In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 22 december 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag van € 68,50 was opgelegd omdat de auto van belanghebbende op 13 juli 2022 zonder geldige parkeervergunning was geparkeerd. Tijdens de controle om 17:25 uur bleek dat er geen parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de auto 19 minuten later was aangemeld voor een bezoekersparkeervergunning, maar de Rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overmacht, ondanks de medische omstandigheden van de ex-partner van belanghebbende. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij werd gesteld dat de parkeerbelasting onverwijld moet worden voldaan en dat de omstandigheden van belanghebbende niet voldoende waren om de naheffingsaanslag te vernietigen. Het Hof oordeelde dat de aanmelding van de auto voor de bezoekersparkeervergunning niet tijdig was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de late aanmelding rechtvaardigden. De uitspraak van het Hof werd op 30 oktober 2024 openbaar gemaakt.