ECLI:NL:GHDHA:2024:1988
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan recente machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 23 november 2023. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de Heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 310.000 voor het kalenderjaar 2022. De Heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende beroep instelde bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. [Y] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft ambtshalve beoordeeld of [Y] gemachtigd was om dit hoger beroep in te stellen. Het Hof heeft vastgesteld dat de eerder overgelegde machtiging, gedateerd 7 maart 2022, niet meer voldeed aan de eisen, gezien het tijdsverloop en de omstandigheden van de zaak. Ondanks verzoeken van het Hof om een recente machtiging te overleggen, heeft [Y] hieraan geen gevolg gegeven. Het Hof concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat er gerede twijfel bestaat over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y]. De uitspraak benadrukt het belang van een actuele machtiging bij het instellen van hoger beroep, vooral in belastingzaken waar periodieke waarderingen en aanslagen aan de orde zijn.