breukdeel, dat is vastgesteld op basis van de oppervlakten van de appartementsrechten, waarvan de noemer vierduizenddriehonderdzesenvijftig (4.356) bedraagt en de teller als volgt:
(…)
- de eigenaar van het appartementsrecht met indexcijfer 7(van [verzoekers], toevoeging hof)
eenhonderdachtennegentig (198);
(…)
2.
De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen gerechtigd tot de baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen en zijn voor diezelfde breukdelen verplicht bij te dragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn.
3.
In afwijking van het hiervoor in lid 2 bepaalde geldt een afwijkende verdeelsleutel voor de volgende schulden en kosten:a. (…)
b. de kosten van de parkeerruimte met toegang worden gedragen als volgt:
(…)
- voor de eigenaren van de appartementsrechten met de indexcijfers A-1 tot en met A-9 ([verzoekers] zijn (waren) eigenaar van A-7, toevoeging hof
), ieder voor twaalf tweehonderdzesendertigste (12/236) gedeelte;
(…)
C.Schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn en baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen, reservefonds en onderhoudsplan
Artikel 9
1.
Tot de schulden en kosten van de gezamenlijke eigenaars (…) worden gerekend:
a.
die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
(…)
2.
In afwijking van het in lid 1 bepaalde geldt zoveel mogelijk dat de eigenaren van de stadswoningen niet bijdragen in de kosten met betrekking tot de appartementen/woningen, en andersom, en de eigenaren van de stadswoningen verantwoordelijk zijn voor de kosten met betrekking tot hun eigen woning, dat wil zeggen:
a.
De eigenaren van de stadswoningen met de indexcijfers 1 tot en met 9 behoeven niet bij te dragen in de kosten van onderhoud, herstel of vernieuwing van de gemeenschappelijke zaken en gemeenschappelijke gedeelten, voor zover die zich bevinden in het gedeelte van het gebouw waarin de woningen met de indexcijfers 10 tot en met 29 zijn gesitueerd, echter met uitzondering van die betrekking hebbend op de parkeerruimte en de toegang daartoe.
(…)
F.Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
(…)
Artikel 17
1.
Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig:
a.
de grond, de funderingen, de dragende muren, (…), de daken (…), de dakbedekking, (…);
(…)
e. de energie besparende voorzieningen in of aan de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken;
f. de installaties met de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken, van:
- de lift(en);
- de hydrofoor/-foren;
- de luchtbehandeling en de ventilatie;
- de rook -en branddetectie en de brandbestrijding;
- de bliksembeveiliging of andersoortige centrale aarding;
- de algemene beveiliging;
- de gemeenschappelijke verlichting;
die niet bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van – of niet uitsluitend dienstbaar zijn aan – één privé gedeelte;
g. de leidingen voor:
- (…)
- het transport van gas, water, elektriciteit en telefoon-, audio- en videosignalen vanaf de aansluitingen op de dienstleidingen tot aan een meterkast van een privé gedeelte;
(…)
i. de overige collectieve voorzieningen.
(…)
Artikel 18
Indien er twijfel bestaat of een gedeelte van het gebouw of de grond dan wel een zaak al dan niet tot de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken behoort, wordt hierover beslist door de vergadering.”
3.6
Het VvE-bestuur heeft op basis van de splitsingsakte het standpunt ingenomen (1) dat de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten en (2) dat [verzoekers] tot het voor hen geldende breukdeel dienen bij te dragen aan de kosten daarvan. Volgens [verzoekers] volgt uit de splitsingsakte nu juist dat deze zonnepanelen niet tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren en dat zij daarvoor geen bijdrageplicht hebben.
3.7
Op de VvE-vergadering van 9 mei 2023 hebben [verzoekers] de correctie van het standpunt van het VvE-bestuur ter besluitvorming aan de VvE voorgelegd. De VvE is ter vergadering niet met de door [verzoekers] voorgestelde correctie meegegaan en heeft daarmee (met meerderheid van stemmen) besloten (1) dat de zonnepanelen op het flatgebouw gemeenschappelijke zaken zijn en (2) dat de kosten ervan (volgens de bestaande breukdelen) worden omgeslagen over alle appartementseigenaren, inclusief de eigenaren van de stadswoningen.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[verzoekers] kunnen zich niet met deze besluiten verenigen en hebben de kantonrechter bij verzoekschrift van 6 juni 2023 verzocht (1) de besluiten van 9 mei 2023 nietig te verklaren, dan wel te vernietigen, (2) de besluiten te schorsen totdat op hun vernietigingsverzoek onherroepelijk is beslist, (3) hen te machtigen om op kosten van de VvE tussenmeters te plaatsen en (4) de VvE te veroordelen in de gedingkosten.
