ECLI:NL:RBDHA:2024:703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658055 / KG ZA 23/1050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbod op verrekening van zorgdeclaraties door de Dienst Justitiële Inrichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Zorggroep 't Achterhuus B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Eiseres, Zorggroep 't Achterhuus, vorderde een verbod voor DJI om een vordering van € 626.105,08, gebaseerd op een materiële controle over 2021, te verrekenen met openstaande declaraties. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een reële kans is dat de argumenten van 't Achterhuus in een bodemprocedure zullen slagen. De rechtbank overwoog dat de volledige terugvordering van de zorgdeclaraties te ver strekkend is, gezien de impact op de bedrijfsvoering van 't Achterhuus en het feit dat de omvang van de vordering van DJI nog niet definitief is vastgesteld. De voorzieningenrechter bepaalde dat DJI de facturen van 't Achterhuus voor de maanden september tot en met december 2023 dient uit te betalen, met de mogelijkheid om maximaal 25% van elk factuurbedrag in te houden tot de vordering van DJI is vastgesteld. Tevens werd DJI veroordeeld in de proceskosten van 't Achterhuus.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/658055 / KG ZA 23/1050
Vonnis in kort geding van 3 januari 2024
in de zaak van
ZORGGROEP ’T ACHTERHUUS B.V.te Hoogeveen,
eiseres,
advocaten mrs. R.E. Tak en S. Donkelaar, beiden te Arnhem,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Dienst Justitiële Inrichtingen)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Vijverberg te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘’t Achterhuus’ en ‘DJI’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 december 2023, met producties 1 tot en met 48;
- de door 't Achterhuus nadien overgelegde producties 49 tot en met 61;
- de door DJI overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 16.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. De advocaten van beide partijen hebben daarbij pleitaantekeningen gebruikt en overgelegd.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden tot 30 december 2023 om partijen in de gelegenheid te stellen het geschil in onderling overleg te beëindigen. In een e-mailbericht van 27 december 2023 heeft mr. Donkelaar de voorzieningenrechter meegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt. Daarbij is gevraagd om vonnis te wijzen. Op 3 januari 2024 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 19 januari 2024.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. '
t Achterhuus is een in de regio Drenthe werkzame zorgaanbieder. Zij verzorgt intensieve begeleiding in een beschermde woonvorm voor onder meer (jong)volwassenen, die kampen met een licht verstandelijke beperking, een (complexe) psychiatrische beperking en/of psychosomatische problematiek en die, na een veroordeling voor ernstige strafbare feiten, al dan niet na een terbeschikkingstellingsmaatregel (TBS), bij 't Achterhuus aan hun resocialisatie werken. 't Achterhuus verleent deze zorg bijvoorbeeld op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of op basis van een forensische titel. DJI, meer in het bijzonder de Divisie Forensische Zorg en Justitiële Inrichtingen (ForZoJ/JJI), is verantwoordelijk voor de inkoop, plaatsing, bekostiging en financiering van forensische zorg voor mensen met een forensische titel. In dat kader is op 1 januari 2020 tussen ’t Achterhuus en DJI de ‘Raamovereenkomst Forensische Zorg 2020, Perceel: Ambulante begeleiding & Verblijfszorg’, hierna ‘de raamovereenkomst’, tot stand gekomen.
2.2.
Op grond van de raamovereenkomst met 't Achterhuus is DJI gerechtigd om een materiële controle uit te voeren, waarbij de door 't Achterhuus ingediende declaraties aan de hand van haar administratie worden gecontroleerd. Bij die materiële controle gaat het om de vraag of de door de zorgaanbieder gedeclareerde zorgprestaties rechtmatig en doelmatig zijn.
2.3.
In 2021 heeft ’t Achterhuus bedragen aan forensische zorg bij DJI gedeclareerd; DJI heeft die declaraties goedgekeurd en de betreffende bedragen aan 't Achterhuus vergoed.
2.4.
