ECLI:NL:GHDHA:2024:263

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
AV000017-24
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een strafzaak met meerdere wrakingsprocedures

In deze zaak heeft verzoeker op 20 december 2023 een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren van wrakingskamer II, bestaande uit mrs. K. Schaffels, H.C. Wiersinga en C.J. Verduyn. Dit verzoek volgde op eerdere wrakingsverzoeken die door verschillende wrakingskamers zijn behandeld. De wrakingskamer III heeft op 22 januari 2024 het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De gronden van het wrakingsverzoek waren voornamelijk procedureel van aard en betroffen de weigering van de rechters om bepaalde feiten voorafgaand aan hun beslissing toe te zeggen. De wrakingskamer oordeelde dat dit geen basis voor wraking opleverde, en dat het verzoek kennelijk ongegrond was en bovendien misbruik van recht. Daarnaast werd bepaald dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zou worden genomen, gezien de veelheid van eerdere verzoeken en hun inhoud. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, en de griffier heeft de beslissing ondertekend. Een afschrift van de beslissing wordt verzonden naar alle betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer wrakingskamer III : AV000017-24
Zaaknummer wrakingskamer II : AV0001329-23
Parketnummer beklagzaak : K22/220155 (FJR), K22/220206, K22/220564-A
([naam]), B (Veilig Thuis) en C (RvdK)
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken (wrakingskamer III)
inzake het mondeling verzoek tot wraking ter zitting van 20 december 2023, gedaan door:

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
gericht tegen:

mrs. K. Schaffels, H.C. Wiersinga en C.J. Verduyn,raadsheren in de wrakingskamer als bedoeld in artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (hierna: wrakingskamer II)

Het geding

1. Verzoeker heeft met klaagster [naam klaagster] en klager [naam klager] op
18 maart 2022 (K22/220155), 11 april 2022 (K22/220206) en 8 november 2022
(K22/220564) op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) telkens een klaagschrift met bijlagen bij dit gerechtshof ingediend.
2. Op 18 oktober 2023 heeft de beklagkamer van het gerechtshof, bestaande uit mrs. Th. P.L. Bot, T.E. van der Spoel en P.J. van der Flier (hierna: de beklagkamer), de klaagschriften behandeld in raadkamer. Ter zitting is de verzoeker overgegaan tot wraking van deze raadsheren. Op 18 oktober 2023 heeft de verzoeker zijn wrakingsverzoek schriftelijk nader onderbouwd. De raadsheren hebben niet in de wraking berust, waarna wrakingskamer I de behandeling van het wrakingsverzoek op zich heeft genomen.
3. Op 24 november 2023 heeft
wrakingskamer I, bestaande uit mrs. A. van Dongen, J.W. Frieling en O.E.M. Leinarts, het wrakingsverzoek van 18 oktober 2023 zonder behandeling ter zitting afgewezen.
4. Op 25 november 2023 heeft de verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking van wrakingskamer I ingediend, welk verzoek hij op 19 december 2023 schriftelijk heeft aangevuld. De raadsheren van wrakingskamer I hebben niet in de wraking berust, waarna wrakingskamer II de behandeling van dit wrakingsverzoek op zich heeft genomen.
5. Op 20 december 2023 heeft de zitting van
wrakingskamer II(zoals hiervoor genoemd bestaande uit mrs. Schaffels, Wiersinga en Verduyn) plaatsgevonden. Verzoeker heeft op deze zitting de raadsheren van wrakingskamer II gewraakt, waarna de voorzitter de behandeling heeft gesloten en heeft meegedeeld dat het verzoek tot wraking aan een andere wrakingskamer zal worden voorgelegd. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek op dezelfde dag schriftelijk toegelicht en aangevuld. Op 8 januari 2024 heeft de verzoeker het wrakingsverzoek van 20 december 2023 verder toegelicht. Verzoeker heeft toen ook een voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend tegen de nieuwe wrakingskamer.
6. De raadsheren van wrakingskamer II hebben niet in de wraking berust. Hierna is de huidige wrakingskamer samengesteld (hierna ook: wrakingskamer III).
Het wrakingsverzoek van 20 december 2023
7. Dit wrakingsverzoek houdt in de kern in dat wrakingskamer II vooringenomen heeft gehandeld door ter zitting niet toe te zeggen bepaalde door de verdachte aangedragen feiten in de beslissing op te zullen nemen, dan wel dat de schijn van vooringenomenheid door die weigering is gewekt.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

8. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Blijkens vaste jurisprudentie geldt deze bevoegdheid ook voor een klager in een artikel 12 Sv-procedure.
9. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek stelt de wrakingskamer voorop dat - zoals ook volgt uit vaste jurisprudentie - een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
10. Niet is gebleken van een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld. De wrakingskamer overweegt daartoe dat de gronden van het wrakingsverzoek zien op een (procedurele) beslissing. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing noch over een verzuim te beslissen. Wat betreft de motivering van een (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is hier geen sprake. Wrakingskamer II heeft slechts geweigerd om in te gaan op de eis van klager om op voorhand toe te zeggen bepaalde feiten in de nog te nemen beslissing te vermelden. Gelet op het voorgaande is het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond, terwijl het tevens misbruik van recht oplevert. Het wrakingsverzoek zal daarom zonder behandeling ter zitting van de wrakingskamer aanstonds worden afgewezen (artikel 4 lid 2 aanhef en onder a en i van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag).
11. Gelet op de aard van het wrakingsverzoek, de veelheid van de verzoeken om wraking die in het kader van deze procedure reeds zijn gedaan en hun inhoud, ziet wrakingskamer III voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering wegens misbruik van het middel wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
12. Wrakingskamer III overweegt omtrent het voorwaardelijke wrakingsverzoek ten overvloede nog het volgende. Een dergelijk voorwaardelijk wrakingsverzoek kan niet gelden als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv.

Beslissing

Het hof:
- wijst het wrakingsverzoek van 20 december 2023 af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling wordt genomen;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker, de raadsheren mrs. K. Schaffels, H.C. Wiersinga en C.J. Verduyn (van wrakingskamer II), de raadsheren van wrakingskamer I, de raadsheren van de beklagkamer en de advocaat-generaal.
- verwijst de zaak naar wrakingskamer II teneinde te beslissen op het wrakingsverzoek van 25 november 2023.
Deze beslissing is gegeven op 22 januari 2024 door mrs. E.C. van Veen, E.M. Dousma-Valk en M.A.F. Tan – de Sonnaville in aanwezigheid van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Deze beslissing is bij ontstentenis van de voorzitter door mrs. M.A.F. Tan – de Sonnaville en mr. T.A. van den Berg ondertekend.