Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Vereniging Milieudefensie,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 24 augustus 2021 waarmee Shell in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 mei 2021;
- de memorie van grieven van Shell, met bijlagen (producties S-1 - 121);
- de memorie van antwoord van Milieudefensie c.s., met bijlagen (producties MD-340 - 478);
- het arrest van 25 april 2023 in het incident tot voeging van M&M (met de in dat arrest genoemde processtukken);
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juni 2023;
- de memorie na voeging van M&M;
- de akte uitlating producties van Shell van 19 september 2023;
- de akte wijziging gronden van de eis in hoger beroep van Shell van 19 september 2023;
- de memorie van antwoord na voeging van Milieudefensie c.s., met bijlagen (producties MD-479 - 485);
- de akte overlegging producties van Shell van 19 december 2023, met bijlagen (producties S-122 - 239);
- de akte overlegging producties van Milieudefensie c.s. van 19 december 2023, met bijlagen (producties MD-486 - 560);
- de antwoordakte van Milieudefensie c.s. na wijziging gronden van eis door Shell van 19 december 2023;
- de antwoordakte van Milieudefensie c.s. op uitlating producties Shell van 19 december 2023;
- de akte overlegging producties van M&M van 19 december 2023, met bijlagen (producties 5 - 31);
- de akte overlegging producties van Shell van 5 maart 2024, met bijlagen (producties S-240 - 285);
- de akte overlegging producties van Milieudefensie c.s. van 5 maart 2024, met bijlagen (producties MD-561 - 579);
- de akte overlegging producties van M&M van 5 maart 2024, met bijlagen (producties 32 - 59);
- de schriftelijke pleitnota van Shell van 19 maart 2024;
- de akte overlegging producties van Shell van 19 maart 2024, met bijlagen (producties S-286 - 289);
- de schriftelijke pleitnota van Milieudefensie c.s. van 19 maart 2024;
- de schriftelijke pleitnota van M&M van 19 maart 2024;
- de akte overlegging aanvullende producties van Milieudefensie c.s. van 2 april 2024, met bijlagen (producties MD-580 - 581).
3.Feitelijke achtergrond
Klimaatverandering
Algemeen
Scope 1, 2 en 3 emissies
Greenhouse Gas Protocol’(hierna: GHG Protocol) is een wereldwijde standaard voor de verantwoording en de verslaglegging ter zake van de uitstoot van broeikasgassen door bedrijven en overheden en andere organisaties. Het GHG Protocol verdeelt de emissies van een onderneming in scope 1, 2 en 3 emissies:
Wetenschappelijke consensus over klimaatverandering en reductiepaden
Intergovernmental Panel on Climate Change’(hierna: IPCC), het klimaatpanel van de Verenigde Naties dat sinds 1988 bestaat. Het IPCC is “the leading international body for the assessment of climate change”. Het richt zich op het verkrijgen van inzicht in alle aspecten van klimaatverandering door middel van wetenschappelijk onderzoek. Het IPCC verricht zelf geen onderzoek, maar bestudeert, analyseert en beoordeelt onder meer de meest recente wetenschappelijke en technische informatie die wereldwijd beschikbaar komt. Het IPCC is niet alleen een wetenschappelijke, maar ook een intergouvernementele organisatie, waarvan 195 landen lid zijn, waaronder Nederland.
Synthesis Report Climate Change 2023’van het IPCC vermeldt in de
Summary for Policymakersover de huidige stand van zaken onder meer het volgende:
(high confidence). Vulnerable communities who have historically contributed the least to current climate change are disproportionately affected
(high confidence).
(high confidence).
(high confidence).”
(high confidence). Deep, rapid, and sustained reductions in greenhouse gas emissions would lead to a discernible slowdown in global warming within around two decades, and also to discernible changes in atmospheric composition within a few years
(high confidence).
(high confidence)
(high confidence).
(high confidence). Projected CO2 emissions from existing fossil fuel infrastructure without additional abatement would exceed the remaining carbon budget for 1.5°C (50 %)
(high confidence).
(high confidence).”
(very high confidence). There is a rapidly closing window of opportunity to secure a liveable and sustainable future for all
(very high confidence). Climate resilient development integrates adaptation and mitigation to advance sustainable development for all, and is enabled by increased international cooperation including improved access to adequate financial resources, particularly for vulnerable regions, sectors and groups, and inclusive governance and coordinated policies
(high confidence). The choices and actions implemented in this decade will have impacts now and for thousands of years
(high confidence).
(very high confidence), and deliver many co-benefits, especially for air quality and health
(high confidence). Delayed mitigation and adaptation action would lock in high-emissions infrastructure, raise risks of stranded assets and cost-escalation, reduce feasibility, and increase losses and damages
(high confidence). Near-term actions involve high up-front investments and potentially disruptive changes that can be lessened by a range of enabling policies
(high confidence).”
Summary for Policymakers’ bij het
IPCC Special Reportgetiteld ‘
Global warming of 1.5oC’uit 2018 (p. 14):
Summary for Policymakers’bij het rapport ‘
Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change. Working Group III Contribution to the IPCC Sixth Assessment Report’is opgenomen:
United Nations Environment Programme’ (hierna: UNEP) publiceert jaarlijks een ‘
Emissions Gap Report’ en een ‘
Production Gap Report’.
