Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
[appellant 2],
1.[verweerder 1],
[verweerder 2],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 januari 2024 een tussentijdse uitspraak gedaan over het verzoek tot openstelling van een cassatieberoep. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen, hebben verzocht om tussentijds cassatieberoep open te stellen tegen een eerder arrest van het hof van 18 april 2023. Dit verzoek werd aanvankelijk door de advocaat van de verweerders, mr. F.J.H. Krumpelman, ingediend via e-mail op 7 en 12 december 2023. Na enige discussie en aanvankelijk verzet van de appellanten, hebben zij zich uiteindelijk achter het verzoek geschaard.
Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat het verbod op tussentijds cassatieberoep is ingesteld om vertraging in de afdoening van de zaak te voorkomen. Echter, beide partijen hebben unaniem aangegeven een oordeel in cassatie te wensen en hebben verklaard dat zij de vertraging die dit met zich meebrengt niet als bezwaar zien. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om het verzoek tot openstelling van het cassatieberoep toe te staan.
In de beslissing heeft het hof tevens bepaald dat de kosten van het verzoek worden gecompenseerd. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.