Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 november 2024
Ajisen Europe B.V.,
[geïntimeerde],
De zaak in het kort
Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding van 18 december 2023 waarmee Ajisen in hoger beroep is gekomen van het door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis van 19 september 2023 (hierna: het bestreden vonnis);
- de memorie van grieven van Ajisen, met een productie;
- het arrest van dit hof van 25 juni 2024, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde], met producties;
- de bijlagen die partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling na aanbrengen hebben overgelegd;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen, gehouden op 29 augustus 2024.
Feiten
15 juli 2021 is de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 augustus 2021 verlengd met zeven maanden tot 24 maart 2022.
7 september 2022 is Ajisen veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen het loon met wettelijke verhoging en wettelijke rente over de periode van 1 maart 2022 tot en met 13 maart 2022, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding (hierna: de ontslagzaak). Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
Procedure in eerste aanleg
in conventiegevorderd – samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang – dat de kantonrechter Ajisen veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 1.671,45 bruto, te vermeerderen met een wettelijke verhoging en wettelijke rente, een bedrag aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De hoofdsom ziet op onbetaald gebleven vergoeding van vakantiedagen en vakantiebijslag.
in reconventie, na vermindering van eis,gevorderd – samengevat – dat de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeelt aan haar te betalen een bedrag van € 3.985,31, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten. De hoofdsom ziet op teveel uitbetaald salaris, vanwege een bij het ontslag gebleken groot negatief verlofsaldo.
in conventieAjisen veroordeeld aan [geïntimeerde] te betalen (1) een bedrag van € 1.511,01 bruto, te vermeerderen met een wettelijke verhoging van 50% over een bedrag van € 1.351,76 en met wettelijke rente over een bedrag van € 159,25, (2) een bedrag aan buitengerechtelijke kosten en (3) de proceskosten.
in reconventiede vorderingen van Ajisen afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
Vorderingen in het principaal en incidenteel hoger beroep
De beoordeling van het hoger beroep
grief 1betoogt Ajisen dat [geïntimeerde] 49,25 dagen (374,30 uren) te weinig heeft gewerkt en dat het daarmee corresponderende (betaalde) loon moet worden terugbetaald.
reconstructieaan de hand van brondata van het kloksysteem en de verlofkaarten van [geïntimeerde]. Deze reconstructie is moeilijk te volgen.
aanwezigheidvan [geïntimeerde] op het kantoor van Ajisen en niet meer dan dat. Als de geregistreerde tijd – de kloktijd – niet gelijk is aan de overeengekomen werktijd, betekent dit op zichzelf beschouwd niet dat de niet-aanwezigheid ongeoorloofd is en voor rekening en risico van [geïntimeerde] komt. Dit dient te worden toegelicht en onderbouwd. Dat is in onvoldoende mate gebeurd.
generiekeen half uur afgetrokken vanwege een onbetaalde pauze van een half uur. Door [geïntimeerde] is aangevoerd dat zij regelmatig ook tijdens deze pauzes doorwerkte. Ajisen is daar niet op ingegaan. Het hof ziet daarom geen reden voor deze generieke aftrek.
Grief 2ziet op de vordering van [geïntimeerde] in de eerste aanleg in conventie. Met deze grief betoogt Ajisen dat onduidelijk is waarom de kantonrechter uitkomt op een saldo van 5 verlofuren ter hoogte van € 57,70, maar 13,8 uren ter hoogte van € 159,60 toekent. [geïntimeerde] voert aan dat deze grief opgaat omdat zij aanspraak maakt op het bedrag van € 57,70 bruto. Deze grief slaagt derhalve. Het hof zal het vonnis op dit punt vernietigen en de veroordeling ter zake aanpassen. Het komt er op neer dat de in conventie toegewezen hoofdsom met een bedrag van € 101,90 bruto wordt verminderd.
grief 3betoogt Ajisen dat de kantonrechter ten onrechte de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten heeft toegewezen aan [geïntimeerde]. Volgens Ajisen had [geïntimeerde] namelijk geen vordering. Deze grief faalt omdat [geïntimeerde] wel een vordering op Ajisen had.
Beslissing
in conventiegewezen vonnis van kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 19 september 2023 voor zover daarbij in r.o. 5.1 aan hoofdsom meer is toegewezen dan de som van € 1.409,11 bruto;
in reconventiegewezen vonnis van kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 19 september 2023,
opnieuw rechtdoende:
- wijst af wat (in conventie) aan hoofdsom meer is gevorderd dan de som van € 1.409,11 bruto;
- wijst de vorderingen van Ajisen af;
- veroordeelt Ajisen in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 349,-- aan verschotten en € 3.642,-- aan salaris advocaat (tarief II, 3 punten);
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
5 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.