Emission Gap Reportsonderzoekt UNEP het gat (“the gap”) tussen enerzijds het emissieniveau dat in overeenstemming is met een opwarming van 2 oC, 1,8 oC of 1,5 oC en anderzijds het emissieniveau dat verwacht kan worden bij uitvoering van voorgenomen beleidsdoelstellingen van de landen die zijn aangesloten bij de UNFCCC (zie hierna onder 3.14). Het rapport van 2023 vermeldt dat de uitvoering van het huidige mondiale klimaatbeleid van de landen zal leiden tot een grote overschrijding van het koolstofbudget. Daarbij is er 50% kans dat de opwarming beperkt blijft tot 2,7 oC. Er is dus ook 50% kans dat de aarde met meer dan 2,7 oC opwarmt.
Production Gap Reportswordt gerapporteerd over het verschil tussen de door de landen geplande productie van fossiele brandstoffen en de mondiale productieniveaus die in overeenstemming zijn met een tot 1,5 °C beperkte opwarming van de aarde. Kort gezegd, wordt in deze rapporten telkens geconcludeerd dat de overheden gezamenlijk nog steeds van plan zijn om in 2030 veel meer aan fossiele brandstoffen te produceren dan zou stroken met een opwarming van 2 oC of 1,5 °C. Zo vermeldt het
Production Gap Report 2023als een van de ‘key findings’:
.”
Production Gap Report2021 van UNEP is verder opgenomen dat, om een opwarming van de aarde van 1,5°C in beeld te houden, de productie in de periode tussen 2020 en 2030 jaarlijks moet afnemen met (als mediaan) 11% voor kolen, 4% voor olie en 3% voor gas.
World Energy Outlook’biedt analyses en inzichten in ontwikkelingen in de energiemarkt en in de betekenis van deze ontwikkelingen voor energiezekerheid, milieubescherming en economische ontwikkeling. Het IEA heeft de afgelopen jaren een aantal scenario’s ontwikkeld die laten zien wat er zal gebeuren wanneer er wereldwijd al dan niet bepaalde klimaatmaatregelen worden genomen. Zo werkt het IEA in de
World Energy Outlook 2019met het ‘
Current Policies Scenario’ (het scenario zonder beleidswijzigingen), het ‘
Stated Policies Scenario’ (het scenario waarbij voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden genomen) en het ‘
Sustainable Development Scenario’(waarbij wordt uitgegaan van een temperatuurstijging “well below 2oC … and pursuing efforts to limit [it] to 1,5oC”). Tot slot heeft het IEA in de
World Energy Outlook 2020het ‘
Net Zero Emissions scenario 2050’ (hierna: NZE-scenario) geïntroduceerd. Dit is het scenario waarbij wordt gestreefd naar netto nul emissies in 2050. Op de website van IEA is uit het rapport uit 2020 onder meer opgenomen:
‘Net Zero by 2050, A Roadmap for the Global Energy Sector’uitgebracht. In dat rapport is ten aanzien van het NZE-scenario een reductie van CO2-uitstoot geprognosticeerd van ongeveer 60% voor kolen, 35% voor olie en 18% voor gas in de periode tot 2030, met als basisjaar 2019. In het rapport is onder meer opgenomen (p. 49):
Net Zero Roadmap. A Global Pathway to Keep the 1.5 oC Goal in Reach’(hierna: de 2023-update)
,is het IEA tot andere reductiepercentages gekomen, te weten 28% voor olie en 23% voor gas in 2030.
Klimaatverandering in Nederland
Verdragen ter zake van klimaatverandering
United Nations Framework Convention on Climate Change’(UNFCCC) (hierna ook: het VN-Klimaatverdrag) [1] . Het overgrote deel van de wereldgemeenschap, waaronder Nederland, heeft dit verdrag geratificeerd. Het VN-Klimaatverdrag strekt ter bescherming van de ecosystemen van de planeet en de mensheid en beoogt een duurzame ontwikkeling ter bescherming van de huidige en toekomstige generaties. Art. 2 van dit verdrag luidt:
Conference of the Parties’ (hierna: COP) ingesteld. De COP is het hoogste besluitvormende orgaan binnen de verdragsorganisatie. De COP organiseert vrijwel ieder jaar een klimaatconferentie (hierna eveneens aangeduid als: COP).
Klimaatbeleid van de Europese Unie
European Green Deal’voor de Europese Unie en haar burgers uiteengezet. [5] De
European Green Dealomvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van fossiele hulpbronnen. De
European Green Dealomvat diverse beleidsinitiatieven die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling.
European Green Dealis in 2021 de Europese Klimaatwet [6] tot stand gekomen. In deze wet zijn concrete doelstellingen opgenomen ter zake van de broeikasgasemissies binnen de Unie. Hiermee draagt de Europese Unie bij aan de klimaatdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Art. 2 lid 1 van de Europese Klimaatwet bepaalt dat de netto-uitstoot van broeikasgassen binnen de Europese Unie uiterlijk in 2050 tot nul moet zijn gereduceerd. Ingevolge art. 4 van de Europese Klimaatwet geldt als bindende klimaatdoelstelling een reductie van netto-broeikasgasemissies van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van de niveaus in 1990.
Fit for 55’. Dit is een pakket op elkaar afgestemde voorstellen om deze doelstelling te behalen door wetgeving te actualiseren en beleid aan te passen. [7]
Nederlandse klimaatwetgeving
Expression of Principles’gesloten waarin onder meer is opgenomen dat Shell in Nederland streeft naar een reductie van CO2-emissies van activiteiten onder haar operationele controle met 3,9 megaton.
Algemeen
Shell Annual Report and Accounts 2023).
