ECLI:NL:GHDHA:2024:2206

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
200.345.594/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over betaling van zorgzwaartepakketten door Dienst Justitiële Inrichtingen aan Zorggroep 't Achterhuus B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding tussen Zorggroep 't Achterhuus B.V. en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) over de betaling van zorgzwaartepakketten. Zorggroep 't Achterhuus, een zorgaanbieder voor forensische zorg, heeft in 2021 een bedrag van ongeveer € 850.000,-- aan forensische zorg gedeclareerd bij DJI. Na een materiële controle door DJI, die leidde tot de conclusie dat 't Achterhuus onrechtmatig zorg had gedeclareerd, heeft DJI een terugvordering ingesteld van € 626.105,08. Dit leidde tot een betaalstop van DJI op de declaraties van 't Achterhuus, wat resulteerde in financiële problemen voor de zorgaanbieder. 't Achterhuus heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een kort geding aangespannen. De voorzieningenrechter heeft in januari 2024 een voorlopige voorziening getroffen, maar 't Achterhuus was het niet eens met de uitkomst en is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat 't Achterhuus voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de zorg heeft geleverd zoals gedeclareerd. Het hof heeft de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter deels vernietigd en DJI veroordeeld om de ingehouden bedragen aan 't Achterhuus uit te betalen. Het hof heeft ook de proceskosten ten laste van DJI gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.345.594/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/669604 / KG ZA 24-666
Arrest in kort geding van 26 november 2024
in de zaak van
Zorggroep 't Achterhuus B.V.,
gevestigd in Hoogeveen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
advocaten: mrs. R.E. Tak en S. Donkelaar, kantoorhoudend in Arnhem,
tegen
De Staat der Nederlanden,
meer in het bijzonder
het ministerie van Justitie en Veiligheid,
Dienst Justitiële Inrichtingen,
zetelend in Den Haag,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
advocaten: mrs. H.J.S.M. Langbroek en D.O. Spelten, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna 't Achterhuus en DJI noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
Het gaat in dit spoedappel in essentie om de vraag of DJI terecht is overgegaan tot een zogenoemde “rondrekening”, als gevolg waarvan hij meent een forse vordering te hebben op 't Achterhuus, die hij heeft verrekend met facturen van 't Achterhuus.
1.2
Het hof oordeelt voorshands dat een vordering van DJI op 't Achterhuus, en zeker een vordering van een omvang als door DJI gesteld, niet aannemelijk is en acht daarom de gevraagde voorziening aangewezen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2024, met bijlagen waarmee 't Achterhuus onder aanvoering van vier grieven in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2024 en waarin zij om behandeling in spoedappel heeft gevraagd;
  • de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van eis in incidenteel appel van DJI, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel van 't Achterhuus, met bijlagen;
  • de bijlagen 74 t/m 79 die 't Achterhuus ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 11 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Daartegen is niet gegriefd. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. 't Achterhuus is een in de regio Drenthe actieve zorgaanbieder. Het betreft een familiebedrijf. 't Achterhuus verzorgt intensieve begeleiding in een beschermde woonvorm voor onder meer (jong)volwassenen die kampen met een licht verstandelijke beperking, een (complexe) psychiatrische beperking en/of psychosomatische problematiek en die, na een veroordeling voor ernstige strafbare feiten, al dan niet na een terbeschikkingstellingsmaatregel (TBS), bij 't Achterhuus aan hun resocialisatie werken. 't Achterhuus verleent deze zorg onder meer op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of op basis van een forensische titel. Naast begeleiding biedt 't Achterhuus ook dagbesteding en arbeidstraining aan.
DJI, meer in het bijzonder de Divisie Forensische Zorg en Justitiële Inrichtingen (ForZoJ/JJI), is verantwoordelijk voor de inkoop, plaatsing, bekostiging en financiering van forensische zorg voor mensen met een forensische titel. In dat kader is op 1 januari 2020 tussen 't Achterhuus en DJI de Raamovereenkomst Forensische Zorg 2020, Perceel: Ambulante begeleiding & Verblijfszorg, hierna: ‘de Raamovereenkomst’, tot stand gekomen. Op grond van de Raamovereenkomst kon 't Achterhuus de zorg die zij verleende aan de bij haar geplaatste cliënten met een forensische titel bij DJI declareren.
In de overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"2. Duur van de Raamovereenkomst
2.1
Deze Raamovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2020 voor de duur van twee jaar met twee opties, eenzijdig uit te oefenen door ForZo/JJI, tot verlenging van deze Raamovereenkomst onder gelijkblijvende voorwaarden met een periode van één jaar tot en met uiterlijk 31 december 2023.(…)
Indien na beëindiging van deze Raamovereenkomst door Partijen geen nieuwe
raamovereenkomst met elkaar wordt aangegaan, blijven de voorwaarden van deze Raamovereenkomst van toepassing op alle door Zorgaanbieder te leveren
forensische zorg voor Justitiabelen die bij Zorgaanbieder uiterlijk op einddatum van deze overeenkomst zijn geplaatst maar waarvan de zorgbehoefte na het eindigen van deze Raamovereenkomst nog voortduurt.
2.2
Beëindiging van deze Raamovereenkomst om welke reden dan ook, laat de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit enige op basis van deze Raamovereenkomst afgeroepen Dienst onverlet. De voorwaarden van deze Raamovereenkomst blijven van toepassing op alle Diensten die op basis van deze Raamovereenkomst zullen worden uitgevoerd, en die na het eindigen van deze Raamovereenkomst nog voortduren. (…)

5.Prijs en overige financiële bepalingen

5.1
Zorgaanbieder is gerechtigd tot betaling door ForZo/JJI van de Diensten die door hem daadwerkelijk en op doelmatige wijze zijn verricht conform de tarieven en opslagen als opgenomen in het Inkoopsheet onder perceel Ambulante begeleiding en verblijfszorg (…) en voldaan is aan het bepaalde in de
Raamovereenkomst, waaronder de Handleiding Bekostiging & Verantwoording als ook het Declaratieprotocol Forensische Zorg. (…)
5.4
ForZo/JJI heeft te allen tijde het recht al zijn vorderingen op Zorgaanbieder - ongeacht uit welke rechtsverhouding deze voortvloeien, danwel de mate van
opeisbaarheid - te verrekenen met zijn schulden aan Zorgaanbieder. Zorgaanbieder verklaart, door ondertekening van danwel akkoord verklaring met deze Raamovereenkomst, ForZo/JJI toestemming te geven voor deze verruimde verrekeningsbevoegdheid.(…)

7.Controle & Terugvordering

7.1
ForZo/JJI is gerechtigd om materiele controles uit te voeren met betrekking tot de naleving van deze Raamovereenkomst door Zorgaanbieder met inachtneming van het bepaalde krachtens de Wet Marktordening Gezondheidszorg, de Wet Langdurige Zorg als ook de WGBO, AVG, BIG en de overige wet- en regelgeving. Zorgaanbieder maakt ter facilitering van deze controle de administratie eenvoudig toegankelijk conform de voor het betreffende jaar geldende nadere regels van de NZa en draagt zorg voor de in de Handleiding Bekostiging & Verantwoording beschreven uit te voeren controle door de externe accountant op de DBBC/ZZP/EP verantwoording.
