Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het beroepschrift met daarin de grieven van 6 juni 2023 (met bijlagen), waarmee Stadswonen in hoger beroep is gekomen van de beschikking van 6 maart 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
- het verweerschrift in hoger beroep van SHS (met bijlagen), met daarin ook een incidentele grief;
- het verweerschrift in incidenteel appel van Stadswonen.
3.Feitelijke achtergrond
toegepast per aansluiting (…).
4.Procedure bij de kantonrechter
- (5.2.) het terugvragen van energiebelasting door Stadswonen valt onder de (administratieve) handelingen om tot een correcte servicekostenafrekening te komen en dat de door Stadswonen in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
- (5.3.) dat Stadswonen verplicht is het door haar ontvangen bedrag aan teruggaaf energiebelasting aan de huurders uit te keren en dat dit bedrag niet mag worden aangemerkt als `eigen vermogen';
- (5.4.) dat SHS instemmingsrecht op grond van de Wohv heeft over een door Stadswonen gewenste verdelingsmethode van de ontvangen teruggaaf van belastingen.
5.De grieven en aanvullende verzoeken
- Grief 1: De teruggaaf en de verdeling daarvan vallen niet onder het begrip ‘servicekosten’ in de zin van artikel 5a Wohv en artikel 7:237 lid 3 BW. Van een levering of dienst in verband met bewoning is geen sprake. Alleen de kosten vermeld op de factuur van Eneco, waarop één keer heffingskorting is toegepast, zijn servicekosten. De beschikking van de Belastingdienst op de aanvraag van teruggaaf staat daar los van. Het is systematisch niet passend om een fiscale, compenserende regeling die baten oplevert, te ‘proppen’ in een huurrechtelijk systeem over servicekosten. Het is appels met peren vergelijken. De factuur van Eneco heeft een andere grondslag en andere berekeningsmethode dan de beschikking van de Belastingdienst. Stadswonen verwijst naar een memo van Deloitte (productie 6). Als de redenering van de kantonrechter en SHS zou worden gevolgd levert dit ook strijd op met het dwingendrechtelijke voorschrift dat binnen 6 maanden na afloop van elk kalenderjaar een definitieve, volledige afrekening over dat jaar moet worden verstrekt (artikel 7:259 lid 1 BW en Wet goed verhuurderschap). Het niet-handelen conform dit voorschrift is zelfs een strafbaar feit. Beschikkingen van de Belastingdienst laten verder vaak zo lang op zich wachten dat het Stadswonen niet zal lukken om binnen de vervaltermijn van 30 maanden van artikel 7:260 lid 2 BW de baten te verdelen. In geval van een meningsverschil kan dit dan niet meer worden voorgelegd aan de huurcommissie. Bovendien staat het een toegelaten instelling niet vrij om beschikte bedragen buiten de vervaltermijn aan bewoners te doen toekomen, want zij zou dan financiële middelen verstrekken zonder grondslag.
- Grief 2: Als al sprake zou zijn van servicekosten geldt dat in elk geval géén sprake is van wijziging van beleid als bedoeld in artikel 5a Wohv. Er is dan namelijk sprake van een eerste vaststelling van nieuw beleid. SHS heeft dus geen instemmingsrecht ten aanzien van de wijze van verdeling.
- Grief 3: De kantonrechter heeft ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat grotendeels sprake is van onzelfstandige wooneenheden
- Grief 4: De kosten van Deloitte zijn niet inbegrepen in de 5% administratiekosten en mogen dus worden verrekend met de opbrengst van de totale teruggaaf, tot maximaal nul. Dit geldt ook als de plicht tot verdeling wordt gebaseerd op de eisen van redelijkheid en billijkheid. Er is geen sprake van kosten voor administratieve werkzaamheden in verband met de toedeling van het verbruik en de verbruikskosten aan de individuele huurders zoals bedoeld in artikel 11 van de Bijlage bij het Besluit Servicekosten. Het gaat om daadwerkelijke kosten die Stadswonen noodgedwongen moet maken om de teruggaaf aan te vragen en te verdelen. Er is daarvoor een bepaalde expertise nodig die Stadswonen redelijkerwijs niet in huis kan hebben. Het door de Huurcommissie gehanteerde plafond van 5% is een begroting van de werkelijke kosten.
