ECLI:NL:GHDHA:2024:2079

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
22-001063-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte en belastingfraude met valse donatiekwitanties en sponsorovereenkomsten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1960, was betrokken bij een stichting die valse donatiekwitanties en sponsorovereenkomsten gebruikte om hogere bedragen aan giften en sponsors op te geven in belastingaangiften. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze praktijken, die leidden tot belastingfraude en valsheid in geschrifte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte op grote schaal en gedurende een lange periode betrokken was bij deze strafbare feiten, wat de belastingmoraal ondermijnde en de overheid benadeelde. De verdachte had geen persoonlijk financieel voordeel van zijn daden, maar zijn rol als rector van de stichting en zijn aanzien binnen de Islamitische gemeenschap maakten zijn handelen des te ernstiger. Het hof weegt de ernst van de feiten zwaar, maar houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat resulteerde in een aangepaste strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001063-23
Parketnummer: 10-996705-16
Datum uitspraak: 4 november 2024
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van een aantal van de onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde documenten vrijgesproken te weten het donatieformulier d.d. 16 september 2010 (feit 1) en de aangiften inkomstenbelasting ten name van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (feit 2). Ter zake het onder feit 4 tenlastegelegde is de verdachte vrijgesproken. Ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair tenlastegelegde is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De curator van de benadeelde partij heeft per e-mail d.d. 7 juni 2024 laten weten dat de vordering benadeelde partij niet langer wordt gehandhaafd. De vordering is derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, gedaan ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 januari 2023. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit arrest gehecht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van het voorarrest.
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Rotterdam vrijgesproken ter zake van een aantal tenlastegelegde documenten te weten het donatieformulier d.d. 16 september 2010 (feit 1) en de aangiften inkomstenbelasting ten name van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (feit 2). Daarnaast is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De [rechtspersoon] (hierna: [rechtspersoon]) is op 3 augustus 2001 opgericht door een groep academici, waaronder de verdachte. In de periode van 1 januari 2008 tot en met 6 januari 2014 had de [rechtspersoon] een ANBI-status. Deze ANBI-status brengt onder meer mee dat een ieder die een bedrag aan de [rechtspersoon] schenkt dat geschonken bedrag in zijn aangifte inkomstenbelasting als aftrekpost kan opvoeren. Dit opvoeren als aftrekpost heeft tot gevolg dat de betreffende belastingplichtige minder inkomstenbelasting hoeft te betalen. Daardoor leidt het opvoeren van een schenking als aftrekpost vaak tot een teruggave van een geldbedrag door de Belastingdienst aan de belastingplichtige.
In 2011-2012 bereiken de Belastingdienst signalen dat bij diverse stichtingen sprake zou zijn van het “kopen” van donatiekwitanties die een hoger schenkingsbedrag vermelden dan het daadwerkelijk geschonken bedrag. Daarbij komt de naam van de [rechtspersoon] als ontvanger van de schenkingen opvallend vaak voor. Dit leidt tot een boekenonderzoek van de Belastingdienst bij de [rechtspersoon]. Dit boekenonderzoek brengt aan het licht dat belastingplichtigen over het jaar 2012 in hun aangiften inkomstenbelasting tenminste € 3.000.000 giften aan de [rechtspersoon] in aftrek brachten, terwijl in de jaarstukken van de [rechtspersoon] over 2012 een veel lager bedrag, namelijk € 591.210, als ontvangen giften was geboekt. Het boekenonderzoek leidt ertoe dat de Belastingdienst op 19 december 2013 aan de [rechtspersoon] schriftelijk aankondigt dat de ANBI-status zal worden ingetrokken. De intrekking, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008, wordt geformaliseerd in een beschikking van 6 januari 2014.
Uit het boekenonderzoek blijkt voorts dat over 2014 243 kwitanties (met een totaalbedrag van € 583.370) betrekking hebbend op schenkingen aan de [rechtspersoon] waren ingediend bij aangiftes inkomstenbelasting, waarvan 232 in de periode 1 januari-6 januari 2014, derhalve in de week vóór intrekking van de ANBI-status van de [rechtspersoon].
De Belastingdienst stelt verder vast dat in de jaarstukken van [rechtspersoon] over de jaren 2009 tot en met 2014 een totaalbedrag van €
3.006.120aan giften/donaties van particulieren was opgenomen, terwijl in de bij de Belastingdienst ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2009 tot en met 2014 voor
€ 11.480.820aan giften/donaties aan de [rechtspersoon] als aftrekpost was aangegeven.