7.2
ForZo/JJI is gehouden Zorgaanbieder tijdig te informeren over de procedure, inhoud en omvang van de Materiële controle en eventuele overige controles. Zorgaanbieder geeft op verzoek van ForZo/JJI onder meer inzage in protocollen, beleidsstukken en andere documenten, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor een uitvoering van de controle. Zorgaanbieder zal ieder te declareren dan wel gedeclareerd Zorgproduct zodanig vastleggen binnen de wettelijke mogelijkheden in het betreffende zorgdossier dat iedere declaratie in het kader van de Materiële controle verantwoord kan worden.
7.3
Zorgaanbieder verleent bij eventuele detailcontroles binnen de wettelijke
mogelijkheden de medewerkers van ForZo/JJI toegang tot het medische dossier van Justitiabelen voor het uitvoeren van controles zoals beschreven in het vorige lid. ForZo/JJI zal BIG-geregistreerde medewerkers inzetten voor het geval inzage noodzakelijk is in het medisch dossier.
(…)
7.5
Onder onrechtmatig bestempelde declaraties worden in het kader van deze
Raamovereenkomst in ieder geval verstaan:
a ondoelmatig verrichte zorg
b onrechtmatig of niet-verrichte zorg
Indien de uitkomsten van de controle daartoe aanleiding geven, zal ForZo/JJI het bedrag aan onrechtmatig bestempelde declaraties terugvorderen."
In 2021 heeft 't Achterhuus een bedrag van in totaal ca. € 850.000,-- aan forensische zorg bij DJI gedeclareerd; DJI heeft die declaraties goedgekeurd en de betreffende bedragen aan 't Achterhuus vergoed.
Bij brief van 2 februari 2023 heeft DJI een materiële controle aangekondigd met betrekking tot de door 't Achterhuus gedeclareerde zorg over het boekjaar 2021. Partijen hebben naar aanleiding van door 't Achterhuus in dat kader aangeleverde informatie met elkaar daarover mondeling en schriftelijk gecommuniceerd.
Op 1 september 2023 heeft DJI een betaalstop ingevoerd en de declaraties van 't Achterhuus niet meer betaald. Deze betaalstop hield verband met de
omstandigheid dat 't Achterhuus – naar eigen zeggen vanwege technische problemen – niet in staat was haar jaarverantwoording in het systeem van DJI te zetten. Partijen hebben vervolgens met elkaar gecommuniceerd over de aanlevering door 't Achterhuus van aanvullende stukken en over de mededeling van DJI dat 't Achterhuus niet voldoet aan een aantal eisen uit de Raamovereenkomst.
Bij brief van 17 november 2023 heeft DJI 't Achterhuus geïnformeerd over zijn bevindingen van de materiële controle. Hij schreef onder meer:
"Conclusie uitkomsten en terugvordering
De doelstelling van de materiële controle was om te onderzoeken of de door uw
instelling in rekening gebrachte prestaties rechtmatig zijn geweest. Bij het
onderzoeken van de rechtmatigheid is nagegaan of de prestaties feitelijk zijn
geleverd conform de NZa richtlijnen en de contractuele afspraken die met
ForZo/JJI zijn gemaakt.
Op basis van de door ForZo/JJI uitgevoerde materiële controle, geconstateerde
bevindingen en rondrekening (zie bijlage 1 en 2) kan worden geconcludeerd dat
Zorggroep 't Achterhuus onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de
gedeclareerde forensische zorg in totaliteit ook geleverd is of geleverd kon
worden conform de minimale Nza-normen.
Bovenstaande conclusie heeft geleid tot een terugvordering over het jaar 2021.
Op basis van de hieronder te noemen bevindingen concludeer ik dat sprake is van onrechtmatig gedeclareerde zorg, die wordt gekwantificeerd op een totaalbedrag ad € 626.105,08. (…).”
In bijlage 1 zijn de bevindingen van de materiële controle opgenomen. Daarin is – kort samengevat – weergegeven dat de administratieve organisatie van 't Achterhuus niet voldoet; geen sprake is van interne controle op de gevoerde administratie; niet al het ingezette personeel beschikte over de benodigde kwalificaties en forensische scholing; patiëntendossiers nadat cliënten uit zorg zijn gegaan ten onrechte zijn verwijderd en gebruik wordt gemaakt van een ontoereikend EPD. Hierdoor is het aldus de onderzoekers onmogelijk om feitelijke levering van zorg vast te stellen en is – op basis van de verzamelloonstaat en de beschikbare facturen van ingezette zzp'ers – een totale capaciteit van inzetbaarheid in kaart gebracht, waarbij enkel de gekwalificeerde personeelsleden zijn meegenomen. Deze rondrekening leidde tot een tekortkoming van 72%
,zijnde het in de brief genoemde bedrag van € 626.105,08 aan onrechtmatig gedeclareerde zorg.
In een e-mailbericht van 22 november 2023 heeft DJI aan 't Achterhuus meegedeeld
dat de betaalstop zal worden beëindigd en dat het naar aanleiding van de materiële controle teruggevorderde bedrag van € 626.105,08 zal worden verrekend in de overeengekomen rekening-courantverhouding, dan wel door 't Achterhuus zal moeten worden terugbetaald, al dan niet door middel van een betalingsregeling. 't Achterhuus heeft aan DJI meegedeeld dat zij de vordering betwist en bezwaar maakt tegen de door DJI voorgestelde verrekening.
i. Omdat overleg tussen partijen niet tot een oplossing heeft geleid, heeft 't Achterhuus
een kort geding bij de rechtbank Den Haag aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 3 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:703) DJI veroordeeld om de facturen van 't Achterhuus voor de op grond van de Raamovereenkomst verleende forensische zorg over de maanden september 2023 tot en met december 2023 en de in 2024 nog te sturen facturen aan 't Achterhuus uit te betalen, waarbij DJI telkens maximaal 25% van elk factuurbedrag mocht inhouden (wegens opschorting of verrekening, dan wel op grond van conservatoir eigenbeslag) in verband met de door DJI op 't Achterhuus gepretendeerde vordering van € 626.105,08. De voorzieningenrechter heeft daarnaast beslist dat deze bevoegdheidsbeperking voor DJI geldt totdat bij rechterlijke beslissing (of bij beslissing van een andere, door partijen gezamenlijk gekozen geschilbeslechter) de omvang van de vordering van DJI op 't Achterhuus is vastgesteld, dan wel totdat in kort geding wegens gewijzigde omstandigheden anders wordt beslist.
