De aanslag IB/PVV 2016
18. Met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 is tussen partijen in geschil of eiser een beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt. Daarnaast betwist eiser de door verweerder naar aanleiding van het boekenonderzoek doorgevoerde correcties betreffende de materiële activa, voorraden, de privéstortingen van € 16.270, de langlopende lening van € 85.000, kortlopende schulden en de negatieve kas. Tevens heeft eiser nog een eigen berekening van de winst opgesteld.
Beroep op het vertrouwensbeginsel
19. Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Hij voert daartoe aan dat in het concept-controlerapport wordt vermeld dat het aangegeven verzamelinkomen voor 2016 wordt gecorrigeerd met € 235.727. Dit heeft bij hem het vertrouwen gewekt dat de correctie daartoe beperkt zou blijven.
20. Een conceptrapport is slechts een voorlopige versie van een rapport. De definitieve versie kan afwijken van het concept en dat is ook hier het geval. Onder 1.2 van het definitieve rapport wordt uitdrukkelijk vermeld dat dit rapport op onderdelen afwijkt van het conceptrapport. Voor zover eiser al op grond van het conceptrapport ervanuit mocht gaan dat de correctie van het verzamelinkomen € 235.727 zou bedragen, dan is met deze vermelding in het definitieve rapport dat vertrouwen weggenomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt daarom.
Is de aanslag tot een te hoog bedrag vastgesteld?
21. Ter zitting is komen vast te staan dat de correctie materiële activa tussen partijen niet langer in geschil is. Verweerder heeft erkend dat er sprake is van een typefout in het controlerapport. De boekwaarde moet zijn: € 14.208. Het verzamelinkomen moet daarom in ieder geval nader moet worden vastgesteld op € 334.474. Het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 is reeds daarom gegrond.
22. Eiser merkt op dat bij de correctie voorraden rekening moet worden gehouden met een lagere inkoopwaarde, namelijk de inkoopwaarde exclusief omzetbelasting. Uit het controlerapport onder 4.2 blijkt evenwel dat daarmee al rekening is gehouden.
23. Verweerder heeft de privéstortingen van € 16.270 en de langlopende lening van € 85.000 aangemerkt als niet verantwoorde omzet. Eiser stelt dat verweerder deze bedragen ten onrechte heeft gecorrigeerd, omdat deze niet verklaard zouden worden door de kasadministratie of door opnamen van de bankrekening van eiser. Volgens eiser is er geen sprake van niet verantwoorde omzet, maar zou het gaan om gelden die zijn ontvangen van leningen van M die zijn verwerkt in de rekening-courant. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser de hiervoor onder 4 genoemde leningsovereenkomsten en een verklaring van de geldverstrekker overgelegd.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser met deze stukken de herkomst van de contante gelden van € 16.270 en € 85.000 niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit deze (algemene) stukken kan immers niet worden afgeleid wanneer er contante bedragen zijn verstrekt aan eiser en hoe hoog die bedragen dan zijn. Eiser heeft geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de privéstortingen verband houden met de overeenkomsten (bijvoorbeeld afschriften van bankoverschrijvingen, overzicht van een wisselkantoor of aangifte van inbreng contant geld in Nederland). Overigens heeft eiser ook verklaard dat wat in de overeenkomsten staat "we hereby pay", niet overeenkomt met de werkelijkheid, namelijk dat de gelden slechts indien nodig aan hem werden uitbetaald. Dat dit, volgens eiser, (deels) in 2016 is geweest, is niet met stukken onderbouwd.
Voor zover eiser ook nog heeft gesteld dat de privéstorting van € 16.270 huurinkomsten zijn van een box 3-pand, heeft hij hiervan geen begin van bewijs geleverd. Nu eiser de herkomst van de gelden niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder kunnen en mogen aannemen dat het gaat om niet verantwoorde omzet. Dit geldt temeer nu er geen dagelijkse kassa-afslag is geweest, er geen periodieke telling van het kasgeld heeft plaatsgevonden en bovendien is gebleken dat bij ongeveer 45% van de kassa-afslagen een onjuiste betalingswijze is vermeld. Aldus kan niet worden vastgesteld hoe hoog de contante omzet is geweest. De privéstortingen zijn daarom terecht gecorrigeerd. Wel heeft eiser terecht gesteld dat de correctie van de privéstorting ad. € 85.000 is berekend op basis van onjuiste percentages. De rechtbank zal voor de aanslag IB/PVV evenwel uitgaan van de bedragen volgens het controlerapport, omdat dit anders in het nadeel van eiser is.
24. Tijdens het boekenonderzoek is de crediteurenadministratie opnieuw opgesteld door de adviseur van eiser. Naar aanleiding daarvan is een bedrag van € 119.153 overgeheveld van de post ‘crediteuren’ naar de post ‘kortlopende schulden’. Hiervoor is door eiser desgevraagd geen verklaring gegeven. Noch in de controlefase, noch in bezwaar en beroep is er enig bewijs overgelegd van deze kortlopende schulden. Het bedrag van € 119.153 is daarom terecht gecorrigeerd in die zin dat er minder kosten zijn.
25. In het controlerapport is vastgesteld dat er sprake is van een negatieve kas van € 209.292, waarvoor eiser geen verklaring heeft gegeven. Eiser heeft gesteld dat de controleur bij zijn berekening is uitgegaan van een onjuist bedrag aan omzet. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat, zoals ook is opgenomen in het controlerapport, dit is gebaseerd op de auditfiles die door eiser zijn verstrekt. Eiser heeft ter zitting aangegeven niet te betwisten dat dit bedrag inderdaad volgt uit de auditfiles. Aangezien het gaat om een primair gegeven uit de administratie van eiser volgt de rechtbank verweerder in zijn stelling dat van dit gegeven moet worden uitgegaan.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat de berekening van de controleur onjuist is, omdat geen rekening zou zijn gehouden met de privéstorting van € 16.270 en met de kostencorrectie van € 119.153. Uit het controlerapport volgt dat door verweerder rekening is gehouden met de stortingen die invloed hebben op de kas, waaronder het bedrag € 12.000 (van de € 16.270, te weten: de contante stortingen in kas onderneming door eiser). De correcties van € 4.270 (van de € 16.270, te weten: contant per saldo gestort door eiser naar zijn privérekening) en de kostencorrectie (€ 119.153) zijn niet meegenomen, omdat deze geen invloed hebben op de kas. In het controlerapport is dan ook terecht uitgegaan van een negatieve kas van € 209.292. De omzet is terecht met dit bedrag gecorrigeerd.
26. Eiser heeft in zijn nader stuk gesteld dat de winst te hoog is vastgesteld door verweerder. Eiser komt vervolgens met een eigen berekening van de winst. Hij baseert zijn berekening op “Benchmark 2017 Supermarkten” van Marshoek en de “Bedrijfsvergelijking 2018, Zelfstandige ondernemers Noordoost Nederland”. De rechtbank volgt eiser niet in zijn winstberekening. Nog daargelaten dat een avondwinkel niet vergelijkbaar is met een supermarkt, heeft te gelden dat de door eiser (deels) overgelegde rapporten uitgaan van gemiddelden en bovendien zijn de onderliggende gegevens van de Benchmark 2017 Supermarkten niet verstrekt en ziet het rapport van KroeseWevers specifiek op supermarkten uit een andere regio.