Op 11 januari 2016 stelt de Belastingdienst zijn rapport ter beschikking aan de FIOD. In 2015 was de FIOD al strafrechtelijke onderzoeken gestart naar vergelijkbare giftenaftrek bij andere stichtingen: onderzoek Bear Creek en Bear Creek 2. Het strafrechtelijk onderzoek naar [rechtspersoon] kreeg de naam Bear Creek 3. Het dossier Bear Creek 3 bevat onder meer de volgende feiten en omstandigheden.
Naast oprichter is de verdachte in 2005 aangesteld als rector van de [rechtspersoon]. Vanaf 3 augustus 2011 tot en met 6 april 2017 stond hij ingeschreven als bestuurder van de [rechtspersoon].
Nadat de ANBI-status was ingetrokken is de [rechtspersoon] sponsorcontracten gaan afsluiten met verschillende ondernemers. Het bedrag waarvoor een ondernemer een goed doel sponsort kan in aanmerking komen voor belastingaftrek indien daar een tegenprestatie tegenover staat. Gebleken is dat ‘sponsoren’ een substantieel, in het sponsorcontract genoemd, geldbedrag per bank aan de [rechtspersoon] overmaakten, waarna de [rechtspersoon] circa 80% van het ‘gesponsorde’ bedrag contant aan de ondernemers teruggaf. De ondernemers voerden het volledige bedrag in hun belastingaangiften op als aftrekpost en ontvingen daardoor vaak een teruggave.
Op instructie van de verdachte werd de administratie rond de ontvangen donaties en de door de [rechtspersoon] als bewijs van betaling opgemaakte kwitanties bijgehouden en, zo nodig, gereconstrueerd. De schoonzoon van de verdachte, [medeverdachte], was vanaf circa 2011 in dienst van de [rechtspersoon]. De verdachte gaf hem als taak om de donaties te innen, de kwitanties op te stellen en aan de belastingplichtigen te verstrekken en de administratie bij te houden. De werkelijk betaalde donatiebedragen bedroegen 10-12% van het op de kwitantie vermelde donatiebedrag. In de regel ging het om 12%. Als een belastingplichtige een lager bedrag wilde betalen, dan moest daarover worden onderhandeld met de verdachte of met [medeverdachte] die dan instemming van de verdachte vroeg.
[medeverdachte] stelde, met medeweten van de verdachte, ook de sponsorcontracten met bedrijven op en gaf 80% van de ‘sponsor’ gelden contant aan die bedrijven retour.
Zowel de verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat bovenbeschreven donatiepraktijken binnen de [rechtspersoon] waren begonnen door ene [betrokkene 3] en [betrokkene 4], die er vervolgens met een deel van de schenkingen, een bedrag rond de € 70.000,-, vandoor waren gegaan.
De verdachte heeft verklaard dat hij, na ontdekking van deze verduistering, gedwongen met de donatiepraktijk is doorgegaan omdat hij niet wilde dat de [rechtspersoon] failliet ging. Vanaf de oprichting van de [rechtspersoon] waren er steeds financiële problemen. Naast het geven van vele lessen en cursussen, in binnen- en buitenland, waarvan de opbrengsten vrijwel volledig naar de [rechtspersoon] gingen, vormden de donaties een bron van inkomsten voor de [rechtspersoon]. De [rechtspersoon] streefde er van aanvang af naar dat de [rechtspersoon] een officiële accreditatie als universiteit zou krijgen. Het verkrijgen van zo’n accreditatie stelt echter de nodige eisen aan het gebouw en aan andere onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. De [rechtspersoon] ontving geen subsidie. Aanvankelijke financiële toezeggingen van particulieren werden niet nagekomen. Financiële ondersteuning van Islamitisch georiënteerde binnenlandse dan wel buitenlandse stichtingen of andere organisaties konden niet geaccepteerd worden omdat de [rechtspersoon] daarmee haar onafhankelijkheid zou verliezen. Doelstelling van de [rechtspersoon] was immers het geven van onderwijs en het bieden van onderzoeksmogelijkheden op een wijze die past bij een geïntegreerde samenleving.
Het op papier hoge kassaldo van de [rechtspersoon] leidde er toe dat de [rechtspersoon] besloot om een onjuiste verklaring op te stellen waarin ten onrechte werd bevestigd dat de [rechtspersoon] een substantieel bedrag aan de [stichting] zou hebben geschonken. Deze verklaring is mede door de verdachte ondertekend.
