ECLI:NL:GHDHA:2024:183

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
200.330.290/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag door een werkneemster in emotionele toestand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], die haar arbeidsovereenkomst met Belicio Cheatday B.V. heeft opgezegd. De werkneemster heeft na een korte periode van dienstverband, waarin zij te maken kreeg met gezondheidsproblemen, haar ontslag ingediend. Vlak voor het verstrijken van de opzegtermijn wilde zij echter van haar ontslag terugkomen, met de stelling dat zij dit in een emotionele toestand had gedaan. De werkgever, Belicio, betwistte dat er sprake was van een onduidelijke wilsverklaring en stelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd.

De kantonrechter had in eerste aanleg de verzoeken van de werkneemster grotendeels afgewezen, met de overweging dat zij de opzegging daadwerkelijk wilde en dat er geen bewijs was dat zij onder invloed van een geestelijke stoornis handelde. In hoger beroep heeft de werkneemster haar verzoeken herhaald, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de werkneemster in een geestelijke toestand verkeerde die haar wilsverklaring beïnvloedde. Het hof concludeerde dat Belicio gerechtvaardigd kon vertrouwen op de opzegging en dat er geen reden was om aan de geldigheid van de opzegging te twijfelen.

Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en veroordeelde de werkneemster in de kosten van het geding. De zaak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral wanneer werknemers gezondheidsproblemen ervaren, maar ook dat werknemers duidelijk moeten zijn in hun wilsverklaringen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.330.290/01
Zaaknummer rechtbank : 10219424 VZ VERZ 22-14311
Beschikking van 27 februari 2024
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
verzoekster in het principale hoger beroep,
verweerster in het incidentele hoger beroep,
advocaat: mr. M. Shaaban, kantoorhoudende in Rotterdam,
tegen:
Belicio Cheatday B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster in het principale hoger beroep,
verzoekster in het incidentele hoger beroep,
advocaat: mr. Y.M. van Vliet, kantoorhoudende in Heemstede.
Het hof zal partijen hierna [verzoekster] en Belicio noemen.

1.De zaak in het kort

De werkneemster zegt haar arbeidsovereenkomst na ruim twee maanden op met een opzegtermijn van een maand. Vlak voor het verstrijken van de opzegtermijn wil zij van haar opzegging terugkomen. Zij voert aan dat zij de opzegging in emotionele toestand heeft gedaan en dat de werkgever dit had moeten begrijpen. De werkgever is van mening dat de arbeidsovereenkomst wél is geëindigd als gevolg van de opzegging door de werkneemster.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift in hoger beroep, ingekomen op de griffie van het hof op 29 juni 2023, waarmee [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de beschikking van 31 maart 2023 van de kantonrechter Rotterdam;
  • het verweerschrift in hoger beroep van Belicio, tevens verzoekschrift in incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
  • het verweerschrift in incidenteel hoger beroep van [verzoekster] ;
  • de producties 3-5 van Belicio overgelegd ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • twee producties van [verzoekster] , ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegd bij H-formulier van 24 november 2023.
2.2
Op 30 november 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Belicio het incidenteel hoger beroep ingetrokken. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

3.Feiten

3.1
De kantonrechter heeft onder 3.2 tot en met 3.7 van de bestreden beschikking een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat geen geschil, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan.
3.2
Het gaat in deze zaak om het volgende.
i) [verzoekster] is op 1 maart 2022 bij Belicio in dienst getreden. Op 16 mei 2022 heeft zij per 1 juni 2022 ontslag genomen omdat zij ander werk had gevonden.
ii) [verzoekster] is op 4 juli 2022 opnieuw bij Belicio in dienst getreden in de functie van [functie] . Het gaat om een contract voor bepaalde duur voor een periode van één jaar. De arbeidsomvang was 38 uur per week. [verzoekster] verdiende € 2.470,- bruto per maand.
iii) Op 10 september 2022 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld vanwege een migraine aanval.
