Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de inleidende dagvaarding van 26 juli 2022;
- de conclusie van antwoord (met productie);
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek (met productie);
- de akte van [eiseres] van 12 september 2023 met productie;
- de antwoordakte van PGMBM van 10 oktober 2023.
3.Feitelijke achtergrond
Subject to review on matters of Dutch law”.
Backgroundvermeld dat PGMBM een
partnershipbetreft van Britse, Braziliaanse en Amerikaanse advocaten dat zijn werkzaamheden wil uitbreiden naar Nederland en de Europese Unie en daartoe een
Dutch Branchwil opzetten. Verder wordt vermeld dat [eiseres] bereid is om de
Dutch Branchte helpen opzetten (
provide assistance in the setting up) en te leiden (
to manage the Dutch Branch).
The Commission(art. 1),
Remuneration(art. 2),
Duration(art. 3),
Termination(art. 4) en
Governing Law and Choice of Forum(art. 5).
‘Heads of Terms’of
‘Letter of Intent’, waarin nog wijzigingen kunnen worden aangebracht.
Dutch Branch,en voorts dat [eiseres] wordt geïnstalleerd als de enige
managing directorvan PGMBM Nederland B.V., dan wel (“
Alternatively”) dat de tussen partijen gesloten overeenkomst wordt ontbonden wegens wanprestatie aan de zijde van PGMBM, met de veroordeling van PGMBM tot betaling aan [eiseres] van € 2.435.000,- (met rente), alles met de veroordeling van PGMBM in de kosten van de arbitrage.
- Het schriftelijke stuk van 28 april 2021 betreft een juridisch bindende overeenkomst, de handgeschreven toevoeging
- PGMBM heeft haar (subsidiaire) beroep op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling onvoldoende onderbouwd;
- De door PGMBM ingeroepen ontbinding van de overeenkomst was terecht, nu [eiseres] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet heeft uitgevoerd volgens de beginselen van redelijkheid en billijkheid;
- [eiseres] verkeerde per 10 juni 2021 zonder ingebrekestelling in verzuim;
- [eiseres] heeft zich er wel voor ingespannen om van de samenwerking een succes te maken, en van het feit dat het project niet van de grond is gekomen kan niet alleen aan [eiseres] een verwijt worden gemaakt;
- Met het oog daarop is het scheidsgerecht als ‘
- PGMBM dient daarom een bedrag van € 30.000,- (exclusief btw) te betalen voor de door [eiseres] verrichte inspanningen in de periode tussen het sluiten van de overeenkomst en de ontbinding ervan (28 april tot en met 10 juni 2021);
- Gelet op deze uitkomst worden partijen ieder veroordeeld tot betaling van de helft van de arbitragekosten, vastgesteld op totaal € 36.953,37.
4.Vordering
5.Beoordeling
Bevoegdheid hof / tijdigheid vernietigingsvordering
The arbitral tribunal shall decide as amiable compositeur” (art. 5.2 van de overeenkomst, laatste zin). In alinea 36 van het arbitrale vonnis overweegt het scheidsgerecht:
“(…) Judging this case as ‘amiable compositeur’ according to article 5.2 of the Agreement, the arbitral tribunal is of the opinion that TA[hof: [eiseres]]
deserves some kind of payment by PGMBM.”Hieruit blijkt dat het scheidsgerecht de juiste beslissingsmaatstaf heeft aangelegd en zich in zoverre dan ook aan zijn opdracht heeft gehouden. Mogelijk hebben partijen zich op de zitting op het standpunt gesteld dat (hun rechtsverhouding uit) de overeenkomst zelf wordt beheerst door Nederlands recht, maar dat kan aan de door het scheidsgerecht aan te leggen beslissingsmaatstaf niet afdoen. Het is vervolgens niet aan het hof om een oordeel te geven over de wijze waarop het scheidsgerecht de beslissingsmaatstaf heeft toegepast of over het resultaat daarvan [4] . De inhoudelijke beoordeling van het geschil is immers voorbehouden aan de arbiters, die daarbij een ruime mate van beoordelingsvrijheid hebben. [eiseres] heeft voorts niet gesteld (en het hof is ook niet gebleken) dat en in welk opzicht de beslissing van het scheidsgerecht ten gevolge van de toegepaste beslissingsmaatstaf in strijd is met de openbare orde of dat het scheidsgerecht verzuimd heeft een bepaalde regel van dwingend (Nederlands) recht toe te passen waardoor strijd met de openbare orde zou zijn ontstaan. Het bewijsaanbod dat [eiseres] in dit verband heeft gedaan wordt dan ook als niet ter zake dienend gepasseerd.