De klimaatdoelen van Shell
The Greenhouse Effect’. Het rapport is gepubliceerd in 1988. In dit rapport wordt gewaarschuwd voor de gevaren van klimaatverandering, veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen. Ook in een voorlichtingsfilm van Shell uit 1991 met als titel ‘
Climate of concern’ wordt voor deze gevaren gewaarschuwd. In een brochure getiteld ‘
Climate Change, what does Shell think and do about it’ uit maart 1998 staat het volgende over de rol van Shell-vennootschappen in veranderende energiemarkten:
Shell International Renewables’. Deze bedrijfstak was gericht op nieuwe vormen van energie, zoals wind- en zonne-energie, de aanplant van bossen en energie uit biomassa. In 1999 plaatste Shell een advertentie in de
Financial Timeswaarin zij onder meer het volgende stelde:
New Energies-business’opgericht. Shell beoogde om binnen dit initiatief tot en met 2020 jaarlijks USD 1 tot 2 miljard te investeren in koolstofarmere oplossingen, zoals biobrandstoffen, waterstof, zonne- en windenergie en oplaadvoorzieningen voor elektrische auto’s.
Net Carbon Footprint Ambition’ aangekondigd. Shell maakte bekend dat zij de netto CO2-intensiteit van de door haar verkochte energieproducten met ongeveer 50% wilde reduceren in 2050, met een tussentijdse reductie van ongeveer 20% in 2035.
Sky Report’ gepubliceerd, met daarin het Sky-scenario voor de ontwikkeling van toekomstige energiesystemen. Shell heeft dit scenario gebruikt om haar zakelijke beslissingen te ondersteunen en te toetsen. Het scenario gaat ervan uit dat de samenleving in 2070 netto-nul emissies zal bereiken. Naast een snelle groei van hernieuwbare energiebronnen voorziet het scenario een aanhoudende vraag naar olie en gas. Om toch klimaatneutraliteit te bereiken, is volgens het scenario een aanzienlijke uitbreiding van het afvangen en hergebruik van CO2 nodig. In het scenario zullen fossiele brandstoffen in 2070 nog steeds 22% van de totale energievoorziening uitmaken (waarvan olie en gas 16%). In 2050 zou dit 45% kunnen zijn (waarvan olie en gas 33%). In het rapport staat onder meer:
Shell Energy Transition Report’uit 2018 stelt Shell onder meer het volgende:
Responsible Investment Annual Briefing’ van april 2020, gericht aan haar investeerders, heeft Shell bijgestelde ambities voor de Shell-groep opgenomen. Volgens deze briefing streeft Shell naar een reductie van netto-nul in 2050 of eerder van haar scope 1 en 2 emissies. Voor scope 3 emissies wil Shell de netto CO2-intensiteit verminderen met 30% in 2035 en met 65% in 2050 ten opzichte van 2016.
Powering Progress’ strategie, die Shell in 2021 heeft geïntroduceerd, is het doel om de netto CO2-intensiteit van de scope 3 emissies terug te brengen aangescherpt, met een beoogde reductie ten opzichte van 2016 van 2-3% in 2021, 3-4% in 2022, 6-8% in 2023, 20% in 2030, 45% in 2035 en 100% in 2050, “in step with society”. Met een reductie van de netto CO2-intensiteit van scope 3 met 100% in 2050 zullen ook de absolute scope 3 emissies naar (netto) nul zijn teruggebracht. Deze doelen zijn als volgt weergegeven in ‘
Shell’s Energy Transition Strategy 2021’rapport:
Powering Progressstrategie heeft Shell zich ook ten doel gesteld om de eigen netto scope 1 en 2 emissies in 2030 terug te brengen met 50% ten opzichte van 2016. Shell heeft verder de verwachting uitgesproken dat in 2019 haar jaarlijkse olieproductie een piek heeft bereikt, en dat haar totale olieproductie vanaf 2019 met 1-2% per jaar zal afnemen tot 2030. Over haar investeringen in hernieuwbare energie heeft Shell het volgende opgemerkt:
Capital Markets Day’ op 14 juni 2023 heeft Shell daarover het volgende gesteld:
Shell Energy Transition 2024’rapport stelt Shell dat zij van plan is om haar LNG-verkopen met 20-30% te laten groeien in 2030 ten opzichte van 2022.
.” In antwoord op een vraag van het hof heeft Shell toegelicht dat zij daarmee doelt op, onder meer, veranderingen in beleidskeuzes van overheden, infrastructuur en consumentengedrag in de loop van de tijd, en dat zij haar strategie zal blijven aanpassen om met zulke veranderingen rekening te houden.
Shell Energy Transition Strategy 2024’rapport heeft Shell een nieuwe ambitie geformuleerd om de emissies van klanten als gevolg van het gebruik van haar olieproducten te reduceren met 15-20% in 2030 ten opzichte van 2021. Om die reductie te realiseren, zal Shell minder olieproducten verkopen en haar klanten ondersteunen bij de overstap naar elektrische mobiliteit en koolstofarme brandstoffen.
