Uitspraak
Uitspraak van 12 maart 2024
[X]te [Z] , belanghebbende, tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De belanghebbende had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 22 juni 2023, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De belanghebbende betwistte de datum van verzending van de uitspraak van de Rechtbank, die volgens hem pas op of omstreeks 10 maart 2023 was ontvangen, terwijl de Rechtbank had gesteld dat deze op 3 maart 2023 was verzonden. Het Hof oordeelde dat de uitspraak van de Rechtbank op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 4 maart 2023 was aangevangen, eindigend op 14 april 2023. Het ingediende hogerberoepschrift op 15 april 2023 was dus te laat. Het Hof concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ook al voerde de belanghebbende aan dat hij problemen had met de ontvangst van aangetekende post. Het Hof was van mening dat de belanghebbende, die professioneel rechtsbijstandsverlener is, niet aannemelijk had gemaakt dat hij redelijkerwijs niet binnen de termijn kon indienen. De uitspraak van het Hof van 22 juni 2023 bleef daarom in stand, en het verzet werd ongegrond verklaard.