ECLI:NL:GHDHA:2024:1456

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
200.339.296/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet van een werknemer door de werkgever

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet van [verzoeker] door zijn werkgever, Ille Papier-Service NL B.V. De zaak is ontstaan na een conflict over de uitvoering van werkzaamheden en de weigering van [verzoeker] om een opdracht van zijn werkgever op te volgen. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] op 20 juli 2023 niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van zijn directeur om terug te keren naar Zoetermeer voor het laden van bestellingen, wat door de werkgever werd gezien als werkweigering. De directeur had [verzoeker] gewaarschuwd dat dit zou leiden tot ontslag op staande voet. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de aard van de werkzaamheden en de afhankelijkheid van de werkgever van zijn chauffeurs. Het hof concludeert dat de weigering van [verzoeker] om de opdracht uit te voeren een dringende reden vormde voor ontslag op staande voet. De kantonrechter had eerder de verzoeken van [verzoeker] om het ontslag te vernietigen afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Tevens is [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.339.296/01
Zaak-/rekestnummer rechtbank : 10712420 \ RP VERZ 23-50567
beschikking van 13 augustus 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. C.I.M. Molenaar te Volendam,
tegen
Ille Papier-Service NL B.V.,
gevestigd te Goes,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Ille,
advocaat: mr. A.J.K. Fluit te Goes.

1.De zaak in het kort

In deze zaak moet worden beoordeeld of het ontslag op staande voet van [verzoeker] door Ille rechtsgeldig is. Het hof komt evenals de kantonrechter tot het oordeel dat het ontslag rechtsgeldig is.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ter griffie ingekomen op 8 maart 2024 is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 12 december 2023 (hierna: de bestreden beschikking). Ille heeft een verweerschrift ingediend dat op 24 mei 2024 is ontvangen ter griffie van het hof.
2.2
Op 14 juni 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen zijn met hun advocaten ter zitting verschenen, Ille is tijdens de zitting bijgestaan door mr. E.P.E. Fluit. Beide advocaten hebben het woord gevoerd, mr. Molenaar aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd. Van die zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.

