ECLI:NL:GHDHA:2024:38

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.319.828/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Den Haag, betreft het de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst tussen GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR B.V. en [geïntimeerde] na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. De zaak is in hoger beroep gekomen na een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag. De appellante, GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR B.V., heeft in hoger beroep twee geschilpunten aan de orde gesteld, namelijk het privégebruik van de bedrijfsauto door [geïntimeerde] en de reinigings- en herstelkosten van de auto. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de inhouding van € 4.984,84 op de eindafrekening onrechtmatig was, met uitzondering van een bedrag van € 1.500,- voor reinigings- en herstelkosten. In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellante met betrekking tot het privégebruik van de auto verworpen, omdat er geen afspraken waren gemaakt over de vergoeding voor extra privékilometers. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in de hoogte van de reinigings- en herstelkosten, waardoor het hof de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 1.278,17 heeft toegewezen. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep aan appellante opgelegd en het vonnis voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht
team Handel
zaaknummer: 200.319.828/01
zaaknummer rechtbank Den Haag: 9821831 RL EXPL 22-6379
arrest van 23 januari 2024
in de zaak van
[appellante] GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,
appellante in principaal beroep,
verweerster in incidenteel beroep,
advocaat: mr. J. Verbeeke te Gouda,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal beroep,
appellant in incidenteel beroep,
advocaat: mr. A.A. Slager te Zoetermeer.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst tussen partijen na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. In hoger beroep resteren nog twee geschilpunten.

2.Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 25 oktober 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 12 oktober 2022;
- het tussenarrest van 24 januari 2023 waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 15 maart 2023;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel, met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel.

3.Feitelijke achtergrond

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.7) een aantal feiten vermeld die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn tussen partijen niet in geschil en dienen daarom ook het hof tot uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
[geïntimeerde] is op [datum] 2013 in dienst getreden bij [appellante] en was laatstelijk, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en fulltime, werkzaam in de functie van Medewerker Sales en Acquisitie. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst (versie 2014) is – voor zover hier relevant – het volgende bepaald:
werknemer krijgt de beschikking over een auto van de zaak. Werknemer betaalt hiervoor een eigen bijdrage voor privé gebruik ad € 100,00 per maand. Het privégebruik gaat de grens van 5000 km per jaar niet te boven;
bij de terbeschikkingstelling van de auto van de zaak zullen nadere afspraken worden vastgelegd omtrent het gebruik van de auto;
3.2.
De arbeidsovereenkomst is bij vaststellingsovereenkomst van 30 november 2021 met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 maart 2022. In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen – voor zover hier relevant – het volgende overeengekomen:
4.1.
Indien de arbeidsovereenkomst per de Einddatum eindigt door de Overeenkomst zal Werkgever aan Werknemer een vergoeding betalen van € 21.500,- bruto.
5.2.
Uiterlijk de laatste werkdag voor de Einddatum zal Werknemer de auto schoon en in goede staat inleveren op het kantoor van Werkgever samen met de autosleutels, kentekenbewijzen en alle accessoires en bescheiden. Reinigings- of herstelkosten in verband met onjuist gebruik/ niet gemelde schades, worden verrekend met de eindafrekening.
3.3.
Op 28 februari 2022 heeft [geïntimeerde] de bedrijfsauto bij [appellante] ingeleverd. Door [appellante] is een document ondertekend waarop vermeld is:
Heden, 28 februari 2022 heeft de heer [geïntimeerde] de volgende zaken ingeleverd:
Auto: renault Megane kleur zwart: ja, op het oog in zeer nette staat, niet mee gereden
Afgelezen km stand: 106961 (…)
3.4.
Op 3 maart 2022 heeft Autobedrijf [betrokkene 2] aan [appellante] – voor zover hier relevant – de volgende e-mail verstuurd:
(…) Zoals vanmiddag besproken hebben wij de Renault Megane met kenteken [kenteken] voor u getaxeerd. Daarbij is geconstateerd dat de Renault Megane een “rokersauto” betreft en wij van u de auto zouden inkopen voor een bedrag van € 13.000,- incl. btw.
Wanneer de auto geen rokersauto zou betreffen hadden wij de Renault Megane van u ingekocht voor een bedrag van € 14.500,- incl. btw. (…)
3.5.
Per e-mail van 7 maart 2022 heeft [appellante] vervolgens – voor zover hier relevant – aan [geïntimeerde] het volgende gemaild:
Geachte heer [geïntimeerde] , beste [geïntimeerde] ,
Inmiddels is de auto geïnspecteerd. Daaruit zijn de volgende punten naar voren gekomen. Reinigings- en herstelkosten: De auto vertoont de volgende beschadigingen die niet zijn gemeld: Op het linker achter scherm een kras; In het rechter achter scherm onder de vuldop een put; De rechter voorvelg heeft stoeprandschade; Verder is het interieur van de auto totaal doorgerookt.
Bovenmatig privé gebruik: Tot slot is geconstateerd dat je vanaf moment van jou “ziekmelding” en moment van inleveren van de auto maar liefst 6.594 kilometer hebt gereden. Dat is veel meer dan contractueel in de arbeidsovereenkomst is afgesproken op het punt van privé gebruik. Ook hier zal in de eindafrekening rekening mee gehouden worden. Het lijkt mij goed je hiervan nu reeds op de hoogte te brengen. Met vriendelijke groet, [betrokkene 1] .
3.6.
Op 31 maart 2022 heeft [appellante] een eindafrekening aan [geïntimeerde] toegestuurd. Op basis van deze eindafrekening heeft [appellante] een bedrag van € 4.984,84 netto ingehouden op de ontslagvergoeding die in de vaststellingsovereenkomst was afgesproken.