Bij brief van 2 februari 2023 heeft DJI een materiële controle aangekondigd met betrekking tot de door 't Achterhuus gedeclareerde zorg over het boekjaar 2021. Daarbij heeft [de auditor] , Auditadviseur van DJI, hierna ‘de auditor’, 't Achterhuus verzocht om een ingevulde landelijke risicolijst aan te leveren aan de hand van het als bijlage bij de brief gevoegde invulformat. 't Achterhuus heeft het bedoelde Excel-sheet op 16 februari 2023 aan de auditor toegestuurd.
2.5.
Vervolgens hebben 't Achterhuus en de auditor/DJI met elkaar gecorrespondeerd, waarbij de auditor 't Achterhuus (samengevat) verzocht om (aanvullende) informatie aan te leveren en waarbij ’t Achterhuus vervolgens informatie aan de auditor verstrekte. Die informatie betrof onder meer een overzicht van het opleidingsniveau van de medewerkers van 't Achterhuus, waarop per medewerker is vermeld wie een MBO, MBO niveau 4 en een HBO opleiding heeft afgerond, wie aanvullende opleidingen heeft gevolgd en, voor zover de betreffende medewerker geen MBO 4 niveau heeft, hoeveel jaren relevante werkervaring die medewerker heeft.
2.6.
In de correspondentie met DJI heeft 't Achterhuus onder meer toegelicht dat zij geen behandeling per minuut aanbiedt, dat zij daarom voor de dagelijkse zorg het door de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) gereguleerde dagbudget benut en dat zij daarom de door DJI gevraagde ‘rondrekening’ met daarin een vergelijking tussen de zorgbehoefte van de cliënten en de ingezette uren van de medewerkers niet kan verstrekken. Ook heeft 't Achterhuus aan DJI meegedeeld dat de door DJI gevraagde informatie in het kader van de lijncontrole niet langer voorhanden is, omdat zij deze, naar achteraf bleek als gevolg van een misverstand, heeft vernietigd.
2.7.
Op 22 mei 2023 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen 't Achterhuus en DJI. Tijdens dit gesprek heeft 't Achterhuus een toelichting gegeven op de aan DJI verstrekte informatie.
2.8. '
t Achterhuus en DJI hebben hierop nader met elkaar gecorrespondeerd, waarbij DJI aanvullende informatie heeft gevraagd en 't Achterhuus informatie aan DJI heeft verstrekt.
2.9.
Op 1 september 2023 heeft DJI een betaalstop ingevoerd en sinds die datum zijn de declaraties van 't Achterhuus niet meer betaald. Deze betaalstop hield verband met de omstandigheid dat ’t Achterhuus, naar eigen zeggen vanwege technische problemen, niet in staat was haar jaarverantwoording in het systeem van DJI te zetten.
2.10.
In een e-mailbericht van 14 september 2023 heeft de auditor 't Achterhuus in het kader van hoor en wederhoor de kans geboden om aanvullende stukken aan te leveren voor zover die relevant zijn voor de materiële controle, waarbij volgens de auditor valt te denken aan stukken met betrekking tot de administratieve organisatie, interne controle, kwalificaties van het personeel, forensische scherpte van het personeel, een onderbouwing van het feitelijk leveren van zorg en de registratie en de declaratie van zorgprestaties.
2.11.