iv) Op 11 september 2022 heeft [verzoekster] per e-mail laten weten dat zij nog steeds last heeft van migraine. Korte tijd later, op diezelfde dag heeft zij per e-mail ontslag genomen. Zij heeft laten weten dat zij daarvoor meerdere redenen heeft. [verzoekster] schrijft dat het werk voor veel frustratie zorgt en dat zij niet meer gemotiveerd naar haar werk kan gaan:
“Dit heeft zich omgezet naar lichamelijke klachten zoals migraine, misselijkheid, benauwdheid. Voor mij een duidelijke reden om bij Belicio te stoppen.”
v) Belicio heeft direct gereageerd. Zij schrijft in haar e-mail van 11 september 2022:
“Bedankt voor je e-mail. Ik ben blij om te lezen dat wij hier het zelfde over denken. Dit gesprek had ik liever persoonlijk gevoerd aankomende week maar je bent me per mail al voor.
Ik merkte dat wij niet de match zijn waar ik op hoopte toen we de samenwerking startte. (…)
[verzoekster] ik wil je bedanken voor je inzet bij Belicio. (…)
Belangrijk vind ik een positieve afsluiting, je hoeft van mij de volledige maand niet af te maken tenzij je dat zelf wel graag wilt of hier financieel nog op rekent. (…).”
vi) In antwoord daarop schrijft [verzoekster] op 11 september 2022:
“Bedankt voor de snelle respons. Ik ben tot het besluit gekomen om weer voor mezelf te beginnen en mijn eigen succes waar te maken.
(…)
Ik zal mijn maand gewoon nog afmaken (met als einddatum 11-10-2022) en zal uiteraard mijn positieve energie gebruiken op de werkvloer. Echter kom ik wel weer wanneer ik me beter voel. Voor nu pak ik mijn rust totdat de migraine weg is.”
vii) [verzoekster] heeft in de periode 19 tot en met 28 september 2022 verlof opgenomen. Op 29 september 2022 heeft zij haar werkzaamheden hervat. Op 30 september 2022 heeft [verzoekster] zich ziekgemeld. Bij e-mail van 30 september 2022 schrijft zij aan Belicio:
“Vanochtend heb ik telefonisch contact gehad met […] over mijn ziekmelding. Zoals aangegeven ben ik overspannen geraakt.
Helaas waren er twee incidenten op vakantie waardoor ik last heb gekregen van paniekaanvallen. Mijn eerste werkdag gisteren was daarom ook erg moeilijk. Ik was heel erg duizelig en had veel hoofdpijn. Ik heb daarom een uur pauze moeten nemen om überhaupt een beetje te kunnen functioneren.
Afspraak met huisarts staat gepland.
Ik hou jullie op de hoogte.”
viii) Op 1 oktober 2022 was [verzoekster] nog steeds ziek. Op 2 oktober 2022 heeft Belicio per e-mail laten weten het contract die dag te willen beëindigen omdat niet wordt voldaan aan onderlinge afspreken en beleidsregels. Belicio schrijft dat het haar beter lijkt om vroegtijdig te stoppen omdat [verzoekster] “geen positief woordje” meer over heeft voor Belicio en daardoor het team en het bedrijf schaadt.
ix) [verzoekster] heeft bij e-mail van 2 oktober 2022 het volgende geantwoord:
“Wat spijtig om tijdens mijn ziekmelding zo een e-mail te ontvangen. Zeker omdat ik echt wel de intentie had om nog een paar leuke laatste dagen bij Belicio te komen werken zodra ik me beter voelde en het netjes af te sluiten met mijn collega’s waarbij ik een leuke tijd heb gehad. Jammer dat jullie mij dat nu hebben ontnomen.
Aangezien jullie mij per direct hebben ontslagen (na mijn ontslag waarbij einddatum 11-10-2022 zou zijn), heb ik wel het recht om te weten om welke details het gaat (…)”
x) Belicio antwoordt diezelfde dag bij e-mail het volgende:
“Wij vinden het ook zeer spijtig dat we het zo moeten afsluiten. Ook wij hadden graag een positief eind gewenst zoals eerder aangegeven in de mail.