4.Beoordeling

4.1.
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat de inhouding op de eindafrekening van € 4.984,84 netto onrechtmatig is en veroordeling van [appellante] tot betaling aan hem van dit bedrag (te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten), met beslissing over de proceskosten.
4.2.
Het bedrag van € 4.984,84 netto dat [appellante] had ingehouden op de eindafrekening had betrekking op de volgende drie onderdelen: (a) een bedrag van € 1.500,- wegens reinigings- en herstelkosten ten aanzien van de bedrijfsauto, (b) een bedrag van € 1.984,84 wegens privégebruik van de bedrijfsauto en (c) een bedrag van € 1.500,- wegens de door [appellante] gestelde overtreding van artikel 7.2 van de arbeidsovereenkomst (“contacten met HBSS en CarpentierMooren”).
4.3.
De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 3.484,84, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot betaling van een bedrag wegens buitengerechtelijke incassokosten van € 572,92, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
4.4.
De kantonrechter heeft het standpunt van [geïntimeerde] ter zake van het privégebruik van de bedrijfsauto en de contacten HBSS en CarpentierMooren gevolgd en dat ter zake van de reinigings- en herstelkosten van de bedrijfsauto verworpen. Dit had tot gevolg dat op het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag alleen een bedrag van € 1.500,- wegens reinigings- en herstelkosten ten aanzien van de bedrijfsauto in mindering is gebracht. De gevorderde verklaring voor recht is afgewezen. De vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen, met dien verstande dat ze zijn berekend over het toegewezen deel van de hoofdvordering. De wettelijke verhoging is afgewezen.
4.5.
In principaal beroep komt [appellante] op tegen het oordeel over het privégebruik van de bedrijfsauto. [geïntimeerde] komt in incidenteel beroep op tegen de afwijzing van zijn standpunt ter zake van de reinigings- en herstelkosten. De beslissingen ter zake van de contacten HBSS en CarpentierMooren, de verklaring voor recht en de wettelijke verhoging zijn in hoger beroep niet bestreden. Het geschil in hoger beroep betreft dus uitsluitend het privégebruik van de bedrijfsauto (principaal beroep) en de reinigings- en herstelkosten (incidenteel beroep).
4.6.
Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Privégebruik bedrijfsauto
4.7.
De kantonrechter heeft onder meer overwogen dat noch de arbeidsovereenkomst noch de vaststellingsovereenkomst een grondslag bieden voor verrekening van gereden kilometers en dat evenmin is gebleken van eventueel later gemaakte aanvullende afspraken.
4.8.
De grieven van [appellante] daartegen hebben geen succes. In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is niet geregeld welk gevolg verbonden is aan privégebruik boven 5.000 kilometer per jaar. [geïntimeerde] heeft betwist dat het de bedoeling van partijen was dat hij voor de ‘extra’ privékilometers een vergoeding zou zijn verschuldigd. De in artikel 4 aangekondigde nadere afspraken omtrent het gebruik van de auto zijn nooit gemaakt. [appellante] heeft in het verleden ook nooit kosten voor overschrijding van het aantal privékilometers bij [geïntimeerde] in rekening gebracht. Daar is, in de woorden van [appellante] , nooit een punt van gemaakt. Reeds op grond van dit een en ander is ook het hof van oordeel dat [appellante] niet gerechtigd was een bedrag van € 1.984,84 bij de eindafrekening in mindering te brengen. De omstandigheid dat partijen voor het privégebruik van de auto een eigen bijdrage zijn overeengekomen van € 100,- per maand brengt hierin geen verandering. Hetgeen [appellante] nog naar voren heeft gebracht in verband met de vaststellingsovereenkomst kan hier verder onbesproken blijven.
Reinigings- en herstelkosten
4.9.
Hierover heeft de kantonrechter, samengevat, het volgende overwogen. [geïntimeerde] heeft de auto met rookschade (een rooklucht) ingeleverd. Hij wilde de auto voor die tijd nog laten reinigen maar heeft dat niet meer gedaan. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat reinigings- en herstelkosten met de eindafrekening worden verrekend. Deze zijn dan ook voor rekening van [geïntimeerde] . Het ligt op de weg van [appellante] om de hoogte van de schade te onderbouwen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de lucht zodanig was dat reiniging geen optie meer was. Een aantal interieuronderdelen zou vervangen moeten worden. Om die kosten te vermijden heeft [appellante] de auto voor een lager bedrag verkocht, namelijk voor € 13.000,- in plaats van voor € 14.500,-. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een e-mail van garagebedrijf [betrokkene 2] overgelegd van 3 maart 2022. Bij e-mail van 10 maart 2022 heeft [appellante] [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om de schade zelf te taxeren. [geïntimeerde] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Volgens [geïntimeerde] kon de auto eenvoudig worden gereinigd door middel van ozonbehandeling. Hij heeft een offerte overgelegd van De Rooy Autoschade voor reinigingskosten en het vervangen van het interieurfilter van 5 april 2022. [appellante] heeft voldoende onderbouwd dat de rookschade bij verkoop tot een lagere opbrengst heeft geleid en [geïntimeerde] heeft dat onvoldoende betwist. De Rooy heeft een algemene, na levering opgestelde prijsopgave gegeven. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de rookschade met die behandeling volledig verdwenen zou zijn. Gezien de erkenning van [geïntimeerde] dat hij vele jaren in de auto heeft gerookt, is niet uit te sluiten dat meerdere behandelingen noodzakelijk waren geweest. Aldus het oordeel van de kantonrechter.
4.10.
De klacht van [geïntimeerde] dat [appellante] haar recht heeft verwerkt om voor reinigings-/herstelkosten een bedrag in te houden, faalt. Dat [appellante] de auto aan de binnenkant en buitenkant heeft geïnspecteerd, daarbij geen opmerkingen heeft gemaakt over rooklucht en de hiervoor onder 3.3 genoemde verklaring heeft geschreven, rechtvaardigt niet de conclusie dat het haar niet meer vrij zou staan zich te beroepen op schade die haar eerst naderhand is gebleken.
4.11.
Eveneens faalt de klacht van [geïntimeerde] dat het bepaalde in artikel 7:661 BW aan aansprakelijkheid in de weg staat op de grond dat de gestelde schade (rokerslucht) niet door zijn opzet of bewuste roekeloosheid is veroorzaakt en artikel 7:661 BW een dwingendrechtelijk karakter heeft. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen immers een van artikel 7:661 lid 1 BW afwijkende regeling getroffen, terwijl lid 2 van deze bepaling zich daar niet tegen verzet op grond van artikel 7:902 BW.
4.12.
[geïntimeerde] betwist ook de hoogte van het door [appellante] op de eindafrekening in mindering gebrachte bedrag van € 1.500,-. Hij erkent overigens dat met reiniging en herstel kosten zijn gemoeid tot een bedrag van € 220,83.
4.13.
Het hof acht deze klacht van [geïntimeerde] gegrond. Partijen zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat reinigings- of herstelkosten worden verrekend met de eindafrekening. Van [appellante] mocht daarom worden gevergd inzicht te geven in de hoogte van de reinigings- en herstelkosten als gevolg van de rooklucht in de auto. Zij heeft weliswaar naar voren gebracht dat de kosten van herstel hoger zouden zijn dan het door haar op de eindafrekening in mindering gebrachte bedrag van € 1.500,-, maar daarmee heeft zij niet het van haar te verlangen inzicht gegeven. Dat wordt niet anders doordat zij dit standpunt baseert op mededelingen van de zijde van de garage waar zij de auto heeft ingeruild. Dat inzicht wordt evenmin in voldoende mate gegeven door haar mededeling ter zitting in eerste aanleg dat ook de hemelbekleding vervangen zou moeten worden. Het hof wijst het bewijsaanbod van [appellante] ter zake van het bedrag van € 1.500,- als te vaag van de hand.
Slotsom en kosten
4.14.
De slotsom luidt dat de grieven in principaal beroep geen succes hebben en dat het incidentele beroep gedeeltelijk slaagt. Het hof zal het vonnis vernietigen voor zover daarbij de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 1.500,- (geheel) is afgewezen en [appellante] alsnog veroordelen tot betaling van € 1.278,17 (€ 1.500,- - € 220,83), te vermeerderen met de wettelijke rente. [appellante] zal bij deze uitkomst in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, zowel in principaal als in incidenteel beroep.

5.Beslissing

Het hof:
veroordeelt, met vernietiging van het bestreden vonnis in zoverre, [appellante] om aan [geïntimeerde] te betalen € 1.278,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 tot de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze kosten tot aan dit arrest aan de zijde van [geïntimeerde] in principaal beroep op € 343,- wegens verschotten en € 1.672,- wegens salaris en in incidenteel beroep op € 418,- wegens salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, R.S. van Coevorden en A.J.P. van Beurden, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.