Tenslotte is vastgesteld dat vanaf het IP-adres van de [rechtspersoon] in de onderzochte periode vele honderden belastingaangiften waren verstuurd, waaronder ook veel belastingaangiften van belastingplichtigen die in hun aangifte een schenking aan de [rechtspersoon] hadden opgenomen en – desgevraagd door de Belastingdienst – een door de [rechtspersoon] afgegeven donatiekwitantie aan de Belastingdienst hadden overhandigd.
Uit verschillende (getuigen)verklaringen volgt dat het de verdachte was die de gang van zaken binnen de [rechtspersoon] bepaalde waaronder ook de wijze waarop met donaties, donatiekwitanties, donatieverklaringen en sponsorcontracten werd omgegaan.
Vrijspraak feit 3
Aan de verdachte is kort gezegd tenlastegelegd het (feitelijk leiding geven aan het door de [rechtspersoon]) medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 1.271.229,-.
Ter beantwoording van de vraag of de verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan dient onder meer vastgesteld te worden dat het tenlastegelegde geldbedrag uit misdrijf afkomstig is.
Het hof stelt voorop dat vermogensbestandsdelen in beginsel slechts kunnen worden aangemerkt als "afkomstig (...) uit enig misdrijf" in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht indien zij afkomstig zijn van een misdrijf gepleegd
voorafgaandaan het verwerven en/of voorhanden hebben en/of omzetten en/of het overdragen daarvan. [1]
Uit het dossier volgt dat met betrekking tot het witwassen de volgende redenering is gevolgd. Verdachte en de [rechtspersoon] hebben de feitelijk door particuliere belastingplichtigen betaalde donatiebedragen respectievelijk de door bedrijven betaalde sponsorgelden (in ieder geval mede) ontvangen omdat laatstgenoemden van de [rechtspersoon] een donatiekwitantie ontvingen waarop een hoger donatiebedrag stond vermeld dan feitelijk betaald. De feitelijk betaalde (lagere dan op de kwitanties/overeenkomsten vermelde) donaties hebben verdachte en de [rechtspersoon] contant op hun privérekening gestort en vervolgens gebruikt voor persoonlijke en/of [rechtspersoon]-uitgaven. Dit storten (overdragen) en uitgeven (omzetten) vormen de witwashandelingen.
Het geld is afkomstig uit misdrijf omdat het is ontvangen in ruil voor een valse donatiekwitantie of sponsorovereenkomst. Het geld is daarom afkomstig uit het misdrijf valsheid in geschrift en uit het gebruiken van een vals geschrift. Het hof volgt deze redenering van het openbaar ministerie niet.
Naar het oordeel van het hof brengt het feit dat de betalingen steeds werden vergezeld van het opmaken en verstrekken van valse kwitanties of het opmaken van een valse sponsorovereenkomst niet mee dat die gelden daardoor uit misdrijf afkomstig zijn. “Afkomstig zijn uit” houdt méér in dan ‘iets te maken hebben met’ of ‘in verband staan met’: het geld moet in
causaalverband staan met enig misdrijf [2] oftewel, het geld moet verkregen zijn ten gevolge van het misdrijf. Dat is hier niet het geval. De donaties werden betaald van (waren afkomstig van) reguliere inkomsten of gespaarde bedragen van de belastingplichtigen respectievelijk de bedrijven met wie een sponsorovereenkomst werd gesloten en hadden in die zin een legale afkomst. Het dossier bevat namelijk geen enkele aanwijzing dat de donaties of sponsorbedragen oorspronkelijk, dat wil zeggen vóórdat deze aan de [rechtspersoon] werden betaald, al van misdrijf afkomstig waren.
Dat de donatiebetalingen in combinatie met de valse kwitanties vervolgens zijn gebruikt door de belastingplichtigen om een onjuiste/onvolledige aangifte inkomstenbelasting in te dienen met als doel van de Belastingdienst een (onterechte) teruggave te ontvangen, maakt nog niet dat de oorspronkelijke legale afkomst is gewijzigd in een illegale afkomst.
Gesteld kan weliswaar worden dat de (onterechte) teruggaven van de Belastingdienst van misdrijf afkomstig zijn, namelijk van het onjuist/onvolledig doen van een aangifte, maar dat is niet tenlastegelegd en bovendien hebben alleen de belastingplichtigen, niet de [rechtspersoon], die teruggaven ontvangen.
Nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaarde periode ten aanzien van feit 2
Onder feit 2 wordt de verdachte – kort gezegd – primair verweten feitelijke leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting door de [rechtspersoon]. De verdediging heeft bepleit dat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt tot de periode vanaf 2013 nu onder andere uit de verklaringen van [medeverdachte] zou volgen dat de [rechtspersoon] pas vanaf 2013 belastingaangiften verzorgde voor derden.
Het hof overweegt als volgt. Uit het dossier (AMB-071) volgt dat in de onder de [rechtspersoon] inbeslaggenomen administratie onderzoek is verricht, onder andere naar aangiften inkomstenbelasting die daar waren aangetroffen in een vuilniszak. Deze aangiften zijn vergeleken met een Excel bestand dat is opgemaakt door de Belastingdienst waarin aangiften zijn opgenomen die waren ingediend via het IP-adres van de [rechtspersoon] over de jaren 2010 tot en met 2014. Daaruit kwamen de namen van negen personen naar voren van wie de aangiften inkomstenbelasting in de administratie van de [rechtspersoon] zijn aangetroffen en die ook voorkomen op het Excelbestand. De namen van deze personen zijn in een tabel opgenomen. Deze tabel ziet op de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013. Het hof leidt uit het voorgaande af dat in de tabel de aangiften zijn opgenomen over de belastingjaren 2009 tot en met 2013 die in de jaren 2010 tot en met 2014 vanaf het IP-adres van de [rechtspersoon] zijn ingediend.
Gelet op de tenlastelegging treft het verweer van de verdediging concreet de tenlastegelegde aangifte betreffende [betrokkene 5] over het jaar 2011. Uit het dossier volgt immers dat de overige aangiften van [betrokkene 5] zijn gedaan vanaf het jaar 2013. De betreffende aangifte is op 6 maart 2012 ontvangen door de Belastingdienst.
[betrokkene 5] heeft verklaard dat hij door anderen is geadviseerd naar de [rechtspersoon] te gaan om zijn aangiften in te vullen en dat hij daar in 2010 of 2011 voor het eerst naar toe is gegaan. Met betrekking tot zijn aangifte over het jaar 2011 verklaart hij dat, toen hij in 2012 zijn aangifte liet invullen, hij twee kwitanties ontving. Hij heeft verklaard dat hij voor de kwitanties ongeveer 15% daadwerkelijk heeft betaald. De betreffende kwitanties bevinden zich in het dossier en zijn gedateerd in april en oktober 2011. Het hof leidt uit het voorgaande af dat vóór 2013 door de [rechtspersoon] ook (onjuiste) aangiften inkomstenbelasting zijn ingediend en verwerpt in zoverre het verweer van de verdediging. Nu de aangifte van [betrokkene 5] in maart 2012 is gedaan, zal het hof de bewezenverklaarde periode evenwel laten aanvangen op 1 maart 2012 en laten eindigen op 1 april 2015 nu de laatste bewezenverklaarde aangifte op 24 maart 2015 is ingediend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
[rechtspersoon] (verder [rechtspersoon]) in de periode van omstreeks
1 januari 20091 april 2011tot en met
12 december1 september2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,telkens
één of meergeschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A.
Eén of meerderedonatieformulier
(en
)en/of donatieverklaring
(en
)en/of giftkwitantie
(s
)op naam van:
- [ betrokkene 6], d.d. 8 april 2013 (no. 000657 A) en
/of22 mei 2013 (no. 000846 A)(DOC-036) en
/of
- [ betrokkene 5], d.d. 18 april 2011 (DOC-55la) en
/of23 februari 2013 (no. 000348 A
)(DOC-553a) en
/of
- [ betrokkene 7], d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en
/of15 februari 2013 (no. 000254 A)(DOC-417) en
/of
- [ medeverdachte], d.d. 18 juni 2012 (no. 001382)(DOC-073) en
/of6 juli 2012 (no. 001543)(DOC-073); en
/of
- [ betrokkene 8], d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A)(DOC-314) en
/of3 januari 2014 (no. 000208 A)(DOC-317)
en
/of
B.
