ECLI:NL:GHDHA:2024:1780
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan [A B.V.] is opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 30 januari 2021, en na bezwaar en beroep bij de Rechtbank Rotterdam, werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De belanghebbende stelde dat de redelijke termijn pas eindigt op het moment dat de uitspraak door hem is ontvangen, maar het Hof oordeelde dat de termijn eindigt op het moment van de uitspraak zelf. De Rechtbank had terecht geoordeeld dat de redelijke termijn niet was overschreden, aangezien de uitspraak binnen de gestelde termijn van twee jaar na ontvangst van het bezwaarschrift was gedaan. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals het verzoek om proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.