Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
advocaat: mr. J.B. Craanen, kantoorhoudend in Nieuwerkerk aan den IJssel.
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaardingen van 24 oktober 2022, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het eindvonnis (hierna: het eindvonnis) van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, van 16 september 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellante] als (een van de) gedaagde(n) en [geïntimeerde 1] c.s. als eisers;
- het arrest van dit hof van 21 maart 2023, waarin een enkelvoudige mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 7 juli 2023;
- de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] c.s., met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Partijen in hoger beroep
grief I en deels ook met grief IVkomt [appellante] op tegen de ontvankelijkheid van [geïntimeerde 1] c.s. in hun vorderingen. [appellante] stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] niet op de hoogte waren/zijn van de onderhavige procedure, dat [geïntimeerde 2] geen toestemming heeft gegeven deze procedure namens hem te voeren en dat de nalatenschap van erflater reeds eind juni 2021 was verdeeld en tot een einde is gekomen, op grond waarvan [geïntimeerde 1] c.s. niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
“hier absoluut niet mee eens”is en niet toestaat
“dat er mede in mijn naam proces gevoerd word”tegen [appellante] en op twee door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van [geïntimeerde 2] van juli 2023, waarin hij onder meer verklaart dat [geïntimeerde 1] deze procedure
“absoluut niet namens”hem voert, dat erflater
“het hier ook niet mee eens zou zijn”en dat erflater
“tot zijn laatste dag bij zijn volle verstand was”.Ook wijst zij op een door haar in het geding gebrachte akte van verdeling ter zake de nalatenschap van erflater en een door haar overgelegde e-mail van [geïntimeerde 1] van 29 juni 2021 aan [geïntimeerde 2] waarin hij laat weten dat hij de akte van verdeling
“inmiddels van een ieder getekend retour”heeft ontvangen en dat 30 juni 2021 het in de akte van verdeling vermelde bedrag op de rekening van de deelgenoten wordt bijgeschreven.
“Uit de tekst van de vordering blijkt dat [geïntimeerde 1] [c.s.; toevoeging hof] zichzelf als rechthebbend beschouwen op de vordering”en
“De vorderingen zoals die derhalve in eerste aanleg aanhangig is gemaakt, te wetendoor de erfgenamen zelf(…)”.
“geen executeur benoemd”heeft. Gesteld noch anderszins gebleken is dat daartoe een verplichting bestond.
grieven II, III en IVricht [appellante] zich tegen de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. tot het vergoeden van schade wegens misbruik van omstandigheden en in het verlengde daarvan onrechtmatige daad. Deze grieven raken de kern van het geschil en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
“Depressie, fobieën, PTSS door overval, zeer eenkennig, duizelig hierdoor niet stabiel, stofallergie, slecht gehoor, beperkt sociaal netwerk, hart, winterperiode verslechtert meestal zijn welbevinden”. In de aanvraag waarop de toekenning van de (sociale) begeleiding is gebaseerd, staat - zo hebben [geïntimeerde 1] c.s. verklaard en heeft [appellante] ter gelegenheid van de meervoudige mondelinge behandeling bevestigd - onder meer vermeld dat erflater een kwetsbare oudere is, dat het nodig is dat er regelmatig iemand bij hem komt, om te kijken hoe het gaat en dat hij niet meer zelf alles kan regelen.
grief Vkomt [appellante] op tegen de toewijzing van de door [geïntimeerde 1] c.s. gevorderde beslagkosten ten bedrage van € 972,50.
7.Beslissing
- bekrachtigt de bestreden vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, van 17 juni 2022 en 16 september 2022;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. begroot op € 3.095,00;
- bepaalt dat als [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellante] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,00;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.