4.2De grieven van de man zien op de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de verdeling van de Islamitische feestdagen, de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De man verzoekt het hof (na vermeerdering van zijn verzoek D bij brief van 6 oktober 2024) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben;
de tussen partijen overeengekomen zorgregeling op te nemen in de beschikking, alsmede te bepalen dat de kinderen op de volgende Islamitische feest- en gedenkdagen bij de man zullen verblijven: Muharram (Islamitisch nieuwjaar), Asjoera (10e dag), Mawlid-an-Nabi (geboortedag profeet), Lailat-ul-Miraj (hemelvaart profeet), Lailat-ul-Qadr (nacht van de beslissing), Eid-ul-Fitr (Suikerfeest) en Eid-ul-Adha (Offerfeest);
primair de vrouw te veroordelen:
tot nakoming van de afspraken in de tussen partijen gesloten overeenkomst getiteld “leningsovereenkomst” met de bepaling dat de eenvoudige gemeenschap (woning) aan de man wordt toebedeeld zonder verrekening;
binnen een week na betekening van de te wijzen beschikking medewerking te verlenen aan deze verdeling en de noodzakelijke leveringshandelingen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor elke dag dat de vrouw na sommatie zijdens de man geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, waarbij de beschikking in de plaats zal treden van een tot levering van de woning bestemde akte of een deel daarvan in het geval de vrouw niet aan deze veroordeling voldoet;
subsidiair: de wijze van verdeling van de woning aan [adres] te gelasten aldus dat deze woning aan de man wordt toebedeeld, zulks zonder verdere verrekening en onder de voorwaarde dat de man in staat is de financiering zelf rond te krijgen;
meer subsidiair:
a. indien en voor zover het de man niet lukt de financiering op de woning op eigen
naam te krijgen, een NVM geregistreerde makelaar in de omgeving van [plaats] aan
te wijzen die de opdracht zal krijgen tot het verkopen van de woning, waarbij
partijen gezamenlijk de vraag- en laatprijs bepalen en dat, wanneer zij het over die
vraag — en laatprijs niet eens worden, te bepalen dat de makelaar die naar beste weten
en kunnen bindend zal bepalen;
b. te bepalen dat partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan
met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide
partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de
best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de
vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar die naar beste weten en
kunnen bindend bepalen;
c. te bepalen dat beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de
verkoop en levering van de woning aan derden;
d. te bepalen dat de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
e. te bepalen dat de (eventuele) overige verkoopopbrengst aan de man zal toekomen;
f. te bepalen dat iedere partij bij overdracht aan een derde is gehouden de helft van de
kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop van de
levering te dragen;
(voorwaardelijk en met vermeerdering van verzoek) indien en voor zover de verzoeken onder C. primair en subsidiair worden afgewezen en het verzoek onder C meer subsidiair toegewezen, de vrouw te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van de ten deze te wijzen beschikking aan de man uit hoofde van zijn vergoedingsrechten uit te betalen de somma (€ 40.038,22 + € 15.068,75 + € 47.489,51 =) € 102.596,48, te vermeerderen met het verschil dat in het kader van de toepassing van de ex artikel 1:87 BW en artikel 4 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden vervatte beleggingsleer zou resulteren in geval van een hogere waardering van de woning dan € 517.000,- een en ander te vermeerderen met wettelijke rente over het aan de man verschuldigde vanaf de eerst dag dat de hiervoor omschreven betalingstermijn is verstreken, althans vanaf een door het hof in goede justitie vast te stellen datum, tot aan de dag waarop de betaling geheel heeft plaatsgevonden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2025 heeft de man nog een andere toelichting gegeven op zijn verzoek D. Het hof begrijpt hier uit dat hij zijn verzoek heeft verminderd, en wel in die zin dat hij nog een vergoedingsrecht op de vrouw heeft van (€ 40.038,22 aflossing overbruggingshypotheek + € 15.068,75 verbouwingskosten =) € 55.106,97. Voorts begrijpt het hof dat hij het vergoedingsrecht nog niet conform de in de huwelijkse voorwaarden opgenomen beleggingsleer kan berekenen, aangezien hij op het moment van de mondelinge behandeling nog niet weet wat de waarde is van de woning die aan partijen in mede-eigendom toebehoort. Daarnaast vordert de man betaling van de vrouw van € 14.018,57 terzake door hem gedane aflossingen uit privévermogen op de hypothecaire geldlening na 14 november 2022 (de peildatum). Het hof verwijst specifiek naar de laatste alinea van zijn pleitnota van 11 april 2025.