Ik begreep dat je op vakantie last bent gaan krijgen van paniek aanvallen waardoor je nu een aantal dagen al ziek bent. Het lijkt ons daarom niet haalbaar voor jou om de functie [functie] uit te voeren wanneer je met deze problemen kampt. Het gaat nu enkel om een laatste werkweek en om deze reden leek het ons beter jou de volledig rust te geven dan in 1 laatste week alle [functie] taken nog op je te nemen wat wij niet als haalbaar zien.”
xi) Bij e-mail van 10 oktober 2022 schrijft [verzoekster] aan Belicio:
“Ik wil jullie laten weten dat ik mijn opzegging wil terugdraaien. Ik heb de keuze gemaakt in een emotionele staat. Graag zou ik een afspraak willen maken bij de bedrijfsarts.”
[verzoekster] heeft diezelfde dag eveneens per e-mail aan Belicio een uitvoerige toelichting op deze beslissing gegeven.
xii) Belicio heeft bij e-mail van 18 oktober gereageerd:
“De positie is natuurlijk allang gevuld nadat jij ruim een maand geleden ontslag nam en de [functie] taken niet meer uitvoerde. Je hebt lang nagedacht over de keus om te stoppen bij ons en om toch weer voor jezelf te beginnen. Je hebt dit in meerdere gesprekken (vele malen eerder dan jouw ingediende ontslag) al aangegeven waardoor jouw keuze om te stoppen bij Belicio niet uit een onverwachte hoek kwam. Je heb hier lang en goed over nagedacht. Er is geen basis meer voor een verdere samenwerking zo blijkt uit eerder email contact en daarom blijft jouw ingediende ontslag van kracht. Je sleutels en werkkleding zijn al geruime tijd geleden ingeleverd wat mede aantoont dat er geen enkele intentie meer was om terug te keren.”
3.3
[verzoekster] heeft in deze procedure (samengevat weergegeven) het volgende verzocht:
  • Primair: een verklaring voor recht dat zij de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd, althans dat aan die opzegging geen rechtsgevolg toekomt, met doorbetaling van loon (te verhogen met 50% wettelijke verhoging), en toelating van [verzoekster] tot de werkzaamheden.
  • Subsidiair(voor zover geoordeeld wordt dat het dienstverband is geëindigd): betaling van een vergoeding voor onregelmatige opzegging ten belope van het loon over de periode 11 september 2022 tot en met 31 oktober 2022, betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van het loon over de periode 1 september 2022 tot 1 juli 2023, betaling van de transitievergoeding en betaling van een bedrag van € 997,50 bruto (zijnde 66,5 uren die Belicio ten onrechte in mindering heeft gebracht op het loon van [verzoekster] ).
3.4
De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoekster] grotendeels afgewezen, omdat uit de omstandigheden kan worden afgeleid dat [verzoekster] de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wilde opzeggen en omdat niet is gebleken dat [verzoekster] de gevolgen van de ontslagname niet overzag en evenmin is gebleken dat zij onder invloed van een tijdelijke geestelijke stoornis of hevige gemoedsbeweging handelde. De kantonrechter heeft wel een bedrag van € 615,60 bruto aan salaris toegewezen omdat tijdens de zitting bleek dat Belicio de laatste week van de arbeidsovereenkomst nog niet had betaald. Het verzoek om betaling van € 997,50 bruto is toegewezen omdat Belicio niet heeft toegelicht hoe het precies met de 66,5 min-uren zat.

4.Beoordeling in hoger beroep

4.1
[verzoekster] heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking. Zij vraagt het hof alsnog haar verzoeken toe te wijzen, met uitzondering van het verzoek om weer tot haar werkzaamheden te worden toegelaten. Belicio heeft de grieven van [verzoekster] betwist. Zij heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter over de min-uren, maar heeft dit beroep tijdens de mondelinge behandeling weer ingetrokken.