De (verwachte) verkoop van energieproducten door Shell tussen 2016 en 2030
De (verwachte) productie van olie en gas door Shell tussen 2016 en 2030
(Verwachte) investeringen in fossiele brandstoffen en koolstofarme energieoplossingen
Regionale verdeling van de productie en de afzet van olie en gas van Shell
4.De procedure bij de rechtbank
- Van Shell kan veel verwacht worden als het gaat om de verantwoordelijkheid zich te onthouden van inbreuken op de mensenrechten van anderen en het aanpakken van negatieve gevolgen op mensenrechtengebied waarin zij een aandeel heeft. Dit volgt ook uit de UNGP waarin is bepaald dat een bedrijf zich moet inspannen om negatieve gevolgen voor mensenrechten die rechtstreeks aan haar activiteiten, producten of diensten zijn gelieerd via haar zakelijke relaties te voorkomen of te beperken, ook wanneer zij er niet zelf aan heeft bijgedragen.
- Vanwege de vergaande controle en invloed van Shell over de Shell-groep, is de op Shell rustende reductieverplichting een resultaatsverplichting voor emissies die zijn verbonden aan de eigen activiteiten van de Shell-groep (scope 1).
- Ten aanzien van zakelijke relaties (inclusief eindgebruikers) van de Shell-groep rust een zwaarwegende inspanningsverplichting op de Shell-groep om de door haar gegenereerde CO2-uitstoot zoveel mogelijk te beperken. Shell heeft via het inkoopbeleid controle en invloed over de emissies van haar toeleveranciers (scope 2). Shell heeft via het energiepakket dat zij produceert en verkoopt, controle en invloed over de scope 3 emissies van de Shell-groep, die bij de eindgebruikers vrijkomen, ook al zal zij daarbij rekening moeten houden met de lopende verplichtingen. Met inachtneming daarvan is Shell vrij te beslissen om geen nieuwe investeringen te doen in exploraties en fossiele brandstoffen en het door de Shell-groep aangeboden energiepakket te wijzigen.
- Binnen de klimaatwetenschap is de consensus dat reductiepaden die voorzien in een reductie van netto 45% in 2030 ten opzichte van de CO2-uitstoot van 2010 mondiaal, en een reductie van 100% in 2050, een zo groot mogelijke kans geven om de ernstigste gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen (dat wil zeggen een opwarming tot maximaal 1,5 oC). Verder is algemeen geaccepteerd dat er ruimte moet zijn voor scenario’s met negatieve emissies. De door Milieudefensie c.s. gevorderde absolute reductie van 45% in 2030 gaat verder en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
- Activiteiten van de Shell-groep worden gedekt door het ETS-systeem. Deze emissierechten hebben betrekking op scope 1 emissies. Er gaat een vrijwarende werking van het ETS-systeem uit tot het reductiepercentage dat daarmee wordt nagestreefd. Dat houdt in dat Shell geen aanvullende verplichting heeft ten aanzien van scope 1 en 2 emissies in de EU die onder het ETS-systeem vallen en scope 3 emissies van eindgebruikers in de EU.
5.De vorderingen in hoger beroep
6.Ontvankelijkheid Milieudefensie c.s.
7.Inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep
Inleiding
Algemeen
Urgenda-arrest (paragraaf 2); het arrest
Verein Klimaseniorinnen Schweiz v. Zwitserlanden buitenlandse rechtspraak (paragraaf 3); en resoluties en rapporten (van organen) van de Verenigde Naties (paragraaf 4).
Het Urgenda-arrest
Het EHRM: Verein Klimaseniorinnen Schweiz v. Zwitserland
Verein Klimaseniorinnen Schweiz v. Zwitserland) [20] bepaald dat uit art. 8 EVRM voortvloeit dat er op een staat een positieve verplichting rust ‘het zijne’ (“its part”) te doen om zijn burgers te beschermen tegen de nadelige effecten van gevaarlijke klimaatverandering. Het EHRM overwoog onder meer:
Leghari-uitspraak van de
Lahore High Courtin Pakistan uit 2015 overwoog de Pakistaanse rechter dat klimaatverandering een ernstige bedreiging vormt voor onder andere de toegang tot water en voedsel, en dat dit gegeven een schending op het recht op leven inhoudt. [22]
Supreme Courtvan Colombia vast dat de ontbossing van de Amazone leidt tot CO2-uitstoot in de atmosfeer, wat het broeikasgaseffect veroorzaakt en op zijn beurt de aantasting van ecosystemen en watervoorzieningen tot gevolg heeft. De
Supreme Courtoordeelde dat dit een ernstige aanval op fundamentele rechten is, waaronder het recht op leven. [23]
Federal Supreme Courtgeoordeeld dat klimaatverandering een constitutionele aangelegenheid is en dat verdragen over klimaatveranderingen een species zijn van verdragen over mensenrechten: [24]
caputand paragraphs, of the Constitution expressly establishes the right to an ecologically balanced environment, imposing on the Public Power the duty to defend, preserve and restore it for present and future generations.(…)
Held v. State of Montanauit 2023 is geoordeeld dat de gevolgen van gevaarlijke klimaatverandering vallen onder de reikwijdte van het fundamentele recht op een “clean and healthful environment” zoals opgenomen in de Constitutie van Montana. Het District Court overweegt onder meer: [25]
Ranjitsinh-uitspraak van de Indiase
Supreme Courtuit 2024 is als volgt geoordeeld dat er een verband bestaat tussen de art. 21 en 14 van de Indiase Grondwet en klimaatverandering: [26]
De Verenigde Naties
Algemeen
UN Guiding Principles on Business and Human Rights’(paragraaf 2), de ‘OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen
’(paragraaf 3), alsmede een aantal andere soft law instrumenten (paragraaf 4).
