ECLI:NL:GHDHA:2024:1421

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
200.312.236/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van schade aan asbesthoudend dak na hagelschade en de vraag naar de noodzaak van volledige vervanging versus gedeeltelijk herstel

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], eigenaar van een loods, en de verzekeraar, Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. h.o.d.n. Delta Lloyd Schadeverzekering, over de vergoeding van schade aan het dak van de loods na hagelschade. Tijdens een onweer op 23 juni 2016 is het dak van de loods, dat asbesthoudende materialen bevat, beschadigd geraakt door hagelstenen. [appellant] stelt dat het dak volledig moet worden vernieuwd vanwege de aanwezigheid van asbest, terwijl de verzekeraar van mening is dat gedeeltelijk herstel voldoende is. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen, en hij is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat gedeeltelijk herstel van het dak mogelijk is onder de geldende asbestregelgeving. Het hof oordeelt dat de verzekeraar niet verplicht is om de kosten voor volledige vervanging van het dak te vergoeden, omdat dit zou leiden tot een onterecht voordelige positie voor [appellant]. De verzekeraar heeft inmiddels een bedrag van € 47.200,- voor het gedeeltelijk herstel aan [appellant] betaald, wat volgens het hof voldoende is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van [appellant] af, waarbij hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.312.236/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/596698 / HA ZA 20-731
Arrest van 13 augustus 2024
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ( [land] ),
appellant,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts, kantoorhoudend in Helmond,
tegen
1.
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. h.o.d.n. Delta Lloyd Schadeverzekering,
gevestigd in Den Haag,
2.
ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd in Utrecht,
3.
FATUM GENERAL INSURANCE N.V.,
gevestigd te Curaçao,
verweersters
advocaat: aanvankelijk mr. M.S. de Kort-de Wolde, kantoorhoudend in Arnhem, thans mr. S.H. Velers, eveneens kantoorhoudend in Arnhem.
Het hof zal partijen hierna aanduiden als [appellant] en Nationale Nederlanden c.s. en/of (in enkelvoud) de verzekeraar.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] is eigenaar van een loods. Tijdens een onweer is het dak van die loods door hagelstenen beschadigd geraakt. Voor het herstel meldt [appellant] zich bij de verzekeraar. Hij stelt zich op het standpunt dat het dak volledig moet worden vernieuwd. Vanwege het in de dakplaten aanwezige asbest, is gedeeltelijk herstel van uitsluitend de beschadigde dakplaten volgens hem niet mogelijk, en moet het hele dak worden vernieuwd en dienen de volledige kosten daarvan onder de verzekeringsovereenkomst te worden uitgekeerd. De verzekeraar meent dat met gedeeltelijk herstel kan worden volstaan en dat alleen de kosten daarvan voor uitkering in aanmerking komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grondslag is om volledig herstel van het dak te vorderen en heeft de vordering afgewezen. Tegen dat oordeel komt [appellant] – vergeefs – op in hoger beroep. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank.