Bij brief van 22 september 2023 heeft DJI aan 't Achterhuus meegedeeld dat aan een aantal eisen uit het van de raamovereenkomst deel uitmakende Programma van Eisen niet door 't Achterhuus is voldaan. Het gaat daarbij om de eis dat de zorgaanbieder over aantoonbaar bekwaam en/of gekwalificeerd personeel beschikt en waarborgt dat de beroepsbeoefenaren bij de zorgverlening de uit de voor de beroepsgroep geldende wet- en regelgeving voortvloeiende eisen in acht nemen (eis E.3.01) en de eis dat de personeelsleden die direct betrokken zijn bij de zorgverlening aan justitiabelen forensisch geschoold moeten zijn (eis E.3.16). DJI heeft in deze brief verder opgenomen dat de plaatsing van justitiabelen bij 't Achterhuus per direct zal worden opgeschort totdat de geconstateerde tekortkomingen substantieel verbeterd zijn. Ten slotte wordt 't Achterhuus in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken ter onderbouwing van de kwalificaties van het door haar ingezette zorgpersoneel aan te leveren. In een e-mailbericht van 2 oktober 2023 heeft 't Achterhuus op de brief van DJI gereageerd en aan DJI gevraagd waarom wordt afgeweken van de volledige tekst van eis E.3.01 en of zij nog een overzicht van de kwalificaties van haar personeel moet toesturen, aangezien de auditor bij een werkbezoek op 29 september 2023 al een controle heeft uitgevoerd met betrekking tot de geregistreerde kwalificaties. Eveneens op 2 oktober 2023 heeft DJI de vragen van 't Achterhuus beantwoord.
2.12.
In de daarop volgende periode hebben partijen verder met elkaar gecorrespondeerd over de scholing, het opleidingsniveau en de bekwaamheid van het personeel van ’t Achterhuus en over een plan van aanpak waarmee 't Achterhuus over voldoende gekwalificeerd personeel kan komen te beschikken.
2.13.
Bij brief van 17 november 2023, die op 20 november 2023 door DJI als bijlage bij een e-mailbericht aan 't Achterhuus is toegezonden, heeft DJI 't Achterhuus geïnformeerd over de bevindingen van DJI naar aanleiding van de materiële controle over 2021. DJI heeft daarbij meegedeeld dat 't Achterhuus onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de gedeclareerde forensische zorg in totaliteit ook geleverd is of geleverd kon worden conform de minimale Nza-norm en dat die conclusie leidt tot een terugvordering van € 626.105,08. In een bijlage bij de brief heeft DJI zijn bevindingen en de daaraan verbonden conclusie nader toegelicht. Uit die toelichting blijkt (samengevat) dat de auditoren hebben vastgesteld dat:
  • 't Achterhuus in 2021 niet heeft beschikt over formeel vastgelegde procedures omtrent primaire registratie, monitoring en interne controles op de rechtmatigheid van de geleverde zorgprestaties;
  • in 2021 geen zichtbare interne controle op de juistheid van de geschreven en gedeclareerde uren heeft plaatsgevonden;
  • 't Achterhuus in 2021 niet heeft voldaan aan de in het Programma van Eisen opgenomen eis dat het personeel gekwalificeerd en/of bekwaam moet zijn, omdat 10 personeelsleden niet (aantoonbaar) beschikken over het juiste diploma;
  • niet alle medewerkers van 't Achterhuus beschikken over de juiste certificaten in het kader van de in het Programma van Eisen opgenomen eis dat personeel dat direct betrokken is bij de zorgverlening aan justitiabelen forensisch geschoold moet zijn;
  • 't Achterhuus zonder rechtsgrond cliëntendossiers heeft verwijderd nadat cliënten uit zorg zijn en dat niet voor alle cliënten een volledig cliëntendossier is aangeleverd;
  • 't Achterhuus gebruik maakt van een zelfgebouwd Elektronisch Patiëntendossier (EPD), dat niet alle gegevens zijn vastgelegd, dat er geen zorg-, begeleidings- of behandelplan aanwezig is, dat er alleen wordt gewerkt met doelen en dat evaluaties niet op een eenduidige wijze worden vastgelegd;
  • door het ontbreken van een groot aantal cliëntendossiers niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk zorg is geleverd en dat het verwijderen van de cliëntendossiers in strijd met de raamovereenkomst is;
  • er geen proces is beschreven rondom het in-, op- en afschalen van zorg;
  • niet is voldaan aan minimale vereisten wegens het ontbreken van een wakende wacht voor ZZP2 of hoger;
  • er geen adequate manier van registreren is voor de ambulante dagbesteding, waardoor de declaratie van de dagbesteding een onzekerheid is en de rechtmatigheid daarvan niet is vast te stellen;
  • 't Achterhuus niet monitort en/of registreert hoeveel uur begeleiding een verblijfscliënt nodig heeft en hoeveel uur personeel ingezet moet worden om aan deze zorgbehoefte te voldoen, waardoor een rondrekening noodzakelijk was;
  • onzekerheid bestaat over 10 verblijfsdagen, omdat 't Achterhuus niet heeft aangetoond waarom er meer dagen zijn gedeclareerd dan dat er geregistreerd zijn;
  • 't Achterhuus op basis van de gemaakte rondrekening, die nodig was omdat een urenregistratie ontbrak, niet aan de minimale urennorm voldoet.