Eén of meerderesponsorovereenkomsten
en/of kwitanties voor sponsoring, te weten:
- de sponsorovereenkomst
(en
)tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 9] d.d. 1 april 2014 (DOC-515) en
/of24 december 2014 (DOC-516) en
/of
-
desponsorovereenkomst
(en
)tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 10], d.d. 3 december 2014 (DOC-404) en
/of15 december 2015 (DOC-405) en
/of
-
éénsponsorovereenkomst
(en)tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 11] d.d. 22 december 2014 (DOC-358) en
/of
-
desponsorovereenkomst
(en
)tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 12] d.d. 25 december 2014 (DOC-445) en
/of18 december 2015 (DOC-446) en
/of
-
desponsorovereenkomst
(en
)tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 13], d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en
/of29 augustus 2016 (DOC-398)
en
/of
C. Eén
of meerderedonatieverklaring
(en)van [rechtspersoon] voor donaties aan [stichting] d.d. 3 november 2012 (DOC-344)
valselijk
heeft/hebben opgemaakt en/of
heeft/hebbendoen opmaken en/of
heeft/hebben vervalst en/of
heeft/hebbendoen vervalsen,
immers
heeft/hebben [rechtspersoon] en
/ofhaar mededader
(s) (telkens
)valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemd
(e
)(onder A.) donatieformulier
(en
)en/of donatieverklaring
(en
)en/of giftkwitantie
(s
)(telkens)
eendonatie
(s
)vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel)
was/warengedaan en/of betaald en
/of,
- op genoemde (onder B.) sponsorovereenkomst
(en
)en/of kwitanties (telkens) een bedrag voor `sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door [rechtspersoon] aan de sponsor is terugbetaald en
/of;
- op de onder C. genoemde donatieverklaring
(en)donatiesvermeld
enen/of doen en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door [rechtspersoon] waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om
dat/die geschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens
) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/offeitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging
(en
);
2. primair
[rechtspersoon] (verder [rechtspersoon])
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
1 januari 20091 maart 2012tot en met
12 december 20161 april 2015te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met
(een
)ander
(en),
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,
(telkens
)opzettelijk
(een)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n
), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten
(een)aangifte
(n
)voor de
inkomstenbelasting ten name van:
- [ betrokkene 14], over het jaar 2014 (DOC-559) en
/of
- [ betrokkene 5], over
het/de
jaar/jaren 2011 (DOC-541) en
/of2012 (DOC-543) en
/of2013 (DOC-544)
telkens onjuist en/of onvolledig
heeft/hebben gedaan en/of
heeftlaten doen,
immers
heeft/hebben [rechtspersoon] en
/ofhaar mededader
(s), (telkens) opzettelijk op
het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde aangiftebiljet
(ten
)inkomstenbelasting over genoemd
(e
) jaar/jaren
(telkens
) (een)gift
(en
)aan [rechtspersoon] opgevoerd en/of vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel)
was/waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans
(telkens
)een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of doen
vernielden, terwijl
dat/die feit
(en
) (telkens
)ertoe strekte
(n
)dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens
) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/offeitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging
(en
).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het feitelijke leidinggeven
Met de rechtbank overweegt het hof dat de bewezenverklaarde handelingen, bestaande uit het uitschrijven van donatieverklaringen respectievelijk giftkwitanties, het ondertekenen van sponsorovereenkomsten en het (meewerken aan het) opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de [rechtspersoon] en daarmee redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan deze rechtspersoon.
Aan deze gedragingen heeft de verdachte feitelijke leiding gegeven. De verdachte was, zoals eerder vermeld, in de periode 3 augustus 2001 tot en met 6 april 2017 in het register van de Kamer van Koophandel ingeschreven als bestuurder van de [rechtspersoon]. In 2005 is hij aangesteld als rector. De verdachte was – zo volgt uit zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris en ter terechtzitting in hoger beroep – op de hoogte van de gang van zaken met betrekking tot de kwitanties, de sponsorovereenkomsten, de aangiftes en de donatieverklaring. Uit het dossier volgt dat hij betrokken was bij de besluitvorming als het ging om de vraag of zou worden doorgegaan met de uitgifte van kwitanties en de keuze om na het verlies van de ANBI-status niet meer via donatie-kwitanties, maar middels (valse) sponsorovereenkomsten gelden in te zamelen voor de [rechtspersoon]. Gelet op zijn rol als bestuurslid van de rechtspersoon was de verdachte bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen te nemen ter voorkoming van de genoemde strafbare gedragingen, maar dat heeft hij niet gedaan. Integendeel, op diverse momenten heeft hij er zelfs actief voor gekozen met deze gedragingen door te gaan. Daarmee heeft de verdachte aldus opzettelijk bevorderd dat vanuit de [rechtspersoon] zowel valse kwitanties werden ingevuld, valse sponsorovereenkomsten en een valse donatieverklaring zijn uitgegeven, als onjuiste aangiften inkomstenbelasting zijn gedaan. De conclusie luidt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het feitelijke leidinggeven aan de bewezenverklaarde feiten.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, aan welke verboden gedraging de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, aan welke verboden gedraging de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggevende binnen de [rechtspersoon] op grote schaal en gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en belastingfraude.