4.2
Met grief 1 voert [verzoekster] aan dat haar wil nooit gericht is geweest op beëindiging van haar dienstverband. Zij verkeerde in een emotionele toestand en haar verklaring stemde niet overeen met haar wil. Toen [verzoekster] op 11 september 2022 ontslag nam, kampte zij met een aantal klachten die alle gerelateerd waren aan haar werkzaamheden. De klachten waren volgens haar het gevolg van de werkdruk en de gebrekkige communicatie. De huisarts heeft aangegeven dat [verzoekster] klachten heeft die passen bij een burn-out. [verzoekster] heeft naar eigen zeggen niet goed nagedacht over haar ontslag. Zij voert aan dat het in het kader van goed werkgeverschap op de weg van Belicio had gelegen met haar in gesprek te gaan. Belicio had moeten onderzoeken of [verzoekster] werkelijk ontslag wilde nemen, te meer nu Belicio bekend was met de medische klachten van [verzoekster] . Zij had [verzoekster] ook moeten informeren over de verstrekkende financiële gevolgen van haar keuze, aldus [verzoekster] .
4.3
Het hof overweegt als volgt. [verzoekster] beroept zich erop dat haar verklaring dat zij ontslag nam, niet overeenstemde met haar wil (art. 3:33 BW). [verzoekster] is van mening dat haar geestvermogens op het moment van ontslagname gestoord waren en dat die stoornis een redelijke waardering van haar belangen belette, zodat moet worden aangenomen dat er een discrepantie tussen wil en verklaring bestond (art. 3:34 BW). Volgens [verzoekster] mocht Belicio in de gegeven omstandigheden haar verklaring redelijkerwijze niet opvatten als een ontslagname (art. 3:35 BW).
4.4
In het geval een werknemer ontslag neemt is voor een geslaagd beroep op art. 3:35 BW door de werkgever het volgende van belang. De beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer heeft zo ernstige gevolgen dat zijn bedoeling daartoe niet te spoedig door de werkgever mag worden aangenomen. Daarom is een duidelijke en ondubbelzinnige op beëindiging gerichte wilsverklaring van de werknemer vereist. Onder omstandigheden moet de werkgever zich er verder met redelijke zorgvuldigheid van vergewissen dat de werknemer inderdaad de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft beoogd. De werkgever dient dan te onderzoeken of de werknemer wel werkelijk wil wat hij heeft verklaard.
4.5
Belicio heeft betwist dat [verzoekster] op 11 september 2022 niet de wil had om ontslag te nemen. Zij heeft ook betwist dat [verzoekster] leed aan een (tijdelijke) storing van haar geestvermogens en betwist dat er een discrepantie was tussen haar wil en haar verklaring. Belicio voert tot slot aan dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [verzoekster] op 11 september 2022 werkelijk ontslag wilde nemen.
4.6
Gezien deze betwistingen van Belicio, ligt het op de weg van [verzoekster] om te bewijzen dat zij op 11 september 2022 leed aan een (tijdelijke) geestelijke stoornis en dat zij onder invloed van die stoornis aan Belicio heeft meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst opzegt. Hoewel de ontslagname nadelig was voor [verzoekster] – zo had zij als gevolg van de ontslagname geen recht op een uitkering – is het hof van oordeel dat [verzoekster] niettemin onvoldoende heeft onderbouwd dat haar geestvermogens op 11 september 2022 waren gestoord. Weliswaar heeft [verzoekster] in hoger beroep een behandelplan overgelegd, waaruit volgt dat zij in 2022 te kampen had met psychische problemen, maar daaruit blijkt niet dat zij op 11 september 2022 niet in staat was tot een redelijke waardering van haar bij de opzegging betrokken belangen of dat de opzegging onder invloed van een stoornis is gedaan. De omstandigheid dat [verzoekster] psychische problemen had, leidt immers niet automatisch tot de gevolgtrekking dat de ontslagname onder invloed van die problemen is gedaan of dat [verzoekster] als gevolg van deze psychische problemen onvoldoende oog had voor het belang van voortzetting van de arbeidsovereenkomst met Belicio. [verzoekster] heeft bovendien verzuimd te onderbouwen dat de geeststoornis tot en met 10 oktober 2022 heeft geduurd en dat zij dus niet eerder dan op 10 oktober 2022 tot het inzicht heeft kunnen komen dat haar ontslagname niet in overeenstemming was met haar wil.
