Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant] ,
[appellante],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- de dagvaarding van 6 september 2022 waarmee [appellant] c.s. in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2022;
- de memorie van grieven van [appellant] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens houdende grieven in incidenteel hoger beroep, van [geïntimeerde 1] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van [appellant] c.s., met bijlagen;
- de akte overlegging producties HB4 tot en met HB18 van [appellant] c.s.;
- de akte overlegging producties AW en AX van [geïntimeerde 1] c.s.
3.Feitelijke achtergrond
4.De procedure voor de rechtbank
primair1. voor recht verklaart dat hij eigenaar is van de omstreden strook grond;
2. [geïntimeerde 1] c.s. op straffe van een dwangsom veroordeelt tot verwijdering, binnen 48 uur, van het in 2017 aangebrachte hek en herstel van de omstreden strook grond in de toestand van voor de plaatsing van het hek, een en ander in overleg en onder toezicht van [appellant] c.s.;
3. [geïntimeerde 1] c.s. op straffe van een dwangsom verbiedt zonder voorafgaande toestemming de omstreden strook grond en het overige deel van het perceel [kadnr1] te betreden;
4. [geïntimeerde 1] c.s. veroordeelt tot betaling van € 2.000,- ter vervanging van de in 2017 onrechtmatig verwijderde beplanting op de omstreden strook grond;
5. [geïntimeerde 1] c.s. veroordeelt tot betaling van € 2.000,- aan immateriële schade wegens gederfd woongenot;
subsidiair6. [geïntimeerde 1] c.s. veroordeelt tot betaling van de kosten van de aanleg van de beschoeiing en de golfbrekers om de omstreden strook grond.
(i)
primairdoor levering door [betrokkene 2] in 1992, waarbij [betrokkene 2] of een rechtsvoorganger eigenaar van de strook is geworden door:
[a] natuurlijke aanwas in de zin van artikel 5:29 BW; of
[b] verkrijgende verjaring te goeder trouw;
(ii)
subsidiairverkrijgende verjaring te goeder trouw na levering; of
(iii)
meer subsidiairextinctieve verjaring na levering.
1. [appellant] c.s. op straffe van een dwangsom veroordeelt tot verwijdering van de in 2011 aangebrachte beschoeiing en golfbrekers, zodanig dat de omstreden strook grond de vorm en omvang krijgt die het tussen 1997 en 2011 had;
2. [appellant] c.s. op straffe van een dwangsom verbiedt zich ten nadele van het perceel van [geïntimeerde 1] c.s. grond of water toe te eigenen;
3. [geïntimeerde 1] c.s. veroordeelt tot:
-
primairteruglevering van de omstreden strook grond;
-
subsidiairbetaling van € 1.500,- per vierkante meter, te vermeerderen met de daadwerkelijke proceskosten van de procedure in kort geding en van de onderhavige procedure;
bij wijze van vergoeding van schade uit onrechtmatige daad.
- Met betrekking tot de primaire vorderingen oordeelde de rechtbank dat [appellant] c.s. noch door levering noch door verjaring eigenaar is geworden van de omstreden strook grond.
- Daarmee kwam de rechtbank toe aan de subsidiaire vordering, die zij eveneens heeft afgewezen.
- Wat de proceskostenveroordeling betreft oordeelde de rechtbank dat zij de door [geïntimeerde 1] c.s. gevorderde daadwerkelijke proceskosten niet kon toewijzen, omdat (i) die vordering deel uitmaakt van de voorwaardelijke vorderingen in reconventie, (ii) in kort geding al veroordelingen zijn uitgesproken met betrekking tot de daarmee samenhangende proceskosten, en (iii) in de onderhavige procedure niet is voldaan aan de daarvoor geldende hoge drempel.
5.De vorderingen in hoger beroep
primair[appellant] c.s. veroordeelt in de daadwerkelijke kosten van de procedure in kort geding en van de bodemprocedure, tot 1 januari 2023 vastgesteld op € 105.134,97 en daarna op grond van facturen vast te stellen;
subsidiair[appellant] c.s. veroordeelt in de proceskosten, vast te stellen volgens het liquidatietarief VIII;
meer subsidiair[appellant] c.s. veroordeelt in de proceskosten;
in alle gevallen met nakosten en rente vanaf veertien dagen na betekening.
