Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 18 september 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het op 18 juni 2021 verbeterde vonnis in verzet van 30 april 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
- de memorie van grieven van [appellante] ;
- de aktes van partijen ex artikel 127a lid 2 Rv van 14 december 2021;
- het arrest van dit hof van 28 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast – deze mondelinge behandeling is niet gehouden;
- de aantekening van doorhaling van de zaak op 1 februari 2022;
- de aantekening van hervatting van de zaak op 7 maart 2023;
- het arrest van dit hof van 4 april 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juni 2023;
- de memorie van antwoord van de VvE, met bijlagen;
- de producties (t/m productie 10 en een ongenummerde aanvullende productie) die [appellante] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de producties (t/m productie 44) die de VvE ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de kantonrechter
- betaling van € 2.880,- aan VvE-bijdragen voor de maanden juni 2018 t/m september 2019, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019,
- betaling van € 481,32 aan kosten en vervallen rente en
- betaling van € 180,- per maand vanaf 1 oktober 2019 zolang [appellante] eigenares is, met rente en aangepast naar de jaarlijkse verlagingen of verhogingen conform besluiten van de vergadering van eigenaars,
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
VvE-bijdragen
Te betalen of te ontvangen nota’s”. Ter zitting heeft de VvE toegelicht dat de posten voor “
nota’s” zien op (door de beide andere appartementseigenaren betaalde) voorschotten en dat de overige bedragen op de betalingsoverzichten achterstallige maandelijkse VvE-bijdragen betreffen. [appellante] heeft een en ander niet voldoende gemotiveerd betwist. Daarom staat voor het hof vast dat de posten “
aanvangssaldo bijdragen per 01-01-2023” en “
te betalen bijdrage” zien op de maandelijkse VvE-bijdragen waarvan de VvE in dit geding betaling vordert, te weten tot en met 30 mei 2023: € 7.008,00 en € 683,35 (samen € 7.691,35) voor [adres] en € 3.504,00 en € 341,65 (samen € 3.845,65) voor [adres] . Deze bedragen passen bij de – eveneens niet betwiste – betalingsoverzichten die de VvE over eerdere periodes heeft overgelegd.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 30 april 2021 zoals verbeterd bij vonnis van 18 juni 2021,
- veroordeelt [appellante] om aan de VvE tegen kwijting te betalen € 8.657,-, vermeerderd met de wettelijke rente over de niet betaalde VvE-bijdragen telkens gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarop de bijdrage verschuldigd werd tot aan de dag van algehele voldoening,
- wijst af de gevorderde € 7.200,- met rente,
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de VvE begroot op € 4.592,-,
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.