ECLI:NL:GHDHA:2025:110
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde van een restaurant en vergoeding van immateriële schade
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de WOZ-waarde van een restaurant in Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 708.000 voor het kalenderjaar 2022, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van het restaurant, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat hij recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof oordeelt dat de wijze van procederen van de gemachtigde van de belanghebbende in strijd is met de goede procesorde, omdat de grieven pas ter zitting zijn geconcretiseerd. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank dat de waarde van het horecapand niet te hoog is vastgesteld en wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De uitspraak van het Hof is op 9 januari 2025 gedaan.