4.7
Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat [verzoekster] in een overspannen toestand ontslag heeft genomen, en er sprake was van een discrepantie tussen haar wil en haar verklaring, dan kan haar dat niet baten. [verzoekster] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd waarom dit voor Belicio duidelijk had moeten zijn. In dit verband is van belang dat [verzoekster] in de e-mail van 11 september 2022 de arbeidsovereenkomst in duidelijke bewoordingen heeft opgezegd en de opzegging met redenen heeft omkleed. Belicio heeft direct op die opzegging gereageerd, waarna [verzoekster] in haar volgende e-mail antwoordde: ´Bedankt voor de snelle respons. Ik ben tot het besluit gekomen om weer voor mezelf te beginnen en mijn eigen succes waar te maken. (…) Ik zal mijn maand gewoon nog afmaken (met als einddatum 11-10-2022) en zal uiteraard mijn positieve energie gebruiken op de werkvloer.” Deze e-mail wijst geenszins op een overspannen toestand. Dat [verzoekster] op dat moment ziek thuis was, te kennen gaf gefrustreerd te zijn door de werkomstandigheden en liet weten dat dit invloed had op haar gezondheid, betekent evenmin dat er voor Belicio reden was om te twijfelen over de werkelijke wil van [verzoekster] . Verder is van belang dat partijen in de periode 11 september 2022 – 9 oktober 2022 nog een aantal keren over het aanstaande ontslag hebben gesproken, zonder dat [verzoekster] te kennen heeft gegeven dat zij toch geen ontslag wilde nemen. Integendeel, [verzoekster] heeft bij e-mail van 2 oktober 2022 nog geschreven dat zij tot dan toe de intentie had om nog een paar leuke laatste dagen bij Belicio te komen werken en het netjes af te sluiten. [verzoekster] heeft begin oktober 2022 haar werkspullen ingeleverd en Belicio heeft een vervangende kracht aangenomen. Onder deze omstandigheden mocht Belicio gerechtvaardigd erop vertrouwen dat [verzoekster] werkelijk ontslag wilde nemen en kon niet van haar worden verlangd dat zij nader onderzoek zou doen, bijvoorbeeld door het inschakelen van een arbo-arts.
4.8
Tot slot heeft Belicio aangevoerd dat [verzoekster] meermaals te kennen heeft gegeven weer voor zichzelf te willen beginnen en dat zij op die mededeling heeft vertrouwd. [verzoekster] schrijft ook met zoveel woorden in de e-mailwisseling van 11 september 2022 dat zij het besluit heeft genomen om weer voor zichzelf te beginnen. Belicio mocht er redelijkerwijs op vertrouwen dat dit besluit van [verzoekster] om voor zichzelf te beginnen verband hield met haar beslissing om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en dat zij dus geen nadeel van haar opzegging te verwachten had. Ook dit wijst erop dat van Belicio niet kon worden verlangd dat zij onderzoek zou doen naar de vraag of [verzoekster] werkelijk ontslag wilde nemen.
4.9
Kortom, [verzoekster] heeft de arbeidsovereenkomst in duidelijke bewoordingen opgezegd en er is onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat zij haar beslissing in overspannen toestand heeft genomen waardoor er een discrepantie bestond tussen haar wil en haar verklaring. In de gegeven omstandigheden was er voor Belicio onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door [verzoekster] geuite wens om de arbeidsovereenkomst te beëindigen; Belicio mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [verzoekster] de wil had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en behoefde daar geen nader onderzoek naar te doen. De conclusie is dat de eerste grief faalt.
4.1
Met grief 2 klaagt [verzoekster] dat Belicio de arbeidsovereenkomst op onregelmatige wijze heeft beëindigd. Zij is van mening dat de kantonrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat [verzoekster] heeft ingestemd met het einde van haar dienstverband op 11 oktober 2022, in afwijking van het bepaalde in art. 7:672 lid 1 BW. Deze klacht is ongegrond. Het is [verzoekster] geweest die voor het eerst de einddatum van 11 oktober 2022 in de e-mailwisseling heeft genoemd. Belicio heeft met die einddatum ingestemd. Partijen waren het er dus over eens dat het dienstverband op 11 oktober 2022 zou eindigen. Nu art. 7:672 lid 1 BW van regelend recht is, is het verwijt aan het adres van Belicio dat Belicio onregelmatig heeft opgezegd, onterecht.