actedalmost directly after the closingof the Agreement contrary to these principles. On 14 May Mr [eiseres] informed Mr [… 1] that he did not agree with a check of references by Mr [… 1] or a background check. A legitimate request by Mr [… 2] on 17 May to make the Agreement more fit to the purposes of both parties was received by TA with animosity. (…) Moreover TA informed on 9 and 10 June five prospective employees of PGMBM or its Dutch Branch that PGMBM seemed to have called off the establishment of a Dutch office while PGMBM had requested Mr [eiseres] by email of 4 June to refrain from using the PGMBM name, logo or otherwise holding himself out as a PGMBM partner, employee or associated in any way with PGMBM with immediate effect.TA acted contrary to what PGMBM had expected and reasonably could have expected from TAin his capacity of a salaried partner within the context of setting up the Dutch Branch and in his relation to the partnership and the other partners of PGMBM. This behaviour ofTA which has started almost directly from the moment the Agreement was signed, was the reason for PGMBM to terminate the cooperation with TA by dissolving the Agreement on 10 June. On the other hand it must be taken into account that (…) PGMBM up to three times cancelled a call or virtual meeting intended to sort out the differences between the parties. The disagreement between the parties howevercan not justify TA’s actions as set out above(…).These actions were clearly harmful to PGMBM’s interest.”
meetingheeft afgezegd. Het is echter van oordeel dat die omstandigheid de laakbare gedragingen van [eiseres] niet kan rechtvaardigen. De stelling van [eiseres] dat PGMBM ingevolge artikel 6:266 BW niet kón ontbinden stuit voorts af op de overweging van het scheidsgerecht dat de tot ontbinding aanleiding gevende gedragingen van [eiseres] zich al manifesteerden
“almost directly after the closing”. Dat maakt dat [eiseres] zich er ook niet met vrucht op kan beroepen dat PGMBM per 14 mei 2021 in gebreke was met de betaling van de eerste maandelijkse factuur.
I represent Excello Law Limited,acting under the name of PGMBM.” en ook in die brief wordt uitdrukkelijk verwezen naar de met [eiseres] ontstane geschillen met betrekking tot de overeenkomst van 28 april 2021 en dus niet naar een eventueel ander geschil. Daarnaast kan ook de door [eiseres] gedeeltelijk aangehaalde e-mail van mr. Van Dam van 4 juni 2021 geen aanleiding geven tot enig misverstand omtrent de entiteit waartegen de latere ontbindingsverklaring was gericht: “
According to the chamber of commerce the contracting entity is therefore Telemachaacting under the name [eiseres] Advocatuur (…)”.
6.Beslissing
Het hof:
- wijst de vordering van [eiseres] tot vernietiging van het tussen partijen op 29 april 2022 in Rotterdam onder nummer NAI 4926 gewezen arbitrale vonnis af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van PGMBM begroot op € 783,- aan griffierecht en op € 8.532,50 aan salaris en € 173,- aan nasalaris van de advocaat, te verhogen met € 90,- indien deze bedragen niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat binnen veertien dagen na de datum van dit arrest, dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,- na de datum van betekening, aan deze kostenveroordeling moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de genoemde veertiendagentermijn tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.