3.Feitelijke achtergrond

De kantonrechter heeft in de beschikking onder 2 (2.1 t/m 2.3) een aantal feiten vermeld. [verzoeker] stelt dat de kantonrechter de feiten onvolledig heeft weergegeven. De kantonrechter was echter niet gehouden alle feiten te vermelden. Dat neemt niet weg dat het hof rekening zal houden met wat [verzoeker] in aanvulling op de vastgestelde feiten heeft aangevoerd. Omdat de juistheid van de door de kantonrechter (wel) vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil is, zal ook het hof deze feiten tot uitgangspunt nemen. Zij worden voor zover relevant aangevuld met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1
Ille exploiteert een bedrijf dat zeep- en (toilet-)papierdispensers levert aan klanten, waaronder hotels, en de bijbehorende (onderhouds-)service verleent.
3.2
[verzoeker], geboren op [geboortedag] 1983, is op 20 maart 2023 in dienst getreden van Ille in de functie van chauffeur/monteur, tegen een salaris van € 2.200,00 (bruto) per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
3.3
Wanneer een chauffeur een meerdaagse route langs klanten van Ille dient te rijden, bepaalt Ille in sommige gevallen dat de chauffeur - op kosten van Ille - overnacht in een hotel. Een medewerker van Ille boekt dan een hotelkamer in een hotel van een klant van Ille. De kosten daarvan bedragen ongeveer € 100,- per overnachting.
3.4
[verzoeker] was na één overnachting in een dergelijk hotel ontevreden over de kwaliteit van de hotelkamer en heeft daarna enkele keren zelf een - aanzienlijk duurdere - kamer geboekt in een Van der Valk-hotel. Van der Valk is geen klant van Ille. Ille ging daarmee niet akkoord en [de directeur], directeur van Ille (hierna: [de directeur]) heeft [verzoeker] herhaaldelijk daarop aangesproken.
3.5
[verzoeker] diende op 18 en 19 juli 2023 een meerdaagse route te rijden in het oosten van het land. Op 17 juli 2023 had [verzoeker] opnieuw zelf een hotelkamer geboekt bij een Van der Valk-hotel voor de nacht van 18 op 19 juli 2023. Bij aankomst in dat hotel op de avond van 18 juli 2023 bleek hem dat Ille de kosten van deze overnachting niet (vooraf) had voldaan. [verzoeker] is die avond teruggekeerd naar zijn woonplaats Volendam om daar te overnachten en is op 19 juli 2023 ’s ochtends weer naar het oosten van het land gereden om de route aldaar af te maken.
3.6
Ook op 20 juli 2023 reed [verzoeker] in het oosten van het land om bestellingen te bezorgen. Op die dag heeft [de directeur] [verzoeker] herhaaldelijk, zowel telefonisch als per WhatsAppbericht, opdracht gegeven om - direct - naar het bedrijf in Zoetermeer terug te keren om bestellingen te laden en vervolgens bij klanten in Amsterdam af te leveren (hierna: de opdracht). [verzoeker] heeft dat herhaaldelijk geweigerd en heeft, kort samengevat, tegen [de directeur] gezegd dat hij die dag de resterende bestellingen van zijn meerdaagse route in het oosten van het land ging afleveren.
3.7
In een WhatsAppbericht van 20 juli 2023 om 09.43 uur heeft [de directeur] aan [verzoeker] bericht:
“Beste [verzoeker], ik ga er vanuit dat je straks in Zoetermeer bent ik heb je uitgelegd waarom er zijn klanten die wachten op ons. Ik heb je 2 keer gevraagd om naar Zoetermeer te komen en je weigert dat kan natuurlijk niet dat is werkweigering. Ik stel je hierbij schriftelijk nog 1 maal de vraag om naar Zoetermeer te komen en de route die voor vandaag gepland stond te komen laden. Mvg [de directeur]”.
Daarop heeft [verzoeker] om 10.09 uur geantwoord:
“Ik heb ook afspraken vandaag en morgen met klanten in deze route gemaakt! Die verwachten mij.”.
en om 10.10 uur:
“Ik doe gewoon me werk!”.
en om 10.14 uur:
“En nogmaals ik weiger niks!!!! Ik ben gewoon met me werk bezig maar omdat jij zelf keer op keer een probleem maakt van een overnachting bij van der Valk en ook daarbij nog vermelden dat je dan bedragen van me Salaris in gaat houden.”.
en om 10.18 uur:
“En ik zie dit als een bedreiging schriftelijk de vraag stellen om terug te komen omdat ik volgens jou aan werkweigering zou voldoen? Nogmaals ik doe gewoon me werk!!!!”.
Daarop heeft [de directeur] om 10.56 uur aan [verzoeker] bericht:
“Beste [verzoeker] je blijkt toch door te rijden terwijl ik je 3 keer heb gevraagd terug naar Zoetermeer te komen. Dit is de laatste keer dat ik het vraag terug naar Zoetermeer te rijden ben je er niet binnen 2 uur dan volgt helaas ontslag op staande voet.”.
Om 16.31 uur heeft [de directeur] aan [verzoeker] het volgende bericht gestuurd:
“Beste [verzoeker],
Het is nu donderdag 20 juli 16.30 uur ik heb je niet meer in Zoetermeer gezien terwijl ik je dat diverse keren heb opgedragen. Dit betekend dat je op staande voet ontslagen bent. Je kunt de eigendommen van Ille morgen terugbrengen naar Zoetermeer. (…)”
Bij brief van 20 juli 2023 heeft [de directeur] aan [verzoeker] bericht:
“Nadat je vandaag, ondanks meerdere waarschuwingen, niet terug bent gekomen naar Zoetermeer om je werk te doen ben je op staande voet ontslagen.
Nadat je dinsdag en woensdag een overnachtingsroute had zou je donderdag een route Amsterdam rijden. In de route Amsterdam zaten veel klanten die gebeld hadden en waar we gezegd hebben dat de chauffeur komt. Ik zag je echter niet in Zoetermeer op donderdagochtend. Toen ik je belde heb je verteld dat je nog klanten ging rijden in het oosten van Nederland zonder dat met iemand te overleggen.
Ik heb je zowel mondeling als per app gevraagd naar Zoetermeer te komen om de route Amsterdam te komen laden zoals gepland. Je hebt een aantal keer geweigerd en zei dat je niet terug zou komen.
Ik heb je daarop nog een keer de kans gegeven om binnen 2 uur terug te zijn op Zoetermeer omdat anders ontslag op staande voet zou volgen voor werkweigering.
Je hebt hier geen gehoor aan gegeven en bent je eigen plan gaan trekken.
Dit betekent dat je per donderdag 20 juli ontslagen bent op staande voet. (…)”.

4.Procedure bij de kantonrechter

4.1
[verzoeker] heeft in de procedure bij de kantonrechter verzocht, samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang:
primair: het ontslag op staande voet te vernietigen, Ille te verplichten om [verzoeker] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en Ille te veroordelen tot doorbetaling van loon, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
subsidiair: Ille te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 594,-, een billijke vergoeding van € 15.000,- (bruto) en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.376,-;
meer subsidiair: voor het geval de arbeidsovereenkomst is geëindigd door het ontslag op staande voet, Ille te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 594,-;
een en ander met veroordeling van Ille tot betaling van vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 1.750,-, de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen en de proceskosten.
4.2
[verzoeker] heeft aan zijn verzoeken, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er
geen sprake is geweest van een geldige dringende reden voor het ontslag op staande voet. Ille heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen en [verzoeker] veroordeeld in
de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, het volgende overwogen. Ille heeft in redelijkheid aan [verzoeker] de opdracht mogen geven om terug te keren naar Zoetermeer om vervolgens een route in Amsterdam te rijden. Ille heeft [verzoeker] bovendien gewaarschuwd voor de gevolgen die zijn opstelling zou hebben. [verzoeker] heeft daarom ten onrechte geen gehoor gegeven aan deze expliciet gegeven, redelijke opdracht en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan werkweigering. Op deze manier heeft [verzoeker] ernstig verwijtbaar gehandeld. De stelling van [verzoeker] dat Ille ook had kunnen kiezen voor een schriftelijke waarschuwing of een berisping wordt verworpen.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1
[verzoeker] is het niet eens met de bestreden beschikking en heeft de zaak
voorgelegd aan het hof. Hij heeft verschillende grieven (bezwaren) tegen de beschikking aangevoerd. [verzoeker] verzoekt in hoger beroep eveneens wat hiervoor in 4.1 is vermeld.
5.2
Ille bestrijdt de grieven en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de
bestreden beschikking.
5.3
Met grief 1 bestrijdt [verzoeker] het oordeel dat Ille hem een redelijke opdracht heeft gegeven. Grief 2 is gericht tegen het oordeel dat [verzoeker] onder de gegeven omstandigheden de opdracht niet naast zich neer had mogen leggen. Grief 3 houdt in dat Ille had moeten volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
Ille heeft [verzoeker] een redelijke opdracht gegeven.
5.4
Vast staat dat [verzoeker] op 20 juli 2023 geen gevolg heeft gegeven aan de opdracht van Ille. Beoordeeld moet worden of dit een redelijke opdracht is geweest.
5.5
[verzoeker] was op 18 en 19 juli 2023 ingedeeld op een route in het oosten van het land en had volgens [de directeur] op 20 juli 2023 bij het bedrijf in Zoetermeer moeten verschijnen omdat de route naar Amsterdam voor die dag al in de planning stond. Dat [verzoeker] de route in het oosten van het land nog niet had afgemaakt, was volgens [de directeur] niet belangrijk. De chauffeurs weten immers dat de routes nooit volledig worden afgereden en dat de resterende klanten de volgende dag opnieuw op een route worden ingepland, aldus [de directeur]. [verzoeker] heeft dit niet weersproken en heeft alleen verklaard dat hij op de ochtend van 20 juli 2023 niet kon zien waar hij die dag heen moest omdat hij de route van de eerdere twee dagen niet had afgerond.
5.6
Wat daarvan zij, uit het eerste WhatsAppbericht (vgl. 3.7) van Ille valt af te leiden dat [de directeur] die ochtend aan [verzoeker] heeft uitgelegd dat zijn terugkeer naar Zoetermeer nodig was omdat er die dag (in Amsterdam) klanten waren die op de komst van een chauffeur wachtten (“...
ik heb je uitgelegd waarom er zijn klanten die wachten op ons…”). Niet valt in te zien waarom het voor [verzoeker] bezwaarlijk zou zijn geweest om aan de opdracht gehoor te geven, en [verzoeker] heeft daarover ook niets gesteld. Daarom kan onbesproken blijven of [de directeur] op 20 juli 2023 al dan niet ook aan [verzoeker] heeft uitgelegd dat de te bedienen klanten in Amsterdam een groot deel van de omzet van zijn onderneming uitmaakten, dat Ille directe bediening aan de klant had toegezegd, dat Ille op dat moment geen andere chauffeur in Zoetermeer beschikbaar had en dat [verzoeker] daarvan op de hoogte was. Gelet op het feit dat de opdracht werkzaamheden inhield die behoren bij de functie van [verzoeker] en het gebruikelijk is dat de chauffeurs van Ille, en dit gold ook voor [verzoeker], telkens opnieuw voor (tweedaagse) routes worden ingepland, is de opdracht van Ille redelijk geweest.
[verzoeker] had de opdracht niet mogen weigeren.
5.7