UN Guiding Principles on Business and Human Rights
OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen
Overige initiatieven
United Nations Global Compact’ is een uit het jaar 2000 daterend initiatief van niet-statelijke actoren, waarin ondernemingen wereldwijd worden uitgenodigd om toe te werken naar “corporate sustainability” en “corporate social responsibility”. Shell is een van de oprichtende deelnemers van de
Global Compact. Om het doel te bereiken is een aantal ‘
Sustainable Development Goals’(SDG’s) opgesteld, die zien op wereldwijde problemen, zoals armoede, honger, schoon water en ongelijkheid. SDG 13 ziet op “Climate action: Take urgent action to combat climate change and its impacts”.
International Organization for Standardization’(ISO) heeft in 2022 haar ‘
Net Zero Guidelines’gepubliceerd. Het rapport bevat aanbevelingen voor organisaties om zo snel mogelijk te komen tot netto nul broeikasgasemissies. De Guidelines bepalen bijvoorbeeld:
1.5 oC Business Playbookvan het
Exponential Roadmap Initiative’is ontwikkeld ten behoeve van ondernemingen die zich willen committeren aan de 1,5 oC doelstelling. Het Playbook bevat met het oog daarop een “strategic framework for business planning, development, and target setting.” In het Playbook worden de vier pilaren voor klimaatactie beschreven en uitgewerkt: “1) Reduce your own emissions; 2) Reduce your value chain emissions; 3) Provide and scale solutions; 4) Accelerate climate action in society”.
Race to Zero-initiative’– dat door de Verenigde Naties wordt onderschreven – is een campagne waarin niet-statelijke actoren, waaronder ondernemingen, worden opgeroepen om onmiddellijk actie te ondernemen:
High-level expert group on the net zero emissions commitments of non-state entities’ van de Verenigde Naties. Het uit 2022 daterende rapport ‘
Integrity matters: net zero commitments by business, financial institutions, cities and regions’(hierna: het VN-expertrapport) bevat aanbevelingen voor (onder meer) ondernemingen die zich committeren aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. In de toelichting bij de eerste aanbeveling (“Announcing a Net Zero Pledge”) staat onder meer het volgende:
Oslo Principles on Global Climate Change’ uit 2015 – opgesteld door een groep experts op het gebied van internationaal recht, milieurecht en mensenrechten – is omschreven welke verplichtingen staten en ondernemingen hebben om klimaatverandering tegen te gaan, alsmede hoe die verplichtingen moeten worden nagekomen. Het uitgangspunt daarbij is dat broeikasgassen gevaarlijke klimaatverandering opleveren en dat de uitstoot hiervan zodanig moet worden beperkt dat gevaarlijke klimaatverandering wordt vermeden. In de Principles wordt (kort gezegd) ook van bedrijven verwacht dat zij “assessments” maken van de impact van hun bedrijfsactiviteiten op de CO2-emissies.
Principles on Climate Obligations of Enterprises’(PCOE) bouwen voort op de hiervoor genoemde Oslo Principles. De PCOE nemen tot uitgangspunt dat op ondernemingen een verantwoordelijkheid rust om de emissie van broeikasgassen te reduceren. In de PCOE wordt ervan uitgegaan dat voor multinationals een zwaardere reductieverplichting geldt dan voor andere ondernemingen.
Mapping of current practices around net zero targets’ bevat een analyse van de diverse voorgestelde klimaatmaatregelen van organisaties die tot doel hebben om de broeikasgassen tot nul te reduceren. In het rapport wordt onder meer vastgesteld dat er consensus bestaat over de noodzaak om de CO2-uitstoot in 2050 tot nul te hebben gereduceerd en dat eenieder (overheden, ondernemingen, enz.) een eigen verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan het bereiken van dit doel. De rechtbank heeft mede op basis van dit rapport vastgesteld dat (ook) Shell een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de reductie van broeikasgassen en dat deze verantwoordelijkheid zich uitstrekt tot scope 3 emissies. De Universiteit van Oxford analyseert jaarlijks de data met betrekking tot klimaatdoelstellingen van overheden en ondernemingen. Het meest recente rapport (‘
Net Zero Stocktake 2023’) is in 2023 verschenen.
Slotsom
Algemeen
European Green Dealen
Fit for 55(zie hiervoor onder 3.16 en 3.18) hebben ertoe geleid dat er de afgelopen jaren binnen de Europese Unie een aanzienlijke hoeveelheid nieuwe klimaatwetgeving tot stand is gekomen en dat bestaande wetgeving is aangescherpt. Deze wetgeving dateert voor een belangrijk gedeelte van na het vonnis van de rechtbank. De wetgeving is – voor zover nodig – omgezet in Nederlandse klimaatwetgeving. Gezien de omvang van de (Unierechtelijke) klimaatwetgeving rijst de vraag wat dit betekent voor de toewijsbaarheid van de vorderingen van Milieudefensie c.s. Meer in het bijzonder rijst de vraag of de verplichtingen van ondernemingen om gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan, uitputtend zijn geregeld in de bestaande klimaatwetgeving in die zin dat er voor de civiele rechter geen ruimte meer is om te oordelen dat er op basis van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm een (extra) verplichting voor Shell bestaat om haar CO2-emissies (nog verder) terug te brengen. Hieronder zal in de paragrafen 2 tot en met 5 worden ingegaan op een viertal richtlijnen die – zodra zij zijn omgezet in nationale wetgeving – rechtstreekse verplichtingen voor Shell in het leven roepen: de EU-ETS, de EU-ETS-2, de CSRD en de CSDDD. In paragraaf 6 zal worden ingegaan op andere richtlijnen en verordeningen die deel uitmaken van het pakket klimaatwetgeving van de Europese Unie. Paragraaf 7 bevat de slotsom. In die paragraaf zal ook worden ingegaan op het verweer van Shell dat een verplichting voor individuele bedrijven om hun CO2-emissies te reduceren niet past in het stelsel van de wet.