Ten slotte heeft DJI in de brief aan 't Achterhuus laten weten dat de materiële controle zal worden uitgebreid tot het boekjaar 2022.
2.14.
In een e-mailbericht van 22 november 2023 heeft DJI aan 't Achterhuus meegedeeld dat de betaalstop zal worden beëindigd en dat het naar aanleiding van de materiële controle teruggevorderde bedrag van € 626.105,08 zal worden verrekend in de overeengekomen rekening-courantverhouding, dan wel door 't Achterhuus terug zal moeten worden betaald, al dan niet door middel van een betalingsregeling.
2.15.
In een e-mailbericht van 23 november 2023 heeft mr. Tak namens 't Achterhuus aan DJI meegedeeld dat 't Achterhuus de vordering van DJI betwist en dat zij bezwaar maakt tegen de door DJI voorgestelde verrekening. Vervolgens hebben (de advocaten van) partijen met elkaar gecorrespondeerd over een mogelijke regeling.

3.Het geschil

3.1. '
t Achterhuus vordert – zakelijk weergegeven –
primairDJI te verbieden om de op de controle over 2021 gebaseerde vordering van € 626.105,08 te verrekenen met openstaande/toekomstige declaraties van 't Achterhuus en om andere maatregelen ter incasso van die vordering te nemen en DJI te gebieden om de openstaande declaraties over de periode van 1 september 2023 tot heden, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de toekomstige declaraties zolang de cliënten bij 't Achterhuus in zorg zijn aan 't Achterhuus uit te betalen.
Subsidiairvordert 't Achterhuus om DJI te verbieden om declaraties/facturen van 't Achterhuus af te wijzen en/of de betaling daarvan op te schorten onder verwijzing naar de controle over 2021, althans om DJI een in goede justitie te bepalen gebod of verbod op te leggen, een en ander op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert ’t Achterhuus om DJI te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe stelt 't Achterhuus – samengevat – het volgende. De conclusies van DJI naar aanleiding van de materiële controle over 2021 berusten evident op onjuiste gronden. DJI heeft onder meer onvoldoende aan waarheidsvinding gedaan, heeft getoetst aan voorwaarden die niet van toepassing zijn, heeft door 't Achterhuus aangeleverde informatie niet in het onderzoek betrokken en heeft onjuiste conclusies getrokken uit de beschikbare informatie. 't Achterhuus betwist daarom dat DJI een vordering van € 626.105,08 op haar heeft en stelt dat DJI ten onrechte is overgegaan tot het verrekenen van zijn vordering, die bovendien disproportioneel is. Nu 't Achterhuus grotendeels afhankelijk is van de vergoedingen die zij van DJI ontvangt en DJI de facturen van ’t Achterhuus, die ongeveer € 125,000,-- per maand bedragen, gedurende de afgelopen maanden onbetaald heeft gelaten, komt 't Achterhuus financieel in de problemen en is haar continuïteit niet langer gewaarborgd.
3.3.
