ECLI:NL:GHDHA:2025:105
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een niet-woning en procesorde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de WOZ-waarde van een winkelpand in Noordwijk. De Heffingsambtenaar had de waarde van het pand vastgesteld op € 263.000 per 1 januari 2021, wat door de belanghebbende werd betwist. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de gemachtigde van de belanghebbende zijn grieven pas ter zitting concretiseerde, wat het Hof in strijd achtte met de goede procesorde. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren. De belanghebbende had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar het Hof oordeelde dat deze termijn niet was overschreden. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.