Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 27 februari 2024, waarmee Hanbouw hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 31 januari 2024;
- de memorie van grieven (met producties) van Hanbouw;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] c.s.;
- de akte van de zijde van Hanbouw (met producties);
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1] c.s.
3.Feitelijke achtergrond
Hierbij doe ik mijn bevindingen toekomen van de inspectie van de elektrische installatie (…) zoals die tot dan is uitgevoerd: (…) meterkast aanleg slordig beter afwerken van de leidingen (…) Rest van de installatie en installatie opbouw is prima.”.
Résume: In 1e instantie is de plaats van het ontstaan van de brand vastgesteld. Door uitsluiting van diverse mogelijke brandinleiders (vriezer, wandcontactdoos, recorder, etc.) is vervolgens het centrum van de plaats van het ontstaan van de brand vastgesteld. Binnen dit centrum bevond zich alleen de schakel- en verdeelinrichting.” In het door C+B advies en expertise verstrekte rapport van 1 november 2022 heeft onderzoeker [onderzoeker] onder ”Samenvatting” vermeld: “
De brand in de woning is ontstaan als gevolg van een gebrekkige hoofdverdeelinrichting in de meterkast van de woning.”
Uit het voorgaande volgt dat nu relevante gegevens en andere mogelijke schadeoorzaken bij het onderzoek naar de brandoorzaak buiten beschouwing zijn gebleven, niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat er sprake is van een causaal verband tussen de gestelde fout (een ondeugdelijke meterkast/hoofdverdeelinrichting) en de (brand)schade. Gelet op wat hiervoor is overwogen kan niet gezegd worden dat concrete aanwijzingen voor een andere schadeoorzaak ontbreken. Het voorgaande betekent dat het gestelde causale verband onvoldoende is onderbouwd. (…) De vordering moet reeds daarom worden afgewezen. (…).”
4.Procedure in kort geding bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
als je niet bij je geld kan, kan je (…) geen factuur betalen’. Bij gebreke aan een nadere toelichting waarom het belang van Hanbouw bij opheffing van het beslag zwaarder dient te wegen dan het belang van [geïntimeerde 1] c.s. om – zo hij in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld – verhaal te kunnen nemen door uitwinning van het enige bekende verhaalsobject ter hoogte van ongeveer twintig procent van de schade die hij als gevolg van de brand heeft geleden, valt de belangenafweging in het voordeel van [geïntimeerde 1] c.s. uit. Grief 2 slaagt daarom niet.
Salaris advocaat € 1.821,- (1,5 punt x tarief II)
Nakosten
€ 178,-(plus verhoging vermeldt in de beslissing)
Totaal
€ 4.052,-
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 31 januari 2024;
- veroordeelt Hanbouw in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. begroot op € 4.052,-;
- bepaalt dat als Hanbouw niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Hanbouw de kosten van de betekening moet betalen en extra nakosten van € 92,--.
- wijst af het meer of anders gevorderde.