DJI voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het gaat er in deze zaak om of het DJI vrij staat zijn (gepretendeerde) vordering te verrekenen met openstaande/toekomstige declaraties van ’t Achterhuus dan wel betaling van declaraties/facturen van ‘t Achterhuus op te schorten. Verder zal worden beoordeeld of DJI verboden moet worden incassomaatregelen jegens ’t Achterhuus te treffen. Vervolgens moet geoordeeld worden over de vraag of DJI de openstaande declaraties van 1 september 2023 tot heden en de toekomstige declaraties voor door 't Achterhuus verleende zorg moet uitbetalen.
Spoedeisend belang en geschiktheid voor behandeling in kort geding
4.2.
DJI heeft betwist dat 't Achterhuus een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Met haar stelling dat de continuïteit van 't Achterhuus niet langer gewaarborgd is doordat DJI haar facturen niet meer betaalt heeft 't Achterhuus haar spoedeisend belang voldoende aannemelijk gemaakt. Aan dit verweer van DJI wordt dan ook voorbij gegaan. Datzelfde geldt voor het verweer van DJI dat deze zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding omdat de voorzieningen die 't Achterhuus vordert geen tijdelijk karakter zouden hebben. Een geldvordering kan in kort geding, binnen de daarvoor in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde kaders, worden toegewezen en een dergelijke toewijzing strijdt dus niet met het karakter van het kort geding. Hetgeen overigens wordt gevorderd kan evenzeer – zo nodig door middel van een gedeeltelijke of voorwaardelijke toewijzing – passen binnen het kader van een voorlopige voorziening.
Bevoegdheid tot verrekening/opschorting
4.3.
DJI heeft gelijk waar hij aanvoert bevoegd te zijn tot verrekening dan wel opschorting, als voldoende duidelijk is dat er een vordering bestaat op ’t Achterhuus wegens wel gedeclareerde maar niet (deugdelijk) geleverde zorg. De bevoegdheid tot verrekening is expliciet voorzien in artikel 5.4 van de raamovereenkomst, waarin ook uitdrukkelijk is bepaald dat de zorgaanbieder (’t Achterhuus), door ondertekening van de raamovereenkomst toestemming geeft voor die verrekening. DJI heeft daarbij voldoende toegelicht dat zijn belang om tot verrekening over te kunnen gaan in het onderhavige geval des te groter is, omdat 't Achterhuus zich heeft teruggetrokken uit de inkoopprocedure met betrekking tot het jaar 2024 en er daarom de komende jaren geen samenwerkingsrelatie tussen partijen zal bestaan.
De formele bezwaren van 't Achterhuus
4.4. '
t Achterhuus heeft allereerst een aantal formele bezwaren tegen de door DJI uitgevoerde materiële controle opgeworpen. Zij heeft gesteld dat de door DJI uitgevoerde materiële controle zodanige formele gebreken kent dat DJI zijn bevindingen en conclusies in redelijkheid niet daarop kan baseren. In dit verband heeft DJI gesteld dat de voor het verrichten van een materiële controle vereiste wettelijke grondslag ontbreekt, dat de materiële controle is uitgevoerd door personen die daartoe niet bevoegd zijn en dat DJI heeft nagelaten om door middel van een specifiek controleplan duidelijkheid te verschaffen over de vraag waarom inzage in bijzondere persoonsgegevens noodzakelijk en proportioneel is. DJI heeft echter voldoende onderbouwd dat in de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Wet Forensische Zorg, en de raamovereenkomst is vastgelegd dat DJI te allen tijde toegang heeft tot private instellingen en dat hij bevoegd is de op forensische patiënten betrekking hebbende stukken in te zien. Daar komt bij dat 't Achterhuus onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de informatie aan de hand waarvan DJI de materiële controle heeft uitgevoerd in overwegende mate van medisch inhoudelijke aard is en dat de inzage in die informatie daarom alleen zou mogen plaatsvinden door een BIG-geregistreerde deskundige. Ten slotte is voldoende gebleken dat, voor zover de noodzaak en de proportionaliteit van de inzage in bijzondere persoonsgegevens niet uit het controleplan zou blijken, DJI hierover in ieder geval in de tussen partijen gevoerde correspondentie duidelijkheid heeft verschaft. De formele bezwaren van ’t Achterhuus rechtvaardigen tegen de achtergrond van het voorgaande daarom niet de conclusie dat DJI zijn bevindingen niet op de materiële controle zou mogen baseren.