De EU-ETS richtlijn
Fit for 55en met het oog op het behalen van de Europese broeikasemissiereductiedoelstellingen is het EU-ETS-systeem in 2023 verder aangepast. [31] De doelstelling is om binnen het EU-ETS-systeem in 2030 62% minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 2005. Ter vergelijking: de tot dan toe bestaande doelstelling was om in 2030 een reductie van 43% ten opzichte van 2005 te bewerkstelligen. Om dit doel te bereiken, zijn de voorwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten flink aangescherpt. De uitfasering van de kosteloze toewijzing wordt voor bepaalde sectoren versneld en de lineaire reductiefactor waarmee de emissieplafonds jaarlijks afnemen, wordt verhoogd. Dit laatste geldt bijvoorbeeld ook voor de olieraffinaderijen, zoals de raffinaderij van Shell in Pernis, waarvoor de jaarlijkse reductiefactor wordt verhoogd van 2,2% naar 4,4% vanaf 2028. Het toepassingsgebied van het EU-ETS-systeem is verder uitgebreid, waardoor (bijvoorbeeld) ook de zeescheepvaart binnen de EU eronder komt te vallen.
De EU-ETS-2 richtlijn
De CSRD
Corporate Sustainability Reporting Directive(CSRD) [34] vloeit voort uit de
European Green Deal. Op grond van de CSRD moeten grotere ondernemingen vanaf boekjaar 2024 als onderdeel van het bestuursverslag een duurzaamheidsverslag opstellen. Ondernemingen moeten hierin onder meer informatie opnemen die nodig is om inzicht te krijgen in de effecten van de onderneming op duurzaamheidskwesties, alsmede informatie die nodig is om te begrijpen hoe duurzaamheidskwesties van invloed zijn op de ontwikkeling, de prestaties en de positie van de onderneming.
European Sustainability Reporting Standards(ESRS). [35] Uit de ESRS volgt bijvoorbeeld dat ondernemingen moeten rapporteren over hun scope 1, scope 2 en scope 3 emissies en dat ondernemingen met een klimaattransitieplan onder meer informatie moeten geven over de doelen die zij hebben bepaald voor de reductie van hun broeikasgasemissies in scope 1, scope 2 en (in voorkomende gevallen) scope 3. Shell zal moeten voldoen aan de rapportageverplichtingen uit de CSRD. Uit deze richtlijn vloeien geen (rechtstreekse) reductieverplichtingen voor Shell voort.
De CSDDD
Corporate Sustainability Due Diligence Directivevan 13 juni 2024 (CSDDD) [36] vloeit voort uit de
European Green Deal. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is met partijen de (toen) meest recente concepttekst besproken, die op 15 maart 2024 was goedgekeurd door de ‘COREPER’ (het comité van permanente vertegenwoordigers van de lidstaten). Deze concepttekst stemt – voor zover relevant – (vrijwel) overeen met de uiteindelijke tekst. Art. 1 lid 1 CSDDD omschrijft het onderwerp van de richtlijn:
Overig Unierecht
Fit for 55omvat een pakket maatregelen dat moet zorgen voor een samenhangend en evenwichtig kader dat een billijke en sociaal rechtvaardige transitie waarborgt, de innovatie en het concurrentievermogen van de EU-industrie versterkt, een gelijk speelveld ten opzichte van marktdeelnemers uit derde landen garandeert en het leiderschap van de Europese Unie in de mondiale strijd tegen klimaatverandering kracht bijzet. Het pakket moet ervoor zorgen dat de wettelijke verplichting uit de Europese klimaatwet om tussen nu en 2030 de netto‑uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% te verminderen en de EU tegen 2050 klimaatneutraal te maken, wordt behaald. Hieronder zal een aantal recente richtlijnen en verordeningen worden besproken waarmee de Europese Unie haar klimaatdoelstelling verder vormgeeft.
Impact Assessment Reportvan de Europese Commissie van 9 februari 2024 [42] helpt
Fit for 55de Europese Unie om haar klimaatdoelstellingen voor 2030 ten opzichte van 2019 te bereiken op een eerlijke, rendabele en concurrerende wijze. In dit rapport wordt ingegaan op de vraag welke reductiedoelstelling voor 2040 zou moeten gaan gelden en hoe deze reductiedoelstelling kan worden behaald.
Slotsom
Tussenstand
Nieuwe investeringen in olie en gas en scope 3 emissies
Verplichtingen van Shell ten aanzien van de scope 1 en 2 emissies
Securities and Exchange Commission(SEC) en op de
Capital Markets Dayin juni 2023. Onder meer in haar
Energy Transition Progress Report2024 heeft Shell aangegeven hoe zij deze doelstelling zal verwezenlijken. Bovendien heeft Shell deze doelstelling al voor een belangrijk deel gerealiseerd: eind 2023 had Shell haar scope 1 en 2 emissies met 31% gereduceerd ten opzichte van 2016. Om de door Milieudefensie c.s. gestelde dreigende schending van een rechtsplicht aan te nemen, zou het hof moeten vaststellen dat het waarschijnlijk is dat Shell haar scope 1 en 2 emissies in 2030 met 45% niet zal hebben gereduceerd, ondanks Shells concrete plannen en de maatregelen die Shell reeds heeft genomen om die plannen uit te voeren. Daartoe heeft Milieudefensie c.s. onvoldoende gesteld. Het enkele feit dat Shell eerder doelstellingen heeft afgezwakt, kan die vaststelling in ieder geval niet rechtvaardigen.