In die hoedanigheid heeft hij bewust leiding gegeven aan uitgebreide belastingfraude door het (laten) uitschrijven van valse kwitanties voor giften/donaties aan de [rechtspersoon] en het door de [rechtspersoon] laten sluiten van valse sponsorovereenkomsten. Deze valse geschriften waren bestemd om anderen onterecht belastingvoordeel op te laten leveren doordat in de aangifte inkomstenbelasting een hoger donatiebedrag of sponsorbedrag werd opgegeven dan feitelijk was betaald, welke hogere bedragen in de aan de fiscus overgelegde kwitanties en sponsorovereenkomsten werden ‘afgedekt’. Om de hiermee samenhangende discrepanties in de administratie van de [rechtspersoon] recht te trekken, is onder leiding van de verdachte voorts een valse donatieverklaring opgemaakt om te doen voorkomen dat de [rechtspersoon] een groot bedrag had geschonken aan een project in Afrika.
Door dit handelen gedurende meerdere jaren, met een systematisch karakter, heeft de verdachte
het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid
van de gedane aangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd,
ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving benadeeld en is de algemene belastingmoraal ondermijnd. Het totale benadelingsbedrag is, naar op basis van het onderzoek moet worden aangenomen, zeer aanzienlijk (miljoenen).
De verdachte heeft verklaard dat hij niet degene was die het initiatief heeft genomen voor de strafbare handelingen binnen de [rechtspersoon] en dat hij daarvan niet eerder dan in 2010/2011 op de hoogte is geraakt. Het hof stelt vast dat de [rechtspersoon] onder de leiding van de verdachte echter nog jaren is doorgegaan met het plegen van deze feiten. In die tijd zijn er meerdere aanwijsbare gelegenheden geweest waarop de verdachte als feitelijk leidinggevende een eind had kunnen en moeten maken aan deze strafbare wijze van handelen binnen de [rechtspersoon]. Dat heeft hij niet gedaan. Toen de [rechtspersoon] op 6 januari 2014 bijvoorbeeld haar ANBI-status verloor, waardoor valse giftkwitanties niet langer tot onterecht belastingvoordeel konden strekken, is er onder zijn leiding voor gekozen om de belastingfraude voortaan te (laten) plegen met gebruikmaking van valse sponsorovereenkomsten. In de eerste dagen van 2014 – tot 6 januari - heeft de [rechtspersoon] bovendien snel nog (valse) giftkwitanties ten bedrage van meer dan € 500.000 uitgegeven. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de verdachte niet alleen misbruik heeft gemaakt van zijn functie bij de [rechtspersoon], maar ook van zijn positie binnen de Islamitische gemeenschap, waarbinnen hij veel aanzien genoot. Uit diverse getuigenverklaringen van leden uit deze gemeenschap blijkt dat de verdachte het plegen van de strafbare feiten tegenover hen heeft geprobeerd te rechtvaardigen. Nu hij vanwege zijn positie het vertrouwen genoot van veel mensen in deze gemeenschap, heeft zijn optreden op sommigen van hen een corrumperende werking gehad. Ook dit rekent het hof de verdachte aan.
In strafmatigende zin weegt het hof mee dat niet is gebleken dat de verdachte op enige manier persoonlijk financieel voordeel heeft gehad van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft zich met hart en ziel ingezet voor de [rechtspersoon], die van aanvang af in financieel zwaar weer verkeerde en heeft veel werk verzet. Zijn handelen was ingegeven door zijn wens om koste wat kost de [rechtspersoon], als onafhankelijke instelling, los van ideologisch gemotiveerde financiers te laten voortbestaan. Een dergelijk motief kan evenwel nooit gelden als rechtvaardiging voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van het hof
Gelet op hetgeen het hof hierboven heeft overwogen, komt het tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat de fraude met medeweten en onder de leiding van de verdachte een lange periode heeft voortbestaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte in dit verband misbruik heeft gemaakt van zijn positie binnen de [rechtspersoon] en de Islamitische gemeenschap en het vertrouwen dat men in hem had en vanuit die positie een corrumperende invloed op anderen heeft uitgeoefend. Door zijn handelen heeft de verdachte ook vele anderen op eenvoudige wijze de gelegenheid gegeven tot het plegen van belastingfraude. Hoewel de verdachte, anders dan in eerste aanleg, de terechtzitting in hoger beroep (via een videoverbinding) heeft bijgewoond en vragen heeft beantwoord, heeft hij er naar het oordeel van het hof niet onverkort blijk van gegeven het onaanvaardbare van zijn handelen in te zien en daarvan de consequenties te willen aanvaarden. Hierbij springt in het oog dat de verdachte zich al jarenlang onttrekt aan de voorlopige hechtenis in deze zaak door in Turkije te verblijven en ondanks meerdere toezeggingen niet terug te keren.
Het hof is gelet op dit alles van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd van betekenisvolle duur. Daarvan zal het hof een deel voorwaardelijk opleggen, om mogelijke recidive te voorkomen indien de verdachte opnieuw in een (feitelijk) leidinggevende positie van een organisatie komt te verkeren.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat in beginsel een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren een passende en geboden reactie vormt.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in eerste aanleg is overschreden met ruim vier jaren. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat in die zin dat in plaats van de eerder genoemde in beginsel passende en geboden straf een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdediging heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis in het geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd die de duur van het voorarrest overstijgt zodat de verdachte op eigen gelegenheid naar Nederland kan komen en zich kan melden op een met het CJIB overeengekomen melddatum.
Het hof acht, gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen geen termen aanwezig dit verzoek toe te wijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van
  • het donatieformulier d.d. 16 september 2010 uit DOC-036 tenlastegelegd onder feit 1 onder A;
  • de aangiften inkomstenbelasting ten name van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] tenlastegelegd onder feit 2;
  • het onder feit 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door, mr. R. van der Hoeven als voorzitter, en mr. K. Versteeg en mr. M.S. Lamboo, leden, in bijzijn van de griffier mr. S. Roos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 november 2024.
Mr. M.S. Lamboo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bijlage 1

Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair
[rechtspersoon] (verder [rechtspersoon]) in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren
om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A. Eén of meerdere donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en) en/of giftkwitantie(s) op naam van:
- [ betrokkene 6], d.d. 8 april 2013 (no. 000657 A) en/of 22 mei 2013 (no. 000846 A) (DOC-036) en/of
- [ betrokkene 5], d.d. 18 april 2011 (DOC-55 la) en/of 23 februari 2013 (no. 000348 A (DOC-553a) en/of
- [ betrokkene 7], d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en/of 15 februari 2013 (no. 000254 A) (DOC-417) en/of
- [ medeverdachte], d.d. 18 juni 2012 (no. 001382) (DOC-073) en/of 6 juli 2012 (no. 001543) (DOC-073); en/of
- [ betrokkene 8], d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A) (DOC-314) en/of 3 januari 2014 (no. 000208 A) (DOC-317)
en/of
B. Eén of meerdere sponsorovereenkomsten en/of kwitanties voor sponsoring, te weten:
- de sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 9] d.d. 1 april 2014 (DOC-515) en/of 24 december 2014 (DOC-516) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 10], d.d. 3 december 2014 (DOC-404) en/of 15 december 2015 (DOC-405) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 11] d.d. 22 december 2014 (DOC-358) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 12] d.d. 25 december 2014 (DOC-445) en/of 18 december 2015 (DOC-446) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 13], d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en/of 29 augustus 2016 (DOC-398) en/of
C. Eén of meerdere donatieverklaring(en) van [rechtspersoon] voor donaties aan [stichting] d.d. 3 november 2012 (DOC-344)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben
vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in
strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) (onder A.) donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en)en/of giftkwitantie(s) (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of betaald en/of,
- op genoemde (onder B.) sponsorovereenkomst(en) en/of kwitanties (telkens) een bedrag voor `sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door [rechtspersoon] aan de sponsor is terugbetaald en/of;
- op de onder C. genoemde donatieverklaring(en) vermelden en/of doen en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door [rechtspersoon] waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