De inhoudelijke bezwaren van 't Achterhuus
4.5.
Aan de conclusie dat 't Achterhuus niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar gedeclareerde forensische zorg in totaliteit ook geleverd is of geleverd kon worden conform de minimale Nza-norm heeft DJI de in de bijlage bij de brief van 17 november 2023 genoemde argumenten ten grondslag gelegd. 't Achterhuus betwist de bevindingen van DJI en heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat DJI geen vordering (zeker niet van de door DJI gestelde omvang) op haar heeft.
De scholing en bekwaamheid van het personeel
4.6. '
t Achterhuus heeft (samengevat) onder meer gesteld dat DJI met betrekking tot de verplichting dat 't Achterhuus over voldoende gekwalificeerd en/of bekwaam personeel moet beschikken ten onrechte de verkeerde eisen heeft gehanteerd, in die zin dat DJI ervan uit lijkt te gaan dat iedere bij 't Achterhuus werkzame medewerker over een diploma met minimaal niveau MBO 4 moet beschikken. Volgens 't Achterhuus is in het Programma van Eisen opgenomen dat de zorgaanbieder over aantoonbaar bekwaam en/of gekwalificeerd personeel moet beschikken en moet waarborgen dat de beroepsbeoefenaren bij de zorgverlening de uit de voor de beroepsgroep geldende wet- en regelgeving voortvloeiende eisen in acht nemen. 't Achterhuus heeft daarbij toegelicht dat zij werkt met medewerkers van wie een deel geschoold is en van wie een deel door ruime werkervaring in de forensische zorg, bekendheid en ervaring met de doelgroep en door elders verworven bekwaamheid voldoende vakbekwaam is zoals bedoeld in het Programma van Eisen. Daarnaast heeft 't Achterhuus gemotiveerd betwist dat voor het personeel dat bij haar in dienst is de eis geldt dat het forensisch geschoold is. Deze eis geldt volgens 't Achterhuus immers alleen voor het perceel ‘klinische zorg’, terwijl 't Achterhuus alleen een contract met DJI heeft met betrekking tot het perceel ‘ambulante begeleiding & verblijfszorg’.
4.7.
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat DJI de door 't Achterhuus gegeven uitleg van de eisen met betrekking tot de kwalificaties en de vakbekwaamheid van het personeel op zichzelf niet heeft bestreden. Ter zitting heeft DJI betoogd dat zijn standpunt niet is dat 't Achterhuus zorg heeft verleend met ongekwalificeerde medewerkers, maar dat het gezien het geringe aantal gekwalificeerde medewerkers van 't Achterhuus en de verdeling van die medewerkers over de verschillende soorten van zorg niet mogelijk is dat 't Achterhuus de door haar gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk heeft geleverd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat DJI daarmee miskent dat in de bijlage bij de brief van 17 november 2023 is vermeld dat tijdens de materiële controle is geconstateerd dat 't Achterhuus in 2021 niet heeft voldaan aan de eis dat het personeel gekwalificeerd en/of bekwaam moet zijn en evenmin aan de eis dat personeel dat direct betrokken is bij de zorgverlening aan justitiabelen forensisch geschoold moet zijn. 't Achterhuus heeft dan ook terecht opgemerkt dat niet zonder meer duidelijk is welke eis DJI op dit punt in het kader van de materiële controle heeft gehanteerd en daarmee of DJI de materiële controle juist is uitgevoerd.
Het ontbreken van cliëntendossiers
4.8.
Verder heeft 't Achterhuus tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de cliëntendossiers, die zij aanvankelijk abusievelijk direct na het vertrek van een cliënt verwijderde, inmiddels vanuit een versleutelde back up weer zijn teruggehaald. Volgens 't Achterhuus is een deel daarvan aan DJI verstrekt, maar heeft DJI deze informatie niet meer willen betrekken in de beoordeling omdat de materiële controle al was afgesloten en DJI zijn vordering al had vastgesteld. 't Achterhuus heeft daarbij betoogd dat DJI de betrouwbaarheid van de herstelde bestanden ten onrechte in twijfel trekt, omdat het IT-bedrijf dat de gegevens heeft teruggehaald ISO-gecertificeerd is en zelf ook aan bepaalde normen moet voldoen, terwijl vrij eenvoudig is vast te stellen dat de betreffende documenten niet in augustus 2023, maar in 2021 zijn opgemaakt. Verder heeft 't Achterhuus gesteld dat zij inmiddels ook alle dagrapportages weer heeft weten te herstellen. Ter zitting heeft 't Achterhuus aangeboden om de resterende dossiers, waarover zij onlangs nog de beschikking heeft gekregen, en de dagrapportages alsnog aan DJI aan te leveren. DJI heeft in dit verband ter zitting verklaard er niet van op de hoogte te zijn dat 't Achterhuus weer over de verwijderde dossiers en dagrapportages beschikt en DJI heeft bevestigd dat aan de hand van die dagrapportages mogelijk kan worden vastgesteld of 't Achterhuus de gedeclareerde zorg daadwerkelijk heeft geleverd. In dat licht bezien acht de voorzieningenrechter het bepaald niet ondenkbaar dat DJI, als de inhoud van de (inmiddels beschikbare) cliëntendossiers en dagrapportages bij de materiële controle zou zijn betrokken, tot een ander oordeel was gekomen. Vanzelfsprekend is de gang van zaken bij ’t Achterhuus met de cliëntendossiers minst genomen ongelukkig te noemen, maar de daarvoor gegeven verklaring is goed te volgen en dwingt tot een welwillende opstelling van DJI. Daarbij speelt voor de voorzieningenrechter ook (op de achtergrond) een rol dat uit niets is gebleken dat de door ’t Achterhuus geleverde zorg niet aan de maat is geweest. Het lijkt er, in tegendeel, op dat DJI zelf de kwaliteit van de zorgverlening van ’t Achterhuus positief beoordeelt.
Andere bezwaren tegen de bevindingen van DJI
4.9.
Volgens 't Achterhuus heeft DJI daarnaast ten onrechte geconcludeerd dat zij geen procesbeschrijving voor het in-, op- of afschalen van zorg heeft. ‘t Achterhuus kan immers niet uit eigen beweging tot dit in-, op- of afschalen overgaan, omdat zij daarvoor afhankelijk is van het indicerend orgaan, aldus 't Achterhuus.
4.10.
Ten slotte heeft 't Achterhuus gemotiveerd gesteld dat DJI ten onrechte heeft geconcludeerd dat bij 't Achterhuus een zogenoemde wakende wacht ontbreekt en dat de door DJI gemaakt ‘rondrekening’ onjuist is en daarom niet de conclusie rechtvaardigt dat 't Achterhuus niet heeft voldaan aan de minimale urennorm.
4.11.