Aan deze vorderingen heeft [geïntimeerde 1] c.s. ten grondslag gelegd dat [appellant] slechts bezitter te kwader trouw van de omstreden strook grond kan zijn geweest, althans niet te goeder trouw, en dat [appellant] c.s. met het kort geding en deze bodemprocedure evident kansloze vorderingen heeft ingesteld, waardoor hij misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
(i) de afwijzing van de vordering tot veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten van het kort geding en de bodemprocedure;
(ii) de vaststelling dat [appellant] c.s. in 2011 de beschoeiing uit 1997 heeft laten vernieuwen; en
(iii) de compensatie van de proceskosten in reconventie.
6.Beoordeling
Eigendom van de omstreden strook grond
(i) de strook die is gelegen tussen de kadastrale erfgrens en de oeverlijn ten tijde van de in 3.5 bedoelde levering, waar [appellant] c.s. in 1997 een beschoeiing heeft laten aanleggen dan wel vernieuwen (hierna: de [strook nr x] ); en
(ii) de aan de buitenzijde van die strook gelegen strook waarop [appellant] c.s. in 2011 een nieuwe beschoeiing heeft laten aanleggen (hierna: de strook 2011).
De stellingen die [appellant] c.s. bij de rechtbank en nu in hoger beroep ten grondslag legt aan zijn vorderingen hebben alleen betrekking op de [strook nr x] . Het hof zal daarom hierna, als het om die vorderingen van [appellant] c.s. gaat, alleen verwijzen naar de [strook nr x] . De eigendom van de strook 2011 zal het hof daarna behandelen, als het gaat om de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s.
- ten opzichte van 1832 heeft de oever zich in 1886 landuitwaarts verplaatst;
- in 1886 viel die oever, ter hoogte van wat nu strook 19997 is, samen met de kadastrale grens;
- op de meest recente kadastrale kaart, uit 1992, ligt de kadastrale grens ter hoogte van de [strook nr x] op dezelfde lijn als daar waar die in 1886 is getekend;
- na 1886 heeft de oever zich tot 1943 verder landuitwaarts verplaatst, en heeft zich daarna tot 1997 weer iets landinwaarts teruggetrokken.
In 1997 heeft [appellant] c.s. ter plekke voor het eerst een beschoeiing laten aanleggen, waardoor de oever is gefixeerd op de plek waar hij nu nog steeds ligt. In 1992 heeft [betrokkene 2] daarom volgens [appellant] c.s. aan deze laatste het perceel [kadnr1] geleverd met de gehele landtong, met inbegrip van de [strook nr x] .
- Voor zover [appellant] c.s. daarmee de vergoeding voor ogen heeft gehad van nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, heeft hij niet gesteld dat sprake is van een van de daarvoor limitatief geregelde gevallen van artikel 6:106 BW.
- Voor zover hij daarmee daarentegen vergoeding van vermogensschade heeft bedoeld te vorderen, oordeelt het hof dat het oppervlak van de [strook nr x] (volgens partijen ca. 66 m2, dat wil zeggen 0,66 are) dermate klein is ten opzichte van dat van het kadastraal perceel [kadnr1] (volgens de notariële aktes uit 1970 en 1992 tweeënzeventig are vijf centiare), dat die vermogensschade verwaarloosbaar is.
dagvaarding € 123,56
7.Beslissing
- bepaalt dat als [geïntimeerde 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan de hiervoor uitgesproken proceskostenveroordeling heeft voldaan en [appellant] c.s. hem vervolgens dit arrest heeft laten betekenen, [geïntimeerde 1] c.s. hoofdelijk de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- bepaalt dat als [appellant] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan de hiervoor uitgesproken proceskostenveroordeling heeft voldaan en [geïntimeerde 1] c.s. hem vervolgens dit arrest heeft laten betekenen, [appellant] c.s. hoofdelijk de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.