Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
3.Feitelijke achtergrond
Werknemer treedt met ingang van 1 november 2014 in dienst bij werkgever in de functie van tekenaar / werkvoorbereider.”
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Verzoek in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Ten aanzien van de feiten
onherstelbaar verstoord is omdat niet valt uit te sluiten dat de familierelatie zich in de toekomst verbetert en dat enige samenwerking dan mogelijk is en partijen elkaar in de toekomst kunnen benaderen. Wat hier ook van zij, naar het oordeel van het hof moet er wel sprake zijn van een reëel perspectief van herstel binnen een redelijke termijn. Ten tijde van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter op 21 december 2023 hadden [verzoeker] en [vader] al circa een half jaar geen normaal overleg meer gehad. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat [verzoeker] heeft uitgesproken dat de tijd nog niet rijp was voor contact en hij niet kon aangeven op welke termijn hij in staat zou zijn om het gesprek aan te gaan. Ook blijk uit het proces-verbaal dat de kantonrechter ter zitting veel pogingen heeft gedaan om partijen tot een gesprek te bewegen, doch tevergeefs. Het hof is van oordeel dat hiermee te weinig perspectief voorhanden was voor een herstel van de arbeidsverhouding binnen een redelijke termijn. Het voorgaande rechtvaardigt dan ook de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ten tijde van de beschikking zodanig verstoord was dat van de werkgever voortzetting niet gevergd kon worden en dat er een redelijke grond (de g-grond) voorhanden was voor de kantonrechter om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan. [vader] heeft blijkens de eigen stelling van [verzoeker] na de zitting bij de kantonrechter op 21 december 2023 het aanbod gedaan alsnog in gesprek te treden. Hij heeft op 18 januari 2024 zijn aanbod om met elkaar in gesprek te gaan schriftelijk herhaald en gevraagd of [verzoeker] weer kwam werken. Het hof heeft echter ter zitting in hoger beroep moeten constateren dat [verzoeker] en [vader] nog altijd geen contact met elkaar hebben gehad en herstel van de verhouding nog niet in zicht is. Ook dit bevestigt het oordeel van de kantonrechter dat de arbeidsverhouding tussen partijen was verstoord, dat herplaatsing binnen het kleine bedrijf van werkgever niet mogelijk was en dat de verstoring zodanig was dat van de werkgever voorzetting niet gevergd kon worden.
7.Conclusie en proceskosten
8.Beslissing
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter Leiden van 12 februari 2024;
- compenseert de proceskosten in die zin dat partijen elk de eigen kosten dragen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.