2.Verloop van de procedure

2.1
[appellant] heeft de verzekeraar gedagvaard en gevorderd, samengevat, dat de verzekeraar wordt veroordeeld tot betaling van € 179.034,03 voor de herbouw van het dak van de loods van [appellant] , met veroordeling in de kosten en nakosten.
2.2
Bij vonnis van 30 maart 2022 heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
2.3
Bij dagvaarding van 15 juni 2022 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis. Op 25 november 2022 heeft een mondelinge behandeling (na aanbrengen) plaatsgevonden. [appellant] heeft vervolgens bij memorie van grieven drie grieven aangevoerd. [appellant] wil dat zijn vordering in hoger beroep alsnog wordt toegewezen. Op 27 juni 2023 heeft Nationale Nederlanden c.s. bij memorie van antwoord verweer gevoerd. Ten slotte heeft op 14 mei 2024 een mondelinge behandeling voor de meervoudige kamer plaatsgevonden. Hierbij hebben de advocaten van partijen de zaak toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegestuurd. Per email van 5 augustus 2024 is namens [appellant] op het proces-verbaal gereageerd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] klaagt over een te summiere en onvolledige weergave van de feiten door de rechtbank. In de memorie van grieven zet hij in de randnummers 8 tot en met 32 de feiten uiteen die het hof volgens hem tot uitgangspunt dient te nemen. Het hof overweegt dat de rechtbank niet is gehouden tot vaststelling van alle feiten, maar slechts van die feiten die zij aan de beslissing ten grondslag heeft gelegd. Voor zover de door [appellant] opgesomde feiten voor de beslissing van het hof relevant zijn, zijn zij hieronder onder de vaststaande feiten opgenomen, of zullen zij in het hierna volgende worden besproken. Gelet hierop faalt grief I.
De vaststaande feiten
3.2
[appellant] is eigenaar van een loods in de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente). Het dak van de loods bestaat uit een golfplaten zadeldak bestaande uit dakplaten.
3.3
Op 23 juni 2016 is sprake geweest van extreem noodweer, met valwinden, hagel, regenval en bliksem. Een deel van de dakplaten in het dak van de loods is door het noodweer beschadigd geraakt.
3.4
[appellant] had, via zijn assurantietussenpersoon Summa Adviesgroep (hierna: Summa), een pakketpolis agrarische bedrijven afgesloten bij Nationale Nederlanden c.s.. [appellant] heeft de schade aan de loods gemeld bij Summa. Nationale Nederlanden c.s. heeft dekking van de schade onder de polis verleend.
3.5
Op de verzekeringsovereenkomst zijn (ook) de volgende Specifieke Verzekeringsvoorwaarden Opstal Agrarisch van toepassing:
‘Artikel 1.5
HERBOUWWAARDE
Het bedrag dat nodig is voor herbouw van de opstal onmiddellijk na de gebeurtenis op hetzelfde erf en met dezelfde bestemming.
….
Artikel 5Waarderingsgrondslagen
(…) De opstallen zijn verzekerd op basis van herbouwwaarde (…)
Artikel 6.2
(…) Indien de opstal naar herbouwwaarde verzekerd is, zal de schade worden vastgesteld op basis van herbouwwaarde en verkoopwaarde. De schadebedragen worden gesteld op het verschil tussen de waarde van de opstel onmiddellijk vóór de schade en van de restanten onmiddellijk daarna.’
3.6
De door de verzekeraar ingeschakelde expert Dekra Experts (hierna: Dekra) heeft de schade aan de loods getaxeerd.
3.7
Per brief van 29 september 2016 heeft [A] Dakbedekkingen aanvankelijk aangeboden herstelwerkzaamheden uit te voeren aan de beschadigde dakplaten voor een bedrag van € 5.324,05 (inclusief btw). [A] is er hierbij van uitgegaan dat de kapotte lichtplaten en golfplaten asbestvrij zijn.
3.8
Uit een asbestinventarisatierapport van Nomacon uit november 2016 blijkt dat er sprake is van asbesthoudende materialen in het dak van de loods. Deze materialen vallen in risicoklasse 2.
3.9
Twee door [appellant] aangezochte bedrijven ( [B] Milieutechniek B.V. en [A] Dakbedekkingen B.V.) hebben aangegeven dat gedeeltelijk herstel volgens de huidige wetgeving niet mogelijk zou zijn en dat het gehele dak zou moeten worden gesaneerd.
3.1
Het milieudeskundig bedrijf RIR Nederland B.V. (hierna: RIR), heeft op 7 januari 2017 op verzoek van de verzekeraar een beoordelingsonderzoek c.q. plan van aanpak opgesteld. Daarin valt te lezen:
‘Conclusies:
1.
Minder dan 1% van het dak heeft hagelschade. De hagelschade per asbestgolfplaat is herkenbaar door het van binnen direct naar buiten kunnen kijken door het dak, in de golfplaat zit een gat.
2.
Diverse golfplaten zijn gescheurd; bevat geen gat. Dit is geen gevolg van hagelschade maar het gevolg van ouderdom.
3.
Het rapport van Nomacon bevat geen opsomming van platen met gaten in relatie tot de hagelschade.
Advies:
1.
Enkele door een gecertificeerde Asbestinventarisatiebureau dient een inventarisatie van de golfplaten met gaten te worden opgesteld (art. 4.54a Arbobesluit)
2.
De dan gedefinieerde asbesthoudende golfplaten mogen onder voorwaarde van onderstaande Plan van Aanpak worden vervangen in de Risico-Klasse zoals dwingend is gesteld in de SMA-rt, gegenereerd door het gecertificeerde Asbestinventarisatiebureau, door een gecertificeerde asbestsaneerder.
(…)
Plan van aanpak
1.
Aanvullende asbestinventarisatie: Een gecertificeerde Asbestinventarisatiebureau dient een aanvullend type A op te stellen voor die golfplaten welke door de hagelschade zijn beschadigd. Golfplaten welke zijn gescheurd/ gebarsten door ouderdom worden buiten beschouwing gelaten (art. 4.2 lid 1 Arbobesluit alsmede paragraaf 3.4.2. van bijlage XIIIa art. 4.27 Arboregeling)
2.
Verwijderen beschadigde asbesthoudende golfplaten:Een gecertificeerd Asbestverwijderingsbureau verwijderd de beschadigde golfplaten in de Risico-Klasse welke vernoemd is in het aanvullend Type A rapport.
…..
Het gecertificeerde Asbestverwijderingsbureau volgt de voorgeschreven saneringstechniek zoals beschreven in bijlage XIIIa van art. 4.27 uit de Arboregeling.
Anders dan volgens de SMA-rt hoeft het gecertificeerde Asbestverwijderingsbureau de sanering niet vrij te geven via een geaccrediteerd laboratorium.
Dit omdat:
(…)
2.Onderhavige werkzaamheden onder artikel 5 lid c van het Productenbesluit Asbest vallen.
(…)
3.
Aanbrengen nieuwe asbestvrije golfplaten:
Door tussen de sporen aan de binnenzijde dakbalken aan te brengen is het mogelijk om de nieuwe golfplaten hierop te bevestigen. Hierdoor hoeven geen bewerkingen aