Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 3 augustus 2022, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:5039);
- het anticipatie exploot van 8 augustus 2022 waarmee Scandica [appellant 1] c.s. heeft opgeroepen om op 16 augustus 2022 te verschijnen in het geding voor het hof;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met één bijlage;
- de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep van Scandica, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van [appellant 1] c.s. met bijlagen.
3.Feitelijke achtergrond
[naam] (hierna: [naam] ) is de Ultimate Beneficial Owner van Scandica.
[appellant 1] is van 18 september 2008 tot 23 november 2020 statutair directeur van Scandica geweest. In die hoedanigheid had [appellant 1] de beschikking over de bankrekeningen van Scandica.
4.Het geding in eerste aanleg
voor recht wordt verklaard
primair: dat [appellant 1] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige door Scandica geleden en nog te lijden schade;
subsidiair: dat [appellant 1] aansprakelijk is voor de volledige schade terwijl [appellant 2] en [appellant 3] ieder aansprakelijk zijn voor een gedeelte daarvan;
met hoofdelijke veroordeling van [appellant 1] c.s. tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente,onder bepaling van een voorschot,kosten rechtens.
met veroordeling van [appellant 1] tot betaling aan Scandica van een voorschot op de schadevergoeding van € 800.000,--, verminderd met hetgeen reeds is voldaan en te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [appellant 1] c.s. in de kosten van de procedure.
De vordering in reconventie heeft de rechtbank afgewezen, met verwijzing van [appellant 1] c.s. in de kosten van de procedure.
5.Beoordeling in hoger beroep
Niet-ontvankelijkheid van [appellant 1] en [appellant 3]
De grief met betrekking tot de proceskostenveroordeling in reconventie leidt voor zover deze [appellant 3] betreft, niet tot een ander oordeel. Deze grief kan niet als een zelfstandige grief worden beschouwd omdat er geen grieven zijn aangevoerd die ertoe zouden kunnen leiden dat de veroordeling in de proceskosten ten onrechte is uitgesproken.
Nu schadevergoeding wordt gevorderd op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, is niet vereist dat Scandica in deze procedure bewijst dat zij schade heeft geleden, voldoende is dat Scandica de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden aannemelijk maakt (HR 8 april 2005,ECLI:NL:HR:2005:AR7435).
De bewijsaanbiedingen van [appellant 1] c.s. en Scandica dienen te worden gepasseerd omdat zij niet voldoen aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. Daarnaast dienen zij als te vaag – nu ze onvoldoende duidelijk zijn betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen – dan wel niet ter zake dienende - nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven - te worden gepasseerd.
6.Beslissing
- verklaart [appellant 1] en [appellant 3] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2022;
- veroordeelt [appellant 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van Scandica tot aan deze uitspraak bepaald op € 783,-- aan griffierecht en € 2.366,-- aan salaris advocaat (2 punten, tarief II);
- compenseert de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.