Algemeen
Kan een reductieplicht voor Shell worden gebaseerd op de algemene norm van 45% in 2030?
best practiceis voor bedrijven om hun scope 3 emissies in absolute zin met 45% te reduceren per eind 2030. Zij hebben in dat verband onder meer verwezen naar het rapport
‘Best practices in scope 3 greenhouse gas management’van het ‘
Science Based Targets initiative’ (hierna ook: het SBTi-rapport). In dat rapport is onder meer opgenomen:
Race to Zero-initiatief waarin ondernemingen worden aangemoedigd concrete emissiereductiedoelen te stellen, met een interim target van 50%, zodat de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs kunnen worden behaald (zie hiervoor 7.23 onder d) en naar het VN-expertrapport waarin aan ondernemingen de aanbeveling wordt gedaan om de CO2-emissies met ten minste 50% te reduceren in 2030 (7.23 onder e).
Beyond 2 oC Scenariodat het IEA heeft omschreven in een rapport uit 2017. De meer subsidiair gevorderde emissiereductie van 25% is gebaseerd op het
Sustainable Development Scenariovan het IEA. De subsidiaire vorderingen gaan beide uit van scenario’s waarbij de opwarming van de aarde in ieder geval onder 2 °C blijft. In het
Beyond 2 oC Scenariowordt het niveau van nul emissies bereikt in 2060. Daarvoor is nodig dat in 2030 in de energiesector een emissiereductie van 35% ten opzichte van 2019 wordt bereikt. In het
Sustainable Development Scenariowordt het niveau van nul emissies bereikt in 2070. Om die doelstelling te halen, moet in 2030 in de energiesector een emissiereductie van 25% ten opzichte van 2019 plaatsvinden.
‘Race to Zero initiative’) vervolgens ook op individuele bedrijven. Omdat er geen afspraken zijn hoe de reductieopgave over bedrijven wordt verdeeld, ligt het volgens Milieudefensie c.s. voor de hand het percentage van 45 voor alle bedrijven toe te passen. Alleen op die manier kan zeker worden gesteld dat ieder bedrijf zijn proportionele bijdrage levert en kan het doel van een reductie van 45% worden gehaald. Omdat de energiesector voor 4/5 deel verantwoordelijk is voor de mondiale CO2-emissie, zullen individuele bedrijven in de energiesector ten minste de algemene norm van 45% moeten aanhouden, zo stellen Milieudefensie c.s. Dit geldt te meer aangezien er binnen de mondiale energiesector geen afspraken bestaan over de vraag welk bedrijf of welk deel van de energiesector welke bijdrage zal leveren aan het halen van de mondiale doelstelling. In lijn met het
common but differentiated responsibilities-beginsel (CBDR-beginsel) kan van Shell zelfs een hogere bijdrage aan de wereldwijde reductiedoelstelling worden verlangd. Milieudefensie c.s. hebben in dit verband voorts verwezen naar een rapport van het ‘
Tyndall Centre for Climate Change Research’uit 2022, waaruit volgt dat de rijkste olie en gas producerende landen hun olie- en gasproductie in 2034 naar nul moeten hebben afgebouwd.
equity-argument (zie hierna onder 7.81), betekent dit dat een verschuiving van kolen naar gas weliswaar leidt tot een toename van de uitstoot door de verbranding van gas, maar per saldo minder bezwarend is voor het klimaat omdat de (hogere) uitstoot door de verbranding van kolen afneemt.
IEA Net Zero Emissions report2023 is in dit verband bijvoorbeeld opgenomen (p. 62-63):
Impact Assessment Reportvan de Europese Commissie van 6 februari 2024 [43] wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende sectoren. Datzelfde geldt in nationaal verband voor de Klimaatwet.
Race to Zero-initiativeeen “interim target” is opgenomen van een reductie van 50% in 2030, maakt dit niet anders. Ook dat “target” moet namelijk het “fair share” van een bedrijf weerspiegelen en brengt dus niet zonder meer mee dat de algemene norm van – in dat geval – 50% op ieder bedrijf als harde en afdwingbare norm kan worden toegepast. Datzelfde geldt voor de aanbevelingen in het VN-expertrapport. Het feit dat in dat expertrapport, en ook elders, is opgenomen dat bedrijven zich maximaal moeten inspannen hun emissies zo snel mogelijk te reduceren, is niet voldoende om een gemiddelde mondiale reductienorm om te zetten in een algemene dwingende norm voor Shell.
dater voor Shell een rechtsplicht bestaat om haar emissies te reduceren. Gelet echter op het gegeven dat er verschillende reductiepaden zijn voor verschillende sectoren in verschillende landen, brengt dit gegeven niet mee dat Shell gehouden kan worden aan het gemiddelde mondiale reductiepercentage. Zo een gehoudenheid kan ook niet worden afgeleid uit de zogenaamde ‘equity’. Dat begrip betekent in dit verband dat bij het verdelen van de lasten (en de opbrengsten) van de energietransitie rekening wordt gehouden met onder meer sociale aspecten. Tot die aspecten kan onder meer gerekend worden dat de klimaatverandering in belangrijke mate door de geïndustrialiseerde landen is veroorzaakt, en dat zij daarvan de vruchten hebben geplukt, zodat van de geïndustrialiseerde landen een hogere inspanning wordt verwacht bij het bestrijden van de klimaatverandering. Ook die norm is echter te algemeen om uit te kunnen afleiden dat op Shell een reductieverplichting van 45% rust.