1. subsidiair
Hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
A. Eén of meerdere donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en) en/of giftkwitantie(s) op naam van:
- [ betrokkene 6], d.d. 8 april 2013 (no. 000657 A) en/of 22 mei 2013 (no. 000846 A) (DOC-036) en/of
- [ betrokkene 5], d.d. 18 april 2011 (DOC-551a) en/of 23 februari 2013 (no. 000348 A(DOC-553a) en/of
- [ betrokkene 7], d.d. 18 maart 2011 (DOC-415) en/of 15 februari 2013 (no 000254 A) (DOC-417) en/of
- [ medeverdachte], d.d. 18 juni 2012 (no. 001382) (DOC 073) en/of 6 juli 2012 (no. 001543) (DOC-073); en/of
- [ betrokkene 8], d.d. 28 juni 2013 (no. 001271 A) (DOC-3 14) en/of 3 januari 2014 (no. 000208 A) (DOC-3 17)
en/of
B. Eén of meerdere sponsorovereenkomsten en/of kwitanties voor sponsoring, te weten:
- de sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 9] d.d. 1 april 2014 (DOC-515) en/of 24 december 2014 (DOC-516)
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 10], d.d. 3 december 2014 (DOC-404) en/of 15 december 2015 (DOC-405) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 11], d.d. 22 december 2014 (DOC-358) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 12], d.d. 25 december 2014 (DOC-445) en/of 18 december 2015 (DOC-446) en/of
- sponsorovereenkomst(en) tussen [rechtspersoon] en [betrokkene 13], d.d. 30 september 2015 (DOC-397) en/of 29 augustus 2016 (DOC-398)
en/of
C. eén of meerdere donatieverklaring(en) van [rechtspersoon] voor donaties aan [stichting] d.d. 3 november 2012 (DOC-344)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft doen vervalsen, immers heeft hij en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) (onder A.) donatieformulier(en) en/of donatieverklaring(en) giftkwitantie(s) (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of betaald
en/of,
- op genoemde (onder B.) (sponsor)overeen komst(en) en/of kwitanties (telkens) een bedrag voor `sponsoring’ vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van sponsoring voor het
daarop vermelde bedrag, althans een deel van het bedrag door [rechtspersoon] aan de `sponsor’ is terugbetaald en/of;
- op de onder C. genoemde verklaring donaties vermelden en/of doen en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) door [rechtspersoon] waren gedaan;
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2.
primair
[rechtspersoon] (verder [rechtspersoon]) op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
inkomstenbelasting ten name van:
- [ betrokkene 14], over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [ betrokkene 5], over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of 2013 (DOC-544)
telkens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen,
immers heeft/hebben [rechtspersoon] en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) gift(en) aan [rechtspersoon] opgevoerd en/of vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) was/waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of doen vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke
leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Algemene wet rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
inkomstenbelasting ten name van:
- [ betrokkene 14], over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [ betrokkene 5], over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of 2013 (DOC-544)
telkens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft laten doen,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of elders in Nederland ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) (een) gift(en) aan [rechtspersoon] opgevoerd en/of vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, die in werkelijkheid niet (geheel) was/waren betaald, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. meer subsidiair
[rechtspersoon] (verder [rechtspersoon]) in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
een of meerdere aangiftes inkomstenbelasting op naam van:
- [ betrokkene 14], over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [ betrokkene 5], over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of 2013 (DOC-544);
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) aangiftes inkomstenbelasting (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of betaald,
zulks telkens met het oogmerk `om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
2. meest subsidiair
Hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, telkens één of meer geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig te feit te dienen, namelijk
een of meerdere aangiftes inkomstenbelasting op naam van:
- [ betrokkene 14], over het jaar 2014 (DOC-559) en/of
- [ betrokkene 5], over het/de jaar/jaren 2011 (DOC-541) en/of 2012 (DOC-543) en/of 2013 (DOC-544);
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft doen vervalsen, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid:
- op genoemd(e) aangiftes inkomstenbelasting (telkens) een donatie(s) vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden die in werkelijkheid niet (geheel) was gedaan en/of betaald,
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
3. primair
[rechtspersoon] (verder: [rechtspersoon]) in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
a. van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b. een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl [rechtspersoon] en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijk leiding gegeven aan
de vorenstaande verboden gedraging(en)
3. subsidiair
hij in de periode van omstreeks 1 januari 2009 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
a. van een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s)
wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b. een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal (circa) 1.271.229 euro, althans een of meerdere (grote) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

Voetnoten

1.Zie HR 28 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3046, r.o. 2.4.