ECLI:NL:GHDHA:2024:1985
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 november 2023. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de Heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 748.000 voor het kalenderjaar 2022. [Y] heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft [Y] beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft [Y] hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft allereerst de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld. De vraag was of [Y] gemachtigd was om namens de belanghebbende hoger beroep in te stellen. Het Hof heeft vastgesteld dat de eerder overgelegde machtiging niet recent genoeg was en niet specifiek betrekking had op de onderhavige procedure. Ondanks herhaalde verzoeken om een recente machtiging, heeft [Y] geen adequate machtiging overgelegd. Hierdoor heeft het Hof gerede twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Y] en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een actuele en specifieke machtiging voor gemachtigden die namens belanghebbenden optreden in bestuursrechtelijke procedures. Het Hof heeft de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie in overweging genomen bij het nemen van zijn beslissing.