4.2
De kantonrechter heeft het verzoek in de beschikking van 21 november 2023 op alle onderdelen afgewezen en [verzoekers] in de proceskosten veroordeeld.

5.Verzoek in hoger beroep en verdere ontwikkelingen

5.1
[verzoekers] hebben het hof in hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en hun verzoeken alsnog toe te wijzen. Hun grieven richten zich allereerst tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten (grief 1). Verder hebben [verzoekers] grieven gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat uit de splitsingsakte volgt dat de kosten van de energievoorziening voor de parkeerruimte voor rekening zijn van alle appartementseigenaren, dus ook van de eigenaren van de stadswoningen (grieven 2 en 6) en tegen het oordeel dat de VvE op basis van de splitsingsakte in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de zonnepanelen op het dak van het appartementengebouw behoren tot de gemeenschappelijke zaken (grieven 3, 4, 5, en 7). Ten slotte hebben [verzoekers] zich gekeerd tegen het oordeel dat voor het plaatsen van tussenmeters geen noodzaak bestaat (grief 8) en tegen hun veroordeling in de proceskosten (grief 9).
5.2
De VvE heeft in hoger beroep het verweer gevoerd dat [verzoekers] geen belang (meer) hebben bij deze procedure, (1) omdat [verzoekers] hun appartementsrecht hebben verkocht en sedert 13 januari 2025 geen eigenaar en VvE lid meer zijn en (2) omdat in het gewijzigde splitsingsreglement een nieuwe verdeelsleutel is opgenomen voor de kosten van de parkeerruimte, waarmee [verzoekers] hebben ingestemd. Daarnaast heeft de VvE betoogd dat het ter VvE vergadering van 9 mei 2023 verworpen voorstel van [verzoekers] niet het karakter had van een besluit dat in rechte nietig kan worden verklaard of kan worden vernietigd en dat [verzoekers] tegen het vóór die datum door het bestuur van de VvE genomen besluit over de zonnepanelen te laat zijn opgekomen. Ten slotte heeft de VvE de grieven van [verzoekers] ook op inhoudelijke gronden bestreden.

6.Beoordeling in hoger beroep

Vastgestelde feiten (grief 1)

6.1
[verzoekers] hebben zich als eerste beklaagd over de onvolledigheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Deze grief kan niet leiden tot vernietiging van de beschikking, omdat het hof de voor zijn oordeel relevante feiten zelfstandig vaststelt. Overigens heeft het hof, waar dienstig, met de door [verzoekers] genoemde aanvullende feiten ook rekening gehouden.
Zonnepanelen gemeenschappelijk? (grieven 3, 4, 5 en 7)
6.2
[verzoekers] hebben zich in hun grieven gekeerd tegen het standpunt van de VvE dat de zonnepanelen op het dak van het appartementengebouw blijkens de splitsingsakte behoren tot de gemeenschappelijke zaken. Volgens hen is dat niet het geval en blijkt dat ook niet uit de splitsingsakte. Zij wijzen erop dat de stadswoningen en het appartementengebouw los van elkaar functioneren en dat in art. 9 lid 2 van het splitsingsreglement ook uitdrukkelijk is bepaald dat de eigenaren van de stadwoningen niet hoeven bij te dragen in de kosten van onderhoud, herstel of vernieuwing van de gemeenschappelijke zaken voor zover die zich bevinden in het flatgebouw. [verzoekers] stellen dat de zonnepanelen op het flatgebouw uitsluitend zijn bedoeld om dat gebouw van stroom te voorzien. Het enkele feit dat een deel van de door de zonnepanelen opgewekte stroom kan worden aangewend om ook de onder het complex gelegen parkeerruimte van energie te voorzien is volgens hen geen reden om dit zonnepaneelsysteem in zijn geheel als gemeenschappelijk aan te merken. De stadswoningen hebben hun eigen zonnepanelen en het kan niet de bedoeling zijn dat de eigenaren van de stadswoningen dubbel betalen. Weliswaar bepaalt art. 17 lid 1 onder e van het splitsingsreglement dat de energiebesparende voorzieningen in of aan de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw behoren tot de gemeenschappelijke zaken, maar art. 9 van het reglement prevaleert omdat het hier gaat om een a-typische splitsing. Anders dan art. 9 is art. 17 van het splitsingsreglement niet op maat gesneden. De tekst van art. 17 is immers grotendeels gekopieerd uit art. 17 van het (door [verzoekers] in het geding gebrachte [1] ) Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 2006 (MR 2006). Daarnaast zijn de zonnepanelen niet in of aan de (onder het appartementencomplex gelegen) parkeerruimte bevestigd, zodat ook niet aan de letterlijke tekst van art. 17 lid 1 onder e splitsingsreglement is voldaan, aldus nog steeds [verzoekers]
6.3
Voor de vraag of de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw al dan niet behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten is leidend wat daarover in de splitsingsstukken is bepaald. Partijen twisten over de uitleg van de splitsingsakte. Uitgangspunt voor het hof in zo’n geval is de in de splitsingsstukken tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen en omschrijvingen, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. Bij de vraag welke uitleg van de splitsingsstukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is kunnen ook de feitelijke kenmerken van het splitsingsobject een rol spelen [2] .