De voorzieningenrechter heeft daartoe onder meer overwogen dat er een reële kans is dat de argumenten van 't Achterhuus in een bodemprocedure (grotendeels) zullen slagen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter acht geslagen op de stellingen van 't Achterhuus met betrekking tot het opleidingsniveau en de vakbekwaamheid van haar personeel en in aanmerking genomen dat DJI kennelijk niet alle relevante informatie uit de cliëntenrapportages en dagrapportages van 't Achterhuus bij de materiële controle heeft betrokken c.q. kunnen betrekken. Bij die stand van zaken en rekening houdend met de impact van de door DJI genomen maatregelen op de bedrijfsvoering van 't Achterhuus, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat een volledige terugvordering (c.q. verrekening c.q. opschorting van de betaling) van de door 't Achterhuus met betrekking tot het boekjaar 2021 ingediende declaraties, voordat de omvang van de vordering van DJI in een bodemprocedure is vastgesteld, te verstrekkend is en dat deze daarom in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is. Daarbij is meegewogen dat 't Achterhuus weliswaar in 2024 niet meer in zee zal gaan met DJI op basis van een nieuwe raamovereenkomst, maar wel in de zorgverlening actief blijft, zodat, mocht blijken dat DJI een hogere vordering heeft, aannemelijk is dat 't Achterhuus in de toekomst verhaal zal kunnen bieden. Met het treffen van deze voorziening werd, aldus de voorzieningenrechter, tegemoetgekomen aan de financiële zorgen van 't Achterhuus, terwijl daarbij ook in enige mate rekening werd gehouden met het belang van DJI bij een recht op opschorting in verband met het mogelijk bestaan van een tegenvordering.
Partijen zijn hierna weer in overleg met elkaar getreden over hun geschil rond
de materiële controle over 2021. DJI heeft aangegeven welke stukken hij nog van 't Achterhuus wil ontvangen. Op 15 april 2024 hebben partijen diverse door 't Achterhuus nader aangeleverde stukken doorgenomen. Op 17 april 2024 heeft 't Achterhuus nog stukken nagezonden.
DJI heeft vervolgens aan 't Achterhuus bericht dat het door inzage in de verschillende documenten met betrekking tot de gekwalificeerdheid en bekwaamheid van de medewerkers mogelijk is om preciezer in te schatten wat de omvang van zijn vordering op 't Achterhuus is. Dit heeft geleid tot een verlaging van de terugvordering van € 626.105,08 naar € 398.773,43 (hierna: de gepretendeerde vordering).
't Achterhuus heeft ook tegen deze berekening bezwaar gemaakt en zij heeft een groot aantal documenten overgelegd om haar bezwaren te onderbouwen.
Bij e-mail van 5 mei 2024 schreef DJI onder meer het volgende aan 't Achterhuus:
“Tijdens het gesprek op 23 april heeft u te kennen gegeven bezwaar te hebben op de volgende twee onderwerpen:
(…)
2. Indicatie-opbouw en declareren: u geeft aan dat de NZa geen uren koppelt aan een zorgprofiel en dat sprake is van integrale tarieven.
(…)
Onderstaand geef ik graag de reactie vanuit DJI ten aanzien van bovenstaande
punten. (…)
Deze leiden niet tot een nieuw standpunt van DJI in het kader van de materiële
controle. (…)
Daarnaast geeft u aan dat de tarieven integrale tarieven betreffen en er nog meer deelcomponenten in het tarief zitten dan enkel loonkosten. DJI betaalt echter niet slechts een deel van de facturen als geen zorg is verricht (of verricht had kunnen worden op basis van een rondrekening), maar cliënten wel tijdelijk bij een zorgaanbieder zijn verbleven. DJI koopt immers zorg in om cliënten zorg te verlenen en veiligheid te bieden aan de maatschappij. Het enkel laten verblijven van cliënten voldoet daarmee niet aan de contractuele afspraken en BR/REG NZa . Forensische zorg bestaat op grond van art. 1, tweede lid Wfz uit zorg, die wordt verleend aan een justitiabele met een psychische stoornis en/of een verslaving (art. 1, lid 2 Wfz). Deze zorg moet zijn gericht op het herstel van de forensische patiënt en op vermindering van de kans op recidive, ten behoeve van de samenleving (art. 2.1 Wfz). Tevens verbiedt de Wmg (zie onder meer art. 35 Wmg) het vergoeden van een (integraal) tarief (voor de totale) Prestatie. Er is op grond hiervan geen aanleiding om voor verblijf te betalen als geen zorg is
geleverd. De zorg is evident de hoofdprestatie in relatie tot de declaratie van de
Prestatie overeenkomstig de voorwaarden van de BR terzake.”
Bij e-mail van 26 september 2024 schreef DJI onder meer aan 't Achterhuus:
"DIZ/FPL en de reclasseringsorganisaties zijn inmiddels beter doordrongen van de noodzaak van het vinden van een vervanger voor (de cliënten van) Achterhuus. Deze noodzaak bestaat, zoals je weet, reeds vanaf het moment dat Achterhuus niet heeft ingeschreven (teruggetrokken) op de aanbesteding. Dit was toen nog niet meteen en nog niet geheel doorgedrongen tot alle gelederen van de organisatie. Zoals eerder al eens is toegelicht aan jou, bestaat er ook een strijdigheid met het aanbestedingsrecht (en gelijkheidsbeginsel) zolang ForZo en Achterhuus met elkaar blijven samenwerken (op basis van het contract 2023), terwijl er geen nieuw contract is vanaf 2024. Het is ForZo duidelijk, dat ook Achterhuus (nu zij niet heeft ingeschreven en ook geen onderaannemerschap heeft kunnen regelen) zo snel mogelijk de forensische zorg wil afsluiten en wil vervangen door Wlz bedden, zodat er zowel voor de cliënten als voor Achterhuus zelf duidelijkheid is naar de toekomst toe.
De noodzaak van het vinden van een vervanger door ForZo is dus zeer hoog, maar de complexiteit van de problematiek en de mogelijke veiligheidsrisico’s bij uitplaatsing van de betreffende cliënten maken (versnelde) uitplaatsing erg lastig, zoals bekend bij jou.
Het FPL is, zoals je weet, op dit moment in gesprek met verschillende partijen (potentiële vervangers) en hopelijk gaat dat op korte termijn tot een oplossing leiden. Tot die tijd kunnen wij nog niets zeggen over óf en hoeveel cliënten er nog in 2024 zullen verblijven en of uitloop in 2025 deels nog nodig is. Tot op heden zijn er nog maar een zeer beperkt aantal cliënten uitgestroomd vanwege het aflopen van de forensische titel. In hoeverre de komende maanden titels aflopen zullen we op 16 oktober nader bekijken.. Voor de overige cliënten wordt dus overplaatsing geregeld en zullen wij jullie - zoals we al deden - continue over de updates en vorderingen op de hoogte houden.”

4.Procedure in kort geding bij de rechtbank

4.1 '
't Achterhuus heeft DJI opnieuw in kort geding gedagvaard en gevorderd, samengevat,
primair:
(1) DJI te gebieden om de bevoegdheidsbeperking die in het kortgedingvonnis van 3 januari 2024 aan hem is opgelegd, uit te breiden naar 100%, zodat DJI zijn vermeende vordering niet meer verder kan verrekenen met huidige en toekomstige declaraties van 't Achterhuus en
(2) DJI te gebieden om de op basis van de bevoegdheidsbeperking ingehouden delen van de facturen over de maanden september 2023 tot en met heden binnen één week na dagtekening van dit vonnis uit te betalen;
subsidiair:
DJI te gebieden om de op basis van de bevoegdheidsbeperking ingehouden delen van de
facturen over de maanden februari 2024 tot en met juni 2024 binnen één week na dagtekening van dit vonnis uit te betalen;
in alle gevallen
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van DJI in de proceskosten, zoals nader in de dagvaarding omschreven.