- Grief 5: De vooraf op de factuur in rekening gebrachte administratiekosten hoeven achteraf niet te worden gecorrigeerd bij een te verdelen teruggaaf. Huurders hebben dus geen recht op restitutie van een deel van de al betaalde administratiekosten als de totale kosten aan energiebelasting per saldo lager uitvallen na aftrek van de teruggaaf. Deze grief bouwt voort op grief 4 en ook – wat betreft de problemen samenhangend met de afreken- en vervaltermijn – op grief 1.
- Grief 6: tegenverzoek sub c) van SHS is ten onrechte toegewezen. De kantonrechter is buiten de rechtsverhouding getreden door voor recht te verklaren dat Stadswonen verplicht is de ontvangen gelden te verdelen. De huurders zijn immers geen partij in deze procedure. Bovendien is geen sprake van ‘eigen vermogen’. Stadswonen is eigenaar van de ontvangen gelden.
per complexgelijkelijk moet worden verdeeld over het aantal
zelfstandigeWOZ-eenheden achter de centrale aansluiting van dat complex. Tot zover ligt de verdeling vast en is dus geen sprake van beleidsvrijheid. Voor zover een of meerdere van die WOZ-eenheden kamergewijs zijn verhuurd, moet een nadere verdeling over de huurders van de onzelfstandige woonruimten binnen zo’n WOZ-eenheid plaatsvinden. Alleen in zoverre bestaat beleidsvrijheid en – omdat sprake is van wijziging van beleid – instemmingsrecht van SHS. De kosten van Deloitte mogen niet worden afgetrokken van de teruggaaf omdat dergelijke kosten zijn inbegrepen in de 5% administratiekosten. Er moet bovendien wel degelijk restitutie van betaalde administratiekosten plaatsvinden als bij de verdeling van de teruggaaf blijkt dat te veel is betaald.
6.Beoordeling in hoger beroep
kostenduidelijk moeten zijn binnen 6 maanden. Een aanvraag teruggaaf kan voor de huurder hooguit leiden tot een baat, niet tot extra kosten (zie hieronder: 6.12).
per complex– moet verdelen over het aantal
zelfstandigeWOZ-eenheden binnen dat complex. In het Besluit staat immers (zie 3.2.) dat het doel van de teruggaaf is het wegnemen van de ongelijkheid met de situatie waarin iedere zelfstandige onroerende zaak een eigen aansluiting heeft, dat het de bedoeling is dat zoveel mogelijk de uiteindelijke verbruiker die beschikt over een zelfstandige onroerende zaak als verbruiker wordt aangemerkt en dat het daarom redelijk is dat voor de toepassing van de belastingvermindering rekening wordt gehouden met het aantal zelfstandige onroerende zaken “achter één aansluiting”. Uitgangspunt is dus dat sprake is van een zelfstandige onroerende zaak.
7.Beslissing
- wijst de verzoeken van Stadswonen af;
- verklaart voor recht dat het terugvragen van energiebelasting en het verdelen van de opbrengst daarvan vallen onder de administratieve handelingen om tot een correcte servicekostenafrekening te komen en dat de kosten die Stadswonen in verband daarmee moet maken in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
- verklaart voor recht dat Stadswonen verplicht is het door haar ontvangen bedrag aan teruggaaf energiebelasting te verdelen onder haar huurders en dat Stadswonen daarbij moet aansluiten bij de wettelijke regeling (verdeling van de totale teruggaaf per centrale aansluiting, dus per complex, over het aantal zelfstandige WOZ-eenheden binnen dat complex);
- verklaart voor recht dat SHS op grond van de Wohv instemmingsrecht heeft ten aanzien van de door Stadswonen gewenste methode van verdeling van de teruggaaf over huurders van onzelfstandige woonruimten binnen een WOZ-eenheid;
- wijst de verzoeken van SHS voor het overige af;
- veroordeelt Stadswonen in de kosten van de procedure bij de rechtbank, aan de zijde van SHS begroot op € 512,-.
- veroordeelt Stadswonen in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van SHS begroot op € 3.211,-;
- verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.