Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde
advocaten mrs. M.E.G. Murris
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 28 april 2024, met daarin opgenomen de grieven, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van 17 april 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag;
- de memorie van antwoord van ING, met bijlagen;
- de e- mail van 17 juni 2024 met bijlagen die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
ultimate beneficial owner (UBO) van [bedrijfsnaam] BV, vanwege frauduleus handelen door [bedrijfsnaam] BV ontslagen.
4.Procedure bij de rechtbank
terme de graceverleend en ING verboden om vóór 15 juli 2024 de woning te executeren. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat dit [appellant] de gelegenheid biedt te onderzoeken of hij alsnog alternatieve financiering voor de woning kan krijgen of om in overleg te treden met ING over een mogelijke onderhandse verkoop van de woning, zodat een veiling kan worden afgewend. Voor het overige heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Aard van het kort geding
hit – no hittoetsen of een (potentiële) klant in het Incidentenregister is geregistreerd. Het SFH-register is eveneens aan het Incidentregister gekoppeld en richt zich specifiek op hypotheekfraude. Tot dit externe verwijzingsregister hebben leden van de SFH toegang.
.[appellant] kan slechts bedenken dat [bedrijfsnaam] BV en/of [persoon A] de stukken hebben vervalst en ingediend bij ING omdat zij daar een financieel belang bij hadden.
“De comparanten verklaren dat de Bank aan de Schuldenaar een geldlening van (…) (€ 325.000,00) heeft verstrekt (…) overeenkomstig de door de Bank gedane en door de Schuldenaar geaccepteerde offerte met hypotheeknummer 104297130, waarvan blijkt uit het eveneens op heden door de Schuldenaar getekende en aan deze akte gehecht exemplaar, in deze akte te noemen “de Offerte”.Naar voorlopig oordeel van het hof heeft ING met deze concrete feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk gemaakt dat [appellant] kennis heeft genomen van – tenminste – de inhoud van de hypotheekofferte.
term de graceverleend en executie van de woning verboden tot 15 juli 2024. Die datum is inmiddels verstreken, zodat dit verbod geen werking meer heeft. Op zitting voor het hof heeft ING toegezegd de executie van de woning te schorsen tot de datum van dit arrest (23 juli 2024). Het hof ziet onder de gegeven omstandigheden geen reden om het verbod om de woning te mogen executeren nogmaals te verlengen.
Conclusie en proceskosten
€ 178,-( plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 17 april 2024;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van ING begroot op € 3.404,-;
- bepaalt dat als [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,- als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan.
- verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.