4.2 '
't Achterhuus voerde daartoe – samengevat – aan dat er geen grondslag is voor de gepretendeerde vordering en dus ook geen enkele reden om 25% van de declaraties in te houden. 't Achterhuus heeft inmiddels alle benodigde informatie aangeleverd; daaruit blijkt dat zij de gedeclareerde zorg en begeleiding daadwerkelijk heeft geleverd. DJI is dus niet gerechtigd zijn vordering op een rondrekening te blijven baseren. Daarbij komt dat de rondrekening is gebaseerd op evident onjuiste uitgangspunten. Er is inmiddels meer dan € 250.000,-- ingehouden, waardoor 't Achterhuus in grote financiële problemen is gekomen. Zij heeft al haar reserves inmiddels aangesproken en spoedig zal er een liquiditeitstekort ontstaan. Het is met name ook voor de cliënten van 't Achterhuus van groot belang dat zij haar bedrijfsvoering kan voortzetten.
4.3
De voorzieningenrechter heeft het eerste deel van de primaire vordering van 't Achterhuus toegewezen en DJI verboden vanaf datum uitspraak (5 augustus 2024) voor diens gepretendeerde vordering nog inhoudingen c.q. verrekeningen te doen met de declaraties van 't Achterhuus over de maanden juli 2024 en volgende. De terugbetaling van de ingehouden delen van de al betaalde facturen – het tweede deel van de primaire vordering – heeft de voorzieningenrechter afgewezen evenals de subsidiaire vordering en de gevorderde oplegging van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft voorts beslist dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.4
De voorzieningenrechter overwoog daartoe – kort gezegd – dat DJI door middel van maandelijkse verrekeningen in een periode van minder dan een jaar € 250.000,-- bij 't Achterhuus heeft geïnd, hetgeen zwaar zal drukken op de bedrijfsvoering van 't Achterhuus. DJI heeft erop gewezen dat 't Achterhuus niet heeft aangegeven hoe haar financiële situatie er precies uitziet en niet met onderliggende stukken heeft onderbouwd dat zij de huidige situatie niet veel langer kan volhouden. Anderzijds heeft DJI ook niet aangegeven welke stukken zij ter onderbouwing wenst te ontvangen om te kunnen uitgaan van de juistheid van het betoog van 't Achterhuus, terwijl ook DJI een verantwoordelijkheid heeft in deze, zeker nu hij 't Achterhuus heeft verzocht om ook in 2024 en mogelijk in 2025 de samenwerking voort te zetten, welke voortgezette samenwerking kan worden gezien als een wijziging van omstandigheden ten opzichte van het vorige kort geding, evenals de zeer substantiële verlaging van de vordering door DJI en het tijdsverloop. De omstandigheid dat 't Achterhuus heeft geweigerd een betalingsregeling te treffen, maakt dit niet anders, gelet op de daaraan verbonden voorwaarde dat 't Achterhuus dan akkoord moest gaan met de eindconclusies en het bedrag van de terugvordering op basis van de materiële controle van DJI. De voorzieningenrechter zag daarom aanleiding voor een spoedvoorziening voor de toekomst, maar – gelet op de naar mag worden aangenomen vordering van serieuze omvang van DJI op 't Achterhuus – niet voor een voorziening met terugwerkende kracht.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1 '
't Achterhuus is in hoger beroep gekomen omdat zij het deels niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd en om spoedbehandeling verzocht. Zij wil dat het hof haar inleidende primaire vorderingen alsnog volledig toewijst.
5.2
De grieven van 't Achterhuus zijn kort gezegd gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden voorspeld hoe over de vordering van DJI in de bodemprocedure zal worden geoordeeld (grief 1); dat 't Achterhuus met de inkomsten die zij genereert haar financiële positie de komende tijd zal kunnen verbeteren en er daarom onvoldoende aanleiding bestaat voor een voorziening met terugwerkende kracht (grief 2) en dat er onvoldoende aanleiding bestaat het vonnis te versterken met een dwangsom (grief 3). Grief 4 is gericht tegen de proceskostenveroordeling en het dictum.
5.3
Ook DJI is in hoger beroep gekomen. Hij wil dat het hof de vorderingen van 't Achterhuus alsnog geheel afwijst. DJI stelt daartoe dat 't Achterhuus de door haar gestelde financiële problemen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Daar komt bij dat die gestelde financiële problemen volgens hem niet los kunnen worden gezien van door (de stakeholders van) 't Achterhuus gemaakte keuzes en de hardnekkige weigering van 't Achterhuus om met DJI, eventueel onder protest, een betalingsregeling te treffen. De voorzieningenrechter heeft de ramkoers van 't Achterhuus in feite beloond. Daarbij is van voortgezette samenwerking geen sprake. Het streven is de samenwerking met 't Achterhuus zo snel mogelijk te beëindigen, maar het kost enige tijd om de cliënten die bij 't Achterhuus wonen uit te plaatsen.

6.Beoordeling in hoger beroep

Spoedeisend belang

6.1 ’
’t Achterhuus stelt dat haar financiële situatie door toedoen van DJI precair is. In de periode van september 2023 tot en met juni 2024 heeft zij 25% van haar omzet gemist. Dit betekent dat zij een deel van de maandelijkse kosten heeft moeten betalen uit haar reserves. Het gaat hier om een maandelijks bedrag van ca € 30.000,--. Zij stelt dat zij door haar bank, de Rabobank, onder bijzonder beheer is geplaatst, omdat zij in de rode cijfers terechtkwam. Mede vanwege alle perikelen met DJI heeft 't Achterhuus moeten besluiten een aantal cliënten van DJI te laten uitstromen. De lege plekken bieden ruimte voor mensen in de langdurige zorg, maar binnen de langdurige zorg hanteren de zorgkantoren een termijn van 60 dagen tussen de eerste dag van de zorgverlening en de bekostiging van de zorg. Voor een financieel gezonde aanbieder is dat haalbaar, maar voor 't Achterhuus leidt dit tot serieuze financiële zorgen. De toekomst van 't Achterhuus is daardoor onzeker.
6.2
DJI bestrijdt dit. Hij meent dat 't Achterhuus haar financiële problemen onvoldoende heeft onderbouwd, nu zij deze feitelijk slechts heeft gestoeld op een door haar zelf opgesteld overzicht. Het door 't Achterhuus overgelegde e-mailbericht van de Rabobank waarin wordt gerept van bijzonder beheer acht DJI te vaag.
6.3
Naar het oordeel van het hof heeft 't Achterhuus haar spoedeisend belang voldoende overtuigend onderbouwd. Evenals de voorzieningenrechter acht het hof het zonder meer aannemelijk dat de maandelijkse verrekeningen van DJI tot een bedrag van ca. € 250.000,-- in minder dan één jaar zwaar drukken op de bedrijfsvoering van 't Achterhuus. Door overlegging van een e-mail van de Rabobank van 29 augustus 2024 heeft 't Achterhuus in hoger beroep voldoende aannemelijk gemaakt dat zij – vanwege een negatief banksaldo – inmiddels minimaal tot november 2024 onder bijzonder beheer staat bij de Rabobank en intensieve begeleiding zal ontvangen, waarna – afhankelijk van de uitkomst van dit hoger beroep – bekeken wordt of bijzonder beheer van toepassing blijft.
6.4
Voor zover DJI wenst te betogen dat de voorzieningenrechter niet had mogen terugkomen van het oordeel in zijn vonnis van 3 januari 2024, omdat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, faalt deze grief. De door DJI naar beneden bijgestelde vordering, het feit dat DJI – ondanks de overgelegde rapportages – bleef vasthouden aan een rondrekening, en het feit dat ondanks het expireren van de Raamovereenkomst de samenwerking noodgedwongen is voortgezet, vormen voldoende reden voor een nieuwe beoordeling.
Aannemelijkheid van de vorderingen
6.5
In dit kort geding ziet het hof zich geplaatst voor de vraag of het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat 't Achterhuus recht heeft op (volledige) betaling van de door haar op basis van de Raamovereenkomst gefactureerde zorg (zorgzwaartepakket-tarieven). DJI meent dat dit niet het geval is, omdat in de Raamovereenkomst in artikel 7.2 is bepaald dat de zorgaanbieder ieder te declareren dan wel gedeclareerd zorgproduct zodanig dient vast te leggen binnen de wettelijke mogelijkheden in het betreffende zorgdossier dat iedere declaratie in het kader van de materiële controle verantwoord kan worden en 't Achterhuus niet aan deze verplichting heeft voldaan.
6.6
Bij de materiële controle is volgens DJI gebleken dat 't Achterhuus haar administratie niet op orde had. Op basis van de binnen de bedrijfsvoering aanwezige gedocumenteerde werkwijzen en systemen kan daarom volgens hem niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gedeclareerde zorg rechtmatig en doelmatig was. DJI heeft daarom de controle uitgebreid en 't Achterhuus om nadere informatie gevraagd. Dit heeft er echter niet toe geleid dat DJI de omvang van de daadwerkelijk geleverde zorg en ambulante dagbesteding heeft kunnen vaststellen, omdat een adequate (uren)registratie bij 't Achterhuus ontbrak. DJI stelt dat hij de factuurbedragen daarom kon terugvorderen. DJI had het daarbij kunnen laten, maar coulancehalve heeft hij een beredeneerde schatting gemaakt van de hoeveelheid forensische zorg die 't Achterhuus in theorie zou kunnen hebben verleend in 2021: de rondrekening. Slechts op dit bedrag kan 't Achterhuus aanspraak maken, aldus DJI. Het meerdere dient 't Achterhuus terug te betalen.
6.7 '
't Achterhuus bestrijdt dit standpunt: uit haar administratie blijkt wel degelijk dat zij de gedeclareerde zorg heeft verleend en DJI zou dat op basis van de door haar overgelegde stukken moeten kunnen vaststellen. In het kader van de materiële controle heeft DJI immers tot achtmaal toe uitvraag gedaan, op welke uitvragen zij steeds uitgebreid heeft gereageerd. Ieder antwoord van 't Achterhuus resulteerde echter in nieuwe vragen van DJI, zonder dat DJI inhoudelijk reageerde op de aangeleverde informatie. Hoewel 't Achterhuus bij de verschillende uitvragen van DJI vanuit privacy oogpunt haar bedenkingen had, heeft 't Achterhuus steeds volledig meegewerkt. Van belang is daarbij dat 't Achterhuus al in een vroeg stadium aan DJI heeft laten weten dat zij niet meer over integrale zorgdossiers beschikte, omdat zij deze gegevens per abuis had verwijderd. Dit omdat bij een eerdere ISO-audit de auditor adviseerde om cliëntendossiers te verwijderen na het vertrek van een cliënt. Uiteindelijk heeft 't Achterhuus samen met haar IT-leverancier op 3 en 4 augustus 2023 alle integrale dossiers weten terug te plaatsen in het EPD. Als gevolg hiervan is de aanmaakdatum van de dossier 3 of 4 augustus 2023 en dus niet de werkelijke aanmaakdatum. Hierdoor twijfelde DJI aan de authenticiteit en herkomst van de aangeleverde stukken. Ondanks het feit dat 't Achterhuus DJI heeft uitgelegd op welke wijze DJI gemakkelijk kon verifiëren dat de documenten daadwerkelijk in 2021 zijn aangemaakt, wilde DJI van deze uitleg niets weten en heeft hij deze documenten dus niet bij zijn beoordeling betrokken. 't Achterhuus heeft ook steeds aan DJI laten weten dat zij niet aan de door DJI gevraagde rondrekening op basis van minimumuren zorg kon voldoen, omdat het 24-uurszorg betreft waarvoor een etmaalvergoeding geldt. Een urenregistratie is daarom niet vereist.
6.8
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat de door 't Achterhuus gedeclareerde zorg ZZP GGZ-C en ZZP VG-zorg betreft. De ZZP GGZ-C is bestemd voor patiënten die in de forensische zorg verblijven vanwege de behoefte aan ondersteunende begeleiding. Deze zorg is gericht op het bieden van structuur, toezicht en socialisatie van patiënten met onder andere psychiatrische problematiek, waarbij veiligheid en het voorkomen van recidive centraal staan. De ZZP VG is bestemd voor patiënten met een verstandelijke beperking. DJI neemt de ZZP GGZ-C af exclusief dagbesteding en de ZZP VG inclusief dagbesteding, waarbij de dagbesteding is gericht op het bevorderen van zelfstandigheid en gedragsregulatie.
6.9
Een zorgzwaartepakket is opgebouwd uit een aantal deelcomponenten: verzorging, verpleging, begeleiding en verblijf. De ZZP GGZ-C kent de indicaties 1 tot en met 6. Daarbij geldt hoe hoger de indicatie, hoe intensiever de zorg en hoe meer totaaltijd met de begeleiding en persoonlijke verzorging gemoeid zal zijn. Het tarief dat met een zorgzwaartepakket is gemoeid, is een dagtarief waaruit alles bekostigd moet worden. Tussen partijen is niet in geschil, dat dit met zich brengt dat een (gedetailleerd) urenregistratiesysteem niet nodig is. Dat neemt niet weg dat in de Raamovereenkomst is bepaald
“Zorgaanbieder zal ieder te declareren dan wel gedeclareerd Zorgproduct zodanig vastleggen binnen de wettelijke mogelijkheden in het betreffende zorgdossier dat iedere declaratie in het kader van de Materiële controle verantwoord kan worden.”Partijen verschillen van inzicht hoe aan deze bepaling uitvoering dient te worden gegeven.
6.1
Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat de bewoners waarvoor 't Achterhuus in 2021 declaraties heeft ingediend, daadwerkelijk in de betreffende periode bij 't Achterhuus hebben gewoond. Evenmin zijn de indicaties van de bewoners en het bij die indicatie behorende dagtarief in geschil. Vaststaat bovendien dat 't Achterhuus niet gaat over de indicatiestelling van haar bewoners. Weliswaar zou zich theoretisch de situatie kunnen voordoen dat 't Achterhuus constateert dat de indicatiestelling van een bewoner zou kunnen worden afgeschaald, omdat deze naar de mening van 't Achterhuus minder begeleiding behoeft, maar zij kan daartoe waar het forensische cliënten betreft niet zelfstandig overgaan. Gelet op de complexiteit van de problematiek van de bewoners, zal deze situatie zich overigens niet snel voordoen. In ieder geval zijn er altijd derden (de behandelaars, de reclassering, de rechter) die zicht hebben op de situatie en die kunnen signaleren dat afschaling gewenst is.
6.11
Wel in geschil is of 't Achterhuus recht heeft op betaling van het zorgzwaartepakket-tarief, nu DJI stelt dat hij aan de hand van de door 't Achterhuus aangeleverde gegevens niet kan vaststellen dat de bewoners door 't Achterhuus zijn begeleid conform de aan hen verstrekte indicaties. Deze indicaties vereisen volgens DJI een minimum aantal begeleidingsuren. DJI wijst ter onderbouwing van dit standpunt op de prestatiebeschrijvingen van de NZA die zijn vastgelegd in bijlage 2 van de Beleidsregel. Hieruit blijkt dat voor elk zorgzwaartepakket een bandbreedte is vastgesteld van het aantal te leveren uren zorg. DJI beroept zich verder op de e-mail van 11 mei 2023 van de NZA, die onderdeel uitmaakt van de stukken die de NZA heeft verstrekt naar aanleiding van een Woo-verzoek van 20 november 2023 waarin is gesteld:
“In onze Beleidsregel Prestaties en tarieven geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg (BR/REG-23139) staan in bijlage 4 uren voor de ZZP-prestaties. Wij gaan ervan uit dat u op deze prestaties doelt. Deze uren vormen een meetbare resultaatsverplichting.”
Nu DJI op basis van de door 't Achterhuus verstrekte gegevens niet kan vaststellen dat aan de minimumprestatie is voldaan, heeft 't Achterhuus naar zijn mening geen recht op vergoeding van de door haar gefactureerde zorgzwaartepakketten.
6.12 '
't Achterhuus daarentegen is van oordeel dat geen sprake is van minimumnormen bij de declaratie van zorgzwaartepakketten. Zij wijst erop dat dit niet blijkt uit de wet- en regelgeving en dat dit evenmin contractueel is overeengekomen. Zij wijst daarbij op informatie op de website van de NZA waar is vermeld:
Op hoeveel uren zorg heeft een cliënt recht binnen een zzp en vpt?
Wij bepalen niet het aantal uren dat per zorgprofiel geleverd moet worden. De
zorgprofïelen zijn globaal omschreven en niet uitgedrukt in uren zorg. Voor de
zorgprofielen gelden integrale tarieven: één tarief waarvan alles bekostigd
moet worden.
Afspraken zorgplan bepalend voor de zorg die geleverd wordt
In de Wet langdurige zorg (Wlz) wordt niet vastgelegd op hoeveel uren zorg de cliënt recht heeft. Een cliënt heeft recht op zorg, maar hier worden geen uren aan verbonden. Iedere cliënt heeft een zorgprofiel. Het zorgprofiel zegt iets over de aard, inhoud en globale omvang van de benodigde zorg. In het zorgprofiel staat niet welke zorg en ondersteuning de cliënt precies krijgt. Afspraken
over de precieze invulling van de zorg worden gemaakt tussen de zorgaanbieder en de cliënt, en staan omschreven in het zorgplan. Het is aan de zorginstelling om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de zorg gewaarborgd blijft en er voldoende uren besteed worden aan zorgverlening.
Waar zijn de tarieven op gebaseerd?
Per 2014 is de NZa gestopt met de onderbouwing van de zorgprofielen in uren. Dit heeft te maken met de overgang naar integrale tarieven. Sinds 2018 zijn de tarieven in de langdurige zorg volledig integraal.”
6.13
Ook wijst zij erop dat DJI de bovengenoemde e-mail van de NZA in het kader van een Woo-verzoek onvolledig citeert en dat het vervolg luidt:
“Dat is uiteraard iets anders dan zorg op zich, waarvoor het inderdaad voor de hand ligt om uit te gaan van een inspanningsverplichting. In de tariefcomponenten zit geen hiërarchie. De zorg die gedeclareerd wordt moet overeenkomen met de geleverde zorg. Er kunnen, in het kader van verantwoording en controle, afspraken gemaakt worden over een bandbreedte met een gemiddelde inzet van begeleidingsuren.”
Tevens verwijst 't Achterhuus naar een e-mail van 25 oktober 2023 van de NZA, waarin is gesteld:
“We hebben geen normuren ofwel normen gesteld voor de zzp-prestaties Wlz, maar we gebruiken wel bruto-uren (op basis van het aantal fte) om zzp-tarieven te berekenen.”
6.14 '
't Achterhuus benadrukt verder dat met DJI geen contractuele afspraken zijn gemaakt over een gemiddelde inzet van begeleidingsuren. Voor zover DJI zich beroept op artikel 5 van de Kaderregeling – waaruit volgens DJI de verplichting volgt van 't Achterhuus om inzichtelijk te maken hoe het minimum aantal uren zorg is verleend – is 't Achterhuus van mening dat het op de weg van DJI, als professioneel opdrachtgever en opsteller van de Raamovereenkomst, had gelegen om dit in niet mis te verstane bewoordingen tot uitdrukking te brengen. 't Achterhuus verwijst daarbij naar een uitspraak van dit hof van 15 juni 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1096.
6.15
Het hof oordeelt als volgt. Naar het voorlopig oordeel van het hof ligt het niet in de rede dat de bij de zorgzwaartepakketten behorende minimum begeleidingsuren in het kader van de WMO en de Wlz moeten worden aangemerkt als harde resultaatsverplichtingen, in die zin dat voor iedere dag dat een zorgzwaartepakket wordt gedeclareerd het minimum aantal uren begeleiding aan de betreffende cliënt moet zijn geleverd. Niet in geschil is immers dat deze begeleidingsuren zowel planbare als niet planbare zorg betreffen. Niet iedere dag zal voor iedere bewoner in dezelfde omvang niet planbare begeleiding nodig zijn. Ook de planbare begeleiding zal van dag tot dag enigszins fluctueren. Het zal dus altijd gaan om een gemiddelde. Over welke periode (week/maand/anders) moet worden beschouwd of aan het gemiddelde minimumvereiste aan begeleidingsuren is voldaan, kan moeilijk strikt worden gedefinieerd. Psychiatrische symptomen zijn bijvoorbeeld bij tijd en wijle lastig onder controle te krijgen, dan is tijdelijk intensivering van de zorg/begeleiding gewenst, terwijl op andere momenten met toezicht/nabijheid kan worden volstaan. Bovendien kan begeleiding zowel plaatsvinden op individuele basis, als op gemeenschappelijke basis. Niet gedefinieerd is hoe bij begeleiding van meerdere bewoners tegelijkertijd de begeleidingsuren moeten worden gerekend.
6.16
Het ligt dus in de rede om te veronderstellen dat de minimumuren zijn te beschouwen als normuren aan de hand waarvan enerzijds het tarief berekend wordt, terwijl anderzijds de zorginstelling bij zijn planning de normuren kan betrekken. Dit alles past ook bij het concept van de zorgzwaartepakketten, waarin sprake is van een dagtarief waaruit alles bekostigd moet worden. De zorg wordt dan geleverd vanuit een per cliënt aan de hand van diens zorgprofiel opgesteld zorgplan. Daarbij dient methodisch te worden gewerkt aan de doelen van het zorgplan.
6.17
Dat dit wezenlijk anders is voor zover sprake is van forensische zorg, ligt naar het voorlopig oordeel van het hof niet in de rede. Dat neemt niet weg, dat DJI behoefte kan hebben aan nadere afspraken met betrekking tot het aanhouden van een minimum aantal begeleidingsuren per dag en de wijze waarop de zorginstelling moet aantonen dat hieraan uitvoering is gegeven. Naar het voorlopig oordeel van het hof volgt uit de Raamovereenkomst echter niet dat dergelijke nadere afspraken zijn gemaakt. In ieder geval heeft DJI niets gesteld op basis waarvan 't Achterhuus had moeten begrijpen dat DJI dit met de Raamovereenkomst beoogde. Voor zover DJI had willen bedingen dat 't Achterhuus gehouden was het aantal (individuele en/of gezamenlijke; toezicht- en/of) begeleidingsuren per bewoner per dag op voor DJI inzichtelijke wijze te administreren om in aanmerking te komen voor een zorgzwaartepakket-tarief, had het in de rede gelegen dat hij reeds bij de aanbesteding, ofwel in de Raamovereenkomst, of in ieder geval bij aanvang van de zorgverlening, op duidelijke wijze kenbaar had gemaakt op welke wijze aan deze verplichting moest worden voldaan.
6.18
Dat DJI dit heeft nagelaten, klemt temeer, omdat 't Achterhuus pas in 2023 met deze zienswijze van DJI werd geconfronteerd, terwijl zij geen urenregistratie bijhield, en op dat moment haar werkwijze niet meer met terugwerkende kracht kon aanpassen.
6.19
Dat DJI deze eis niet meer kan stellen geldt naar het voorlopig oordeel van het hof te meer omdat 't Achterhuus gehouden is – ondanks het expireren van de Raamovereenkomst en de keuze van 't Achterhuus om zich uit de aanbesteding voor de jaren 2024 e.v. terug te trekken – de zorg aan de cliënten van DJI voort te zetten totdat DJI of ’t Achterhuus zelf erin is geslaagd deze uit te plaatsen. Dit uitplaatsen is tot 11 november 2024 slechts met een beperkt aantal (9 van de oorspronkelijk 23) cliënten gelukt, en dat niet dankzij DJI, zoals ’t Achterhuus ter zitting onweersproken heeft gesteld. Gelet op de schaarste in de forensische zorg en de complexiteit van de bij 't Achterhuus geplaatste cliënten, staat geenszins vast dat de relatie tussen 't Achterhuus en DJI op korte termijn kan worden beëindigd, terwijl het – gelet op het door DJI ingenomen standpunt omtrent de urenverantwoording – anders niet vaststaat dat haar inspanningen conform het zorgzwaartepakket-tarief zullen worden betaald. 't Achterhuus heeft ter zitting immers verklaard dat zij haar werkwijze niet heeft aangepast en ook niet voornemens is een urenregistratiesysteem in te voeren. Ook over de jaren 2022 tot heden zal 't Achterhuus DJI dus niet op de door DJI gewenste wijze inzicht kunnen geven in het aantal (individuele en/of gezamenlijke, toezicht- en/of) begeleidingsuren.
6.2
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft 't Achterhuus voldoende aangetoond dat zij niet alleen huisvesting, eten, verzorging, toezicht en nabijheid heeft geboden aan de bij haar door DJI ondergebrachte bewoners, maar ook voldoende/adequate begeleiding.
6.21
De zorgzwaartepakketten zijn – zoals hiervoor overwogen – gericht op het bieden van structuur, toezicht en socialisatie van patiënten met onder andere psychiatrische problematiek, waarbij veiligheid en het voorkomen van recidive centraal staan. Onweersproken is dat 't Achterhuus uitstekende resultaten heeft geboekt (sinds 2008 met een totale populatie van bijna 200 cliënten tot vijf jaar na uithuisplaatsing een recidivepercentage van 0 %, hetgeen ongekend is in de forensische zorg), terwijl zij de zwaarste cliëntenpopulatie van het land opvangt. Dat zonder voldoende/adequate begeleiding dit resultaat kan worden behaald, acht het hof niet waarschijnlijk. Dit resultaat is naar het oordeel van het hof daarom een duidelijke indicatie dat – hoewel de administratie mogelijk op onderdelen tekortschiet – sprake is geweest van doelmatige en rechtmatige zorg.
6.22
De Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft na een inspectieonderzoek op 17 november 2020 in een rapport van februari 2021 haar vertrouwen uitgesproken in de wijze waarop 't Achterhuus stuurt op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. IGJ oordeelt daarin dat ’t Achterhuus voldoet aan de norm methodisch werken. Ook dit vormt een aanwijzing dat sprake is geweest van methodisch werken en voldoende/adequate begeleiding. Het beeld van IGJ komt overeen met het beeld dat opdoemt uit de door 't Achterhuus overgelegde cliëntendossiers.
6.23
De enkele omstandigheid dat enkele van de overgelegde cliëntendossiers mogelijk niet alle noodzakelijke documentatie bevatten, rechtvaardigt in het licht van het vorenstaande niet de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat de overeengekomen zorg is verleend. Bovendien heeft 't Achterhuus in de inleidende dagvaarding onder randnummer 3.9 t/m 3.20 een verklaring gegeven voor het ontbreken van de diverse stukken. DJI heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd.
6.24
Op grond van het bovenstaande acht het hof het alleszins aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat 't Achterhuus heeft voldaan aan de minimumbegeleidingsverplichtingen volgend uit de door haar gedeclareerde zorgzwaartepakketten, zodat er geen aanleiding bestond over te gaan tot een rondrekening.