4.11
Verder klaagt [verzoekster] in de toelichting op de tweede grief dat Belicio op 2 oktober 2022 heeft besloten de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen. Volgens [verzoekster] is dit in ieder geval een onregelmatige opzegging.
4.12
Dat Belicio de arbeidsovereenkomst op 2 oktober 2022 onregelmatig heeft opgezegd, is een nieuwe stelling in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] toegelicht dat de onregelmatige opzegging op 2 oktober 2022 ertoe zou moeten leiden dat Belicio wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor onregelmatige opzegging ten belope van het loon over de periode 10/11 september 2022 tot en met 31 oktober 2022.
4.13
Het verzoek om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging is gebaseerd op art. 7:677 lid 4 BW. Ingevolge art. 7:686a BW vervalt de bevoegdheid om een verzoekschrift op basis van die bepaling bij de kantonrechter in te dienen, twee maanden na de dag dat de overeenkomst is geëindigd. Het verzoek van [verzoekster] dat voor het eerst in hoger beroep wordt ingediend is dus te laat. Weliswaar heeft [verzoekster] in eerste aanleg ook al een verzoek ex art. 7:677 lid 4 BW ingediend, maar dat verzoek zag op de opzegging per 11 oktober 2022, die (als gezegd) volgens [verzoekster] ook onregelmatig was. Kortom, de bevoegdheid om alsnog een verzoek in te dienen dat is gegrond op een onregelmatige opzegging per 2 oktober 2022 is komen te vervallen.
4.14
Overigens, ook als de bevoegdheid niet was komen te vervallen, heeft [verzoekster] onvoldoende onderbouwd waarom de e-mail van 2 oktober 2022 is aan te merken als een opzegging en niet – zoals Belicio stelt – als een vrijstelling van werk gedurende de laatste week van de arbeidsovereenkomst. Ook om die reden heeft [verzoekster] geen succes met deze stelling.
4.15
De conclusie is dat grief 2 faalt.
4.16
Tot slot klaagt [verzoekster] in grief 3 dat de kantonrechter haar geen transitievergoeding en billijke vergoeding heeft toegekend. Zij is van mening dat Belicio ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [verzoekster] heeft aangevoerd dat zij werkgerelateerde medische klachten heeft opgelopen gedurende haar dienstverband en dat heeft Belicio niet heeft onderzocht of [verzoekster] werkelijk ontslag wilde nemen, wat rechtvaardigt dat Belicio haar een transitievergoeding en een billijke vergoeding betaalt.
4.17
[verzoekster] heeft haar stellingen niet met (medische) stukken onderbouwd. Uit het door haar overgelegde behandelplan volgt niet dat zij als gevolg van haar werkzaamheden bij Belicio psychische problemen heeft gekregen of dat bestaande psychische problemen zijn verergerd. Haar stelling dat Belicio ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door na te laten te onderzoeken of zij daadwerkelijk ontslag wilde nemen, faalt eveneens. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft Belicio haar onderzoeksplicht niet verzaakt. Grief 3 is dus ook ongegrond.
4.18
De conclusie is dat het principaal hoger beroep niet gegrond is. De bestreden beschikking zal dus worden bekrachtigd en [verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dat beroep. Belicio zal niet-ontvankelijk van het incidenteel hoger beroep en zal worden veroordeeld in de kosten daarvan.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart Belicio niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde incidentele hoger beroep;
  • bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter Rotterdam van 31 maart 2023;
  • veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Belicio tot op heden begroot op € 2.135,- aan verschotten en € 2.366,- aan salaris advocaat;
  • veroordeelt Belicio in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 591,50 aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A. Joustra, M.D. Ruizeveld en A.J.P. van Beurden en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.