In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) die aan belanghebbende is opgelegd. De naheffingsaanslag bedraagt € 8.131. De Inspecteur heeft de aanslag verminderd en een kostenvergoeding van € 538 toegekend. Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de waardevermindering van een Audi A3 Sportback, die door belanghebbende is aangekocht. Belanghebbende stelt dat er een waardevermindering moet worden toegepast vanwege een schadeverleden van de auto, maar het Hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze claim. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag niet te hoog is vastgesteld en dat de rechtbank terecht geen schadevergoeding heeft toegekend voor overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof heeft echter wel geoordeeld dat de historische nieuwprijs van de auto te laag was vastgesteld en heeft de naheffingsaanslag verlaagd tot € 7.922. Tevens is belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De proceskosten zijn vastgesteld op € 4.748, en het griffierecht van € 458 moet door de Inspecteur worden vergoed.