6.25
Voor zover DJI meent dat een rondrekening is aangewezen, omdat 't Achterhuus niet heeft aangetoond dat zij uitsluitend voldoende gekwalificeerde en/of bekwame zorgverleners heeft ingezet, geldt dat 't Achterhuus dit gemotiveerd heeft betwist. Volgens haar zijn al haar medewerkers, voor zover niet gekwalificeerd, wel degelijk bekwaam (zie bijvoorbeeld pleitnota eerste aanleg, onder 15). Zij heeft er voorts op gewezen dat de (nog) niet gekwalificeerde medewerkers altijd voor diensten waren ingedeeld samen met een aantoonbaar ervaren en gekwalificeerde medewerker, zodat zij onder diens toezicht werkzaam waren.
6.26
Ook IGJ is blijkens haar eerdergenoemde inspectierapport van oordeel dat het door 't Achterhuus ingezette personeel voldoende deskundig is.
6.27
Of daadwerkelijk ten aanzien van alle personeelsleden van 't Achterhuus kan worden geoordeeld dat zij aantoonbaar (voldoende) bekwaam zijn, valt in het kader van dit kort geding niet vast te stellen. Daarvoor is nader onderzoek nodig. Wat hiervan ook zij, naar het voorlopig oordeel van het hof is onder genoemde omstandigheden – zeker gelet op de krapte op de arbeidsmarkt – niet aannemelijk dat de bodemrechter op basis van aarzelingen ten aanzien van de bekwaamheid van 4 personeelsleden (2 fte) zal oordelen dat de door 't Achterhuus gedeclareerde zorgzwaartepakket-tarieven niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een rondrekening is dus geen plaats. Dit betekent dat het hof voorshands geen aanleiding ziet om te oordelen dat 't Achterhuus geen aanspraak kan maken op de volledige betaling van de door haar gedeclareerde zorg.
6.28
Het hof stelt vast dat DJI zijn tegenvordering enkel heeft gebaseerd op de noodzaak van een rondrekening en uitdrukkelijk niet op schade die hij zou hebben geleden als gevolg van de gestelde tekortkomingen van 't Achterhuus in de nakoming van de Raamovereenkomst. Dit betekent dat het hof er voorshands van uitgaat dat DJI geen vordering heeft gebaseerd op een rondrekening en de vraag of en in hoeverre aannemelijk is dat DJI een vordering tot schadevergoeding heeft op 't Achterhuus, niet behoeft te beantwoorden.
6.29
Tot slot overweegt het hof, dat als de bodemrechter na onderzoek tot de slotsom zou komen dat er toch een rondrekening nodig is, hij het voorshands niet aannemelijk acht dat dit leidt tot een vordering tot een bedrag als door DJI gesteld. Nu geen aanwijzingen voorhanden zijn dat sprake is van fraude aan de zijde van 't Achterhuus, of dat 't Achterhuus moet worden aangemerkt als een “zorgcowboy”, is moeilijk voorstelbaar dat de waarde van de daadwerkelijk door 't Achterhuus geleverde diensten als hiervoor beschreven (huisvesting, eten, verzorging, toezicht, nabijheid en begeleiding) zozeer afwijkt van de integrale tarieven van het zorgzwaartepakket, dat dit alles resulteert in een terugvordering die ongeveer de helft bedraagt van de tarieven van de zorgzwaartepakketten.
6.3
Het hof is daarom van oordeel dat er voorshands van moet worden uitgegaan dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat 't Achterhuus recht heeft op de volledige betaling van haar facturen, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gedeclareerde zorg heeft verleend. Voor zover dit al anders zou zijn en een rondrekening toch aangewezen is, acht het hof het niet waarschijnlijk dat deze rondrekening in de richting zal komen van het door DJI gestelde bedrag. Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van het hof DJI zich ten onrechte beroept op verrekening en/of opschorting.
Gevolgen voor de gevraagde voorzieningen
6.31
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof niet alleen van oordeel is dat de voorzieningenrechter terecht het eerste deel van de primaire vordering heeft toegewezen, maar ook dat er – gelet op enerzijds de aannemelijkheid van de door 't Achterhuus gestelde financiële problemen en anderzijds de onaannemelijkheid (en als deze al bestaat, de beperkte omvang) van de gestelde terugvordering – aanleiding bestaat het tweede deel van de primaire vordering toe te wijzen.
6.32
Daar de primaire vorderingen de betaling van geldsommen betreffen, kan hieraan geen dwangsom worden verbonden (artikel 611a lid 1 Rv). Dit deel van de vordering zal daarom niet worden toegewezen. Wel zal het hof zoals door 't Achterhuus gevorderd DJI veroordelen de bedragen binnen een week te betalen.
6.33
Voor een zekerheidstelling zoals door DJI gevorderd ziet het hof geen aanleiding. DJI heeft gewezen op het restitutierisico. Naar het oordeel van het hof is dit risico te overzien. 't Achterhuus heeft immers onweersproken gesteld dat zij – voorafgaand aan de door DJI ingestelde materiële controle die heeft geleid tot dit kort geding – een financieel gezond bedrijf was. Zij heeft verder gesteld dat zij op de lege plekken die (zijn) ontstaan door de uithuisplaatsing van de DJI-cliënten bewoners in de langdurige zorg wil opnemen/heeft opgenomen, maar dat binnen de langdurige zorg de zorgkantoren een termijn van 60 dagen hanteren tussen de eerste dag van de zorgverlening en de bekostiging van de zorg. Met de betaling van het ingehouden bedrag zal het naar de inschatting van het hof voor 't Achterhuus haalbaar zijn de overstap te maken naar reguliere langdurige zorg, zodat 't Achterhuus weer uit de rode cijfers kan komen en – zo nodig – verhaal zal kunnen bieden voor een eventuele vordering van DJI voortkomend uit een bodemprocedure.
Conclusie en proceskosten
6.34
De conclusie is dat het principale hoger beroep van 't Achterhuus grotendeels slaagt, en dat het incidentele hoger beroep van DJI faalt. Daarom zal het hof het vonnis deels vernietigen (te weten voor zover daarin het tweede deel van de primaire vordering is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd) en de terugbetaling van de ingehouden bedragen alsnog toewijzen. Het hof zal DJI als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van zowel het principale als het incidentele hoger beroep, alsmede van de eerste aanleg.
6.35
De proceskosten worden begroot op:
Eerste aanleg
dagvaarding € 135,96
griffierecht € 688,-
salaris advocaat € 5.428,- (2 punten × tarief VI)
Totaal € 6.251,96
Hoger beroep
dagvaarding € 112,37
griffierecht € 6.561,-
salaris advocaat
principaal appel € 8.856,- (2 punten × tarief VI)
incidenteel appel € 4.428,-(2 punten × half tarief VI)
Totaal € 19.957,37

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2024, voor zover daarbij het tweede deel van de primaire vordering is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt DJI de door hem ingehouden delen van de facturen van ’t Achterhuus over de maanden september 2023 tot en met juni 2024 binnen een week na heden aan 't Achterhuus uit te betalen;
- veroordeelt DJI in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van 't Achterhuus tot op 5 augustus 2024 begroot op € 6.251,96;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt DJI in de kosten van het geding in zowel het principale als het incidentele hoger beroep, aan de zijde van 't Achterhuus tot op heden begroot op € 19.957,37;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, E.I. Mentink en A.J. Swelheim en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 26 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.