Is er een sectorale norm voor olie en gas vast te stellen?
‘Net Zero by 2050, A roadmap for the Global Energy Sector’uit 2021 een reductie van ongeveer 60% voor kolen, 35% voor olie en 18% voor gas in de periode tot 2030, met als basisjaar 2019, geprognosticeerd. En de 2023-update vermeldt een reductie van 28% voor olie en 23% voor gas in 2030 (zie hiervoor onder 3.11). Hieronder zal het hof nader op deze en andere rapporten ingaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat (sommige van) deze rapporten zijn gebaseerd op modellen, de zogenaamde
integrated assessment models(IAM). Partijen en hun deskundigen hebben ieder hun kanttekeningen geplaatst bij de waarde van deze IAM’s voor het vaststellen van een sectorale reductieplicht.
Production Gap Report2021 van UNEP (zie hiervoor onder 3.10), waarin is opgenomen dat, om een opwarming van de aarde van 1,5 °C in beeld te houden, de
productiein de periode tussen 2020 en 2030 jaarlijks moet afnemen met (als mediaan) 11% voor kolen, 4% voor olie en 3% voor gas. Volgens een berekening van Milieudefensie c.s. betekent dit in de periode tot 2030 een totale reductie van 36% voor olie, 28% voor gas en 72% voor kolen. In het
Production Gap Report2023 wordt onverminderd uitgegaan van een daling van de productie van kolen, olie en gas, maar volgt die daling een iets ander patroon dan in het rapport van 2021. Milieudefensie c.s. zijn van mening dat uit het ‘
Low Demand Scenario’uit het IPCC AR6-rapport kan worden afgeleid dat voor olie en gas een reductie van 47% in 2030 moet plaatsvinden (zie hiervoor onder 3.9). Tot slot hebben Milieudefensie c.s. een beroep gedaan op het rapport ‘
Lighting the path: what IPCC energy pathways tell us about Paris-aligned policies and investmentsvan het
International Institute for Sustainable Development’uit juni 2022, waarin onder meer is opgenomen (p. 4):
Fit for 55-pakket zal leiden tot een reductie in 2030 van 62% voor kolen, 12% voor olie en 18% voor gas.
‘Phaseout Pathways for Fossil Fuel Production Within Paris-compliant Carbon Budgets’van het ‘
Tyndall Centre for Climate Change Research’is in 2022 opgesteld door D. Calverley en K. Anderson (hierna: het Tyndall-rapport). In het Tyndall-rapport is uiteengezet dat in een 1,5 °C-scenario de productie van kolen in ontwikkelde landen eind 2030 moet zijn beëindigd en in ontwikkelingslanden eind 2040. Voor olie en gas geldt dat de productie in ieder geval overal moet afnemen en dat er geen ruimte is voor groei. Met betrekking tot olie en gas is de volgende conclusie getrokken (p. 6):
(equity)en daarmee met het CBDR-beginsel, daaruit omgekeerd een door het hof te bepalen verder strekkende norm kan voortvloeien. Het hof volgt Milieudefensie c.s. niet in die stelling. Het hof onderkent dat op grond van het CBDR-beginsel, dat ook is neergelegd in de Overeenkomst van Parijs, juist in de rijke ontwikkelde landen een sneller reductiepad moet worden gevolgd dan in de zich ontwikkelende landen. Hoewel op grond van dat gegeven vraagtekens kunnen worden gezet bij reductiepaden die de afbouw van kolen voorop stellen, volgt daaruit niet een in dit geding te hanteren norm voor de reductieverplichting van Shell. Met andere woorden: ook als het hof Milieudefensie c.s. volgt in hun stelling dat de IAM’s te weinig rekening houden met kolenafhankelijkheid van ontwikkelingslanden, en dat daarom de uitstoot door kolen minder snel zou moeten dalen dan de modellen voorschrijven, is daarmee niet een voor Shell (in de ontwikkelde landen) geldende norm voor olie en gas gegeven die het hof in deze procedure kan hanteren.
Is een reductieverplichting voor scope 3 effectief?
Net Zero Guidelinesen het
1.5 oC Business Playbook(zie hiervoor onder 7.23 onder c). Dat Shell enige invloed heeft ter zake van de scope 3 emissies volgt ook uit het feit dat zij zelf scope 3 doelen heeft geformuleerd (zie hiervoor onder 3.33, 3.34 en 3.41). Dat is niet te rijmen met haar betoog dat zij daarop geen invloed heeft. Tot slot geldt dat, anders dan Shell aanvoert, een eventuele reductieverplichting ter zake van scope 3 emissies geen norm vormt die aansprakelijkheid van Shell in het leven roept voor (rechtmatige) handelingen van derden. De verantwoordelijkheid die op Shell rust ter zake van scope 3 emissies geldt voor haar eigen handelen.
productiebeperking en emissieverlaging, zoals de rechtbank heeft aangenomen (vgl. rov. 4.4.50 van het rechtbankvonnis), maar Milieudefensie heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat er in dit geval (ook) een causale relatie bestaat tussen een
verkoopbeperking en emissieverlaging.
Slotsom