Het kort geding biedt geen ruimte voor nader onderzoek, zo nodig met bewijslevering, naar de exacte omvang van de vordering van DJI. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er een reële kans dat de argumenten van 't Achterhuus in de bodemprocedure (grotendeels) zullen slagen. Daarbij let de voorzieningenrechter op de stellingen van ’t Achterhuus met betrekking tot het opleidingsniveau en de vakbekwaamheid van haar personeel, en neemt hij in aanmerking dat DJI kennelijk niet alle relevante informatie uit de cliëntenrapportages en dagrapportages van 't Achterhuus bij de materiële controle heeft betrokken c.q. kunnen betrekken.. Bij die stand van zaken en rekening houdend met de impact van de door DJI genomen maatregelen op de bedrijfsvoering van 't Achterhuus, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een volledige terugvordering (c.q. verrekening c.q. opschorting van de betaling) van de door 't Achterhuus met betrekking tot het boekjaar 2021 ingediende declaraties, voordat de omvang van de vordering van DJI in een bodemprocedure is vastgesteld, te ver strekkend is en dat deze daarom in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is. Daarbij weegt mee dat ’t Achterhuus weliswaar in 2024 niet meer in zee zal gaan met DJI op basis van een nieuwe raamovereenkomst, maar wel in de zorgverlening actief blijft, zodat – mocht blijken dat DJI een hogere vordering heeft – aannemelijk is dat ’t Achterhuus in de toekomst verhaal zal kunnen bieden.
4.12.
Het voorgaande betekent dat in redelijkheid zal worden bepaald dat DJI de facturen van 't Achterhuus vanaf september 2023 aan 't Achterhuus dient uit te betalen, met dien verstande dat DJI gerechtigd is om van de betreffende facturen telkens maximaal 25% van het factuurbedrag in te houden tot dat de omvang van de vordering van DJI in een bodemprocedure of in het kader van geschilbeslechting, dan wel alsnog in der minne, is vastgesteld. Met het treffen van deze voorziening wordt tegemoet gekomen aan de financiële zorgen van 't Achterhuus, terwijl daarbij ook in enige mate rekening wordt gehouden met het belang van DJI bij een recht op opschorting in verband met het mogelijk bestaan van een tegenvordering. De (primaire) vorderingen van 't Achterhuus worden daarom toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. Bij die veroordeling past niet dat het DJI in algemene zin wordt verboden om incassomaatregelen te nemen, zodat dat deel van de vordering wordt afgewezen. In het dictum wordt wel expliciet genoemd dat de voorziening eraan in de weg staat dat DJI een (verdergaand) eigenbeslag legt. DJI zal het niet vrijstaan door middel van incassomaatregelen de nu te treffen voorziening feitelijk te frustreren.
4.13.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de veroordeling te versterken met een dwangsom. DJI heeft naar voren gebracht dat het rechterlijke uitspraken naleeft, zoals het hoort, en daar wordt DJI uiteraard op vertrouwd.
4.14.
DJI zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten, die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is DJI de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd. De gevorderde veroordeling van DJI tot betaling van ‘eventuele verdere executiekosten’ wordt afgewezen, nu 't Achterhuus dit deel van de vordering onvoldoende concreet heeft gemaakt en de redelijkheid van die kosten niet op voorhand kan worden vastgesteld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
 veroordeelt DJI om de facturen van ’t Achterhuus voor de op grond van de raamovereenkomst verleende forensische zorg over de maanden september 2023 tot en met december 2023 en de in 2024 nog te sturen facturen aan ‘t Achterhuus uit te betalen, waarbij DJI telkens maximaal 25% van elk factuurbedrag mag inhouden (wegens opschorting of verrekening, dan wel op grond van conservatoir eigenbeslag) in verband met de door DJI op ‘t Achterhuus gepretendeerde vordering van € 626.105,08, gebaseerd op de materiële controle over het jaar 2021;
 bepaalt dat deze bevoegdheidsbeperking voor DJI geldt totdat bij rechterlijke beslissing (of bij beslissing van een andere, door partijen gezamenlijk gekozen, geschilbeslechter) de omvang van de vordering van DJI op ’t Achterhuus is vastgesteld, dan wel in kort geding wegens gewijzigde omstandigheden anders wordt beslist;
 veroordeelt DJI om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan ’t Achterhuus te betalen, tot dusver aan de zijde van ‘t Achterhuus begroot op € 1.887,42,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 132,42,-- aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, te vermeerderen met nakosten zoals hiervoor is vermeld en bepaalt dat DJI bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is, op de hiervoor vermelde wijze;
 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
 wijst af het meer of andere gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.
mvt