Dan dient te worden beoordeeld of [verzoeker] de opdracht heeft mogen weigeren. [verzoeker] heeft aangevoerd dat Ille had nagelaten om tijdig de door [verzoeker] gereserveerde hotelkamer voor de nacht van 18 op 19 juli 2023 bij het Van der Valk-hotel te betalen. Daarom was [verzoeker] naar huis gegaan om daar te overnachten en de volgende ochtend weer naar het oosten van het land gereden om de overige klanten van de route te bedienen. Door de nalatigheid van Ille om het hotel te betalen, was vertraging in de bezorging opgetreden en moesten op donderdag 20 en vrijdag 21 juli de resterende klanten in het oosten van het land bediend worden. [verzoeker] heeft dat op 19 juli telefonisch doorgegeven aan zijn collega [naam] van het kantoor te Goes. Ook heeft [verzoeker] aangevoerd dat de opdracht waarschijnlijk onuitvoerbaar was en hem daarom zinloos leek. Hierin schuilt echter naar het oordeel van het hof geen gegronde reden om de opdracht te weigeren, omdat het niet aan [verzoeker] maar aan Ille als werkgever is om te bepalen welke werkzaamheden voorrang hebben.
5.8
Van steekhoudende bezwaren van [verzoeker] tegen de opdracht is gezien het vorenstaande niet gebleken. [verzoeker] had de opdracht daarom niet mogen weigeren.
[verzoeker] heeft Ille een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen.
5.9
Het hof is evenals de kantonrechter van oordeel dat de weigering van [verzoeker] om
aan de opdracht gehoor te geven een dringende reden vormt die ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het hof heeft bij dat oordeel rekening gehouden met alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder aan de ene kant de dienstverlenende aard van het bedrijf van Ille, het feit dat de klanten van Ille tijdig van de benodigde materialen en service moeten worden voorzien en het feit dat Ille daarvoor afhankelijk is van haar chauffeurs, en aan de andere kant de door [verzoeker] genoemde (en hiervoor reeds besproken) omstandigheden waaronder hij heeft geweigerd aan de gegeven opdracht te voldoen alsmede de persoonlijke gevolgen van het ontslag op staande voet voor [verzoeker], die laaggeschoold, alleenstaand en inwonend bij zijn ouders is, en na het ontslag op staande voet geruime tijd geen inkomen heeft gehad. Daarbij heeft het hof meegewogen dat het dienstverband tussen partijen slechts vier maanden heeft geduurd en [verzoeker] tijdens het korte dienstverband niet onberispelijk heeft gefunctioneerd. Ille heeft immers onweersproken aangevoerd dat onenigheid is ontstaan tussen partijen over de (dure) hotelovernachtingen die [verzoeker] meermalen zelf heeft geboekt bij Van der Valk-hotels, dat [verzoeker] zonder vooraf gemelde reden op 23 juni 2023 uren te laat verscheen bij een personeelsdag en dat op 17 en 18 juli 2023 diverse klanten over het werk van [verzoeker] hebben geklaagd. De omstandigheid dat [verzoeker] ook na het gegeven ontslag op staande voet nog is blijven doorwerken (naar het hof begrijpt: door de route in het oosten van het land af te maken), leidt niet tot een ander oordeel, sterker nog: daarin school nu juist de kern van het verwijt aan [verzoeker].
Ille had niet hoeven volstaan met een minder zware sanctie dan ontslag op staande voet.
5.1
Ten slotte is het hof evenals de kantonrechter van oordeel dat Ille niet had moeten volstaan met een andere, lichtere sanctie dan ontslag op staande voet omdat van Ille, gelet op de aard van haar dienstverlenende bedrijf, niet kan worden verlangd dat zij accepteert dat een chauffeur zonder voldoende steekhoudende argumenten weigert om bestellingen te bezorgen bij door Ille aan te wijzen klanten die daarop zitten te wachten. De persoonlijke omstandigheden die [verzoeker] heeft aangevoerd, leiden gelet op de ernst van de hem verweten gedraging niet tot een ander oordeel.
Ille is [verzoeker] geen transitievergoeding verschuldigd.
5.11
De kantonrechter heeft onder 5.7 het handelen van [verzoeker] als ernstig verwijtbaar aangemerkt. Daartegen is [verzoeker] in hoger beroep (terecht) niet afzonderlijk opgekomen. Omdat het ontslag op staande voet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] is Ille aan [verzoeker] geen transitievergoeding verschuldigd.
Conclusie en proceskosten
5.12
De grieven falen. [verzoeker] heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, bij bewezenverklaring, tot een andere beoordeling kunnen leiden dan hierboven gegeven. Zijn algemene bewijsaanbod in het beroepschrift wordt daarom als te vaag gepasseerd. [verzoeker] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.
5.13
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.428,- (2 punten x tarief II)
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 3.404,-.

6.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, van 12 december 2023;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Ille tot op heden begroot op € 3.404,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [verzoeker] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
- bepaalt dat als [verzoeker] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en deze beschikking vervolgens wordt betekend, [verzoeker] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als [verzoeker] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.J. Verbeek, R.J.F. Thiessen en A.J.P. van Beurden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.