6.4
Met de VvE is het hof van oordeel dat uit de bepalingen in het splitsingsreglement, in onderling verband en samenhang gelezen, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw tot de gemeenschappelijke zaken behoren. Uit art. 17 lid 1, aanhef en onder e splitsingsreglement blijkt dat ook de energie besparende voorzieningen in of aan de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke zaken worden gerekend tot de gemeenschappelijke zaken. De zonnepanelen zijn bevestigd aan het dak van het appartementencomplex en dat dak wordt blijkens art. 17 lid 1, aanhef en onder a splitsingsreglement eveneens tot de gemeenschappelijke gedeelten gerekend. Dat de zonnepanelen niet zijn bevestigd aan de parkeerruimte zelf doet aan de toepasselijkheid van art. 17 lid 1, aanhef en onder e splitsingsreglement dus niet af. Voor zover [verzoekers] hebben aangevoerd dat het bepaalde in art. 9 prevaleert boven art. 17 splitsingsreglement miskennen zij dat art. 17 bepaalt wat tot de gemeenschappelijke gedeelten wordt gerekend, terwijl art. 9 splitsingsreglement alleen ziet op de bijdrageplicht van de eigenaren. Dat blijkt ook uit de in de splitsingsakte gehanteerde hoofdstukindeling. Art. 9 is immers opgenomen onder hoofdstuk C ‘Schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn (…)’, terwijl art. 17 valt onder hoofdstuk F ‘Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken’. Anders dan [verzoekers] hebben betoogd bestaan de beide bepalingen dus naast elkaar en doet de gelding van de ene bepaling aan die van de andere niets af. De grieven missen doel.
Omvang bijdrageplicht (grieven 2 en 6)
6.5
Volgens [verzoekers] blijkt uit art. 9 lid 2 onder a splitsingsreglement dat zij niet hoeven bij te dragen aan de kosten van de gemeenschappelijke zaken die zich bevinden in het flatgebouw, en dus ook niet aan de zonnepanelen die zich bevinden op het dak daarvan. Zij wijzen erop dat de uitzondering die is beschreven in het laatste gedeelte van art. 9 lid 2 onder a splitsingsreglement alleen ziet op de onderhoudskosten van de gemeenschappelijke parkeerruimte en de toegang daartoe, niet op de energiekosten van de parkeerruimte. De energiekosten komen niet voor in die opsomming. De omstandigheid dat de parkeerruimte ook gebruik maakt van de door de zonnepanelen opgewekte stroom kan volgens hen geen uitzondering rechtvaardigen op het uitgangspunt van art. 9 lid 2 onder a splitsingsreglement dat de stadswoningen niet hoeven bij te dragen aan de onderhoudskosten van de gemeenschappelijke zaken in het flatgebouw.
6.6
Voorop staat, zoals het hof hiervoor heeft overwogen, dat de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw behoren tot de gemeenschappelijke zaken. Volgens de hoofdregel van art. 9 lid 1, aanhef en onder a splitsingsreglement komen de schulden en kosten in verband met het onderhoud, het gebruik of het behoud van de gemeenschappelijke zaken voor rekening van de gezamenlijke eigenaars, dus ook van [verzoekers] Voor zover zij zich beroepen op de uitzondering die blijkens art. 9 lid 2, aanhef en onder a splitsingsreglement geldt voor de kosten van de gemeenschappelijke zaken in het flatgebouw, zien zij eraan voorbij dat in datzelfde artikellid weer een uitzondering wordt gemaakt voor de kosten die betrekking hebben op de onder het complex gelegen parkeerruimte en de toegang daartoe. Niet in geschil is dat die parkeerruimte en de toegang daartoe ingevolge art. 17 splitsingsreglement behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten en evenmin dat de gemeenschappelijke zonnepanelen op het dak mede dienen ten behoeve van het gebruik van (en de toegang tot) de parkeerruimte en de bergingen. Hieruit volgt dat [verzoekers] niet alleen dienen mee te betalen aan de onderhoudskosten van de parkeerruimte, maar ook aan de kosten die verband houden met de stroomopwekking (via de gemeenschappelijke zonnepanelen) ten behoeve van het gebruik van (en de toegang tot) de parkeerruimte en de bergingen. Dat de energiekosten niet met zoveel woorden worden genoemd in het laatste gedeelte van de uitzondering van art. 9 lid 2, aanhef en onder a splitsingsreglement doet daar niet aan af. Voor die kosten geldt immers de hoofdregel van art. 9 lid 1, aanhef en onder a splitsingsreglement dat de kosten verband houdende met het gebruik, het behoud en het onderhoud van de gemeenschappelijke zonnepanelen voor rekening zijn van de gezamenlijke eigenaars.
6.7
De VvE heeft onder verwijzing naar het door haar overgelegde ‘Overzicht gebruik’ [3] aangevoerd dat de totale stroomkosten voor het gebruik van de gemeenschappelijke voorzieningen in het flatgebouw en de parkeerruimte voor 12% moeten worden toegerekend aan de lift, voor 40% aan de overige voorzieningen binnen het flatgebouw en voor 48% aan het binnenterrein (parkeerruimte). Deze percentages zijn, zo licht zij toe, mede ontleend aan de informatie die ze daarover van de desbetreffende leveranciers heeft verkregen. In het binnenterrein bevinden zich blijkens het overzicht diverse stroom verbruikende voorzieningen, zoals de toegangspoort (rolhek en schuifhek), de verlichting, brandmeldcentrale, camerabeveiliging, schemermelders, omvormer, afzuiging bergingen etc. [verzoekers] hebben weliswaar bestreden dat de stroomkosten van het totale complex tot ongeveer de helft wordt afgenomen door de voorzieningen in de parkeerruimte, maar zij heeft die betwisting niet van enige onderbouwing voorzien. Zij hebben slechts door middel van een eigen berekening vraagtekens gezet bij het door de VvE geschatte stroomverbruik van het rolhek en schuifhek, maar het hof acht dat onvoldoende om niet van het door de VvE overgelegde, gespecificeerde overzicht te kunnen uitgaan, nog daargelaten dat de VvE de juistheid van de berekening van [verzoekers] heeft bestreden. Het hof concludeert aan de hand van dit overzicht dat de door de zonnepanelen opgewekte energie voor bijna de helft aan de (elektrische installaties in de) parkeerruimte ten goede komt. Voor de andere helft (energiekosten van de lift en de overige voorzieningen binnen het flatgebouw) volgt uit art. 9 lid 2, aanhef en onder a splitsingsakte inderdaad dat die kosten niet ook door [verzoekers] worden gedragen. Hiervoor geldt echter dat bij akte van 13 maart 2024 aan art. 8 van het splitsingsreglement een nieuw (derde) lid is toegevoegd. Op grond daarvan is de verdeelsleutel van de kosten (dus ook de energiekosten) van de parkeerruimte voor (de rechtsopvolgers van) [verzoekers] gewijzigd. [verzoekers] hebben met deze wijziging ingestemd, zodat zij geen belang meer hebben bij hun vordering tot nietigverklaring van het over die verdeelsleutel in de VvE vergadering van 9 mei 2023 genomen besluit. De bij dat besluit bepaalde verdeelsleutel is immers met de wijziging van het splitsingsreglement op 13 maart 2024 achterhaald.
6.8
Van dubbele betaling is voorts geen sprake. De appartementen hebben individueel geen aansluiting op de zonnepanelen op het dak van het flatgebouw, terwijl de opgewekte stroom mede ten goede komt aan de parkeerruimte en de bergingen alsmede de toegang daartoe. Voor de omvang van de bijdrageplicht geldt wat in het gewijzigde splitsingsreglement staat. De grieven falen.
Tussenmeters (grief 8)
6.9
[verzoekers] voeren aan dat het van belang is dat de exacte verdeling wordt vastgesteld van het energieverbruik van enerzijds de parkeerruimte en anderzijds het daarboven gelegen flatgebouw. Zij betwisten dat dat verbruik op dit moment nauwkeurig kan worden vastgesteld. Met name de aannames van de VvE over het energieverbruik van het rolhek en het schuifhek zijn volgens [verzoekers] te hoog ingeschat en niet realistisch. Met tussenmeters kan dat verbruik nauwkeuriger worden berekend, terwijl de plaatsing van tussenmeters, gelet op de door haar overgelegde offerte van het installatiebureau [naam] [4] , een relatief kleine ingreep is, aldus [verzoekers]
6.1
De VvE heeft hiertegen ingebracht dat zij met de oorspronkelijke installateur van het complex een rondgang ter plaatse heeft gemaakt en dat uit diens kostenopgaaf [5] blijkt dat het aanbrengen van een zuivere splitsing van de energiekosten van de parkeerruimte en de daarboven gelegen appartementen zou neerkomen op meer dan € 10.000,-. Volgens de VvE komt aan de offerte van [naam] geen waarde toe omdat daarin geen rekening is gehouden met het feit dat eerst de bedrading in het gebouw moet worden ontvlecht, groepen moeten worden gesplitst en extra groepen moeten worden toegevoegd, hetgeen een veelvoud bedraagt van de kosten van de te plaatsen tussenmeters. De VvE acht deze kosten hoe dan ook onnodig omdat zij, mede aan de hand van de door de leveranciers verkregen gegevens, het energieverbruik van de gemeenschappelijke voorzieningen al voldoende accuraat kan inschatten en berekenen. Daar komt bij (1) dat de eigenaren van de overige acht stadswoningen hebben laten weten geen individuele bemetering te wensen, (2) dat de opbrengst van de zonnepanelen op het dak van het complex blijkens onder meer het door de VvE bijgehouden gebruiksoverzicht 2023 [6] hoger is dan de kosten ervan en (3) dat het aanbrengen van tussenmeters zou leiden tot een ongewenste verhoging van de VvE-bijdrage voor alle eigenaren van de stadswoningen. Met het oog op al deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat de VvE haar medewerking om tussenmeters te (laten) plaatsen zonder redelijke grond heeft geweigerd als bedoeld in art. 5:121 BW. De aanschaf- en installatiekosten van de door [verzoekers] gewenste tussenmeters en de administratieve lasten van de loskoppeling van deze individuele meters van de gemeenschappelijke zonnepanelen wegen niet op tegen het eventuele voordeel dat [verzoekers] daaraan kunnen ontlenen, temeer nu [verzoekers] hun stadswoning inmiddels hebben verkocht en geleverd en geen lid meer zijn van de VvE. Ook deze grief kan [verzoekers] derhalve niet baten.
Conclusie en proceskosten (grief 9)
6.11
De conclusie is dat het hoger beroep van [verzoekers] niet slaagt. Daarom zal het hof de beschikking bekrachtigen, ook wat betreft de daarin neergelegde proceskostenveroordeling. Dat betekent dat ook grief 9 faalt.
6.12
Met deze uitslag bestaat bij een bespreking van de overige verweren van de VvE geen belang meer. Het hof zal [verzoekers] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.13
Die proceskosten worden begroot op:
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.606,-

7.Beslissing

Het hof:

  • bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 21 november 2023;
  • veroordeelt [verzoekers] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de VvE begroot op € 2.606,-;
  • bepaalt dat als [verzoekers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak hebben voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, [verzoekers] de kosten van die betekening moeten betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
  • wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevraagd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, mr. D. Stoutjesdijk en mr. R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Prod. 2 beroepschrift
2.Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078 en Hoge Raad 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337
3.Prod. 10 verweerschrift eerste aanleg
4.Prod. 4 akte HB
5.Prod. 5 verweerschrift HB
6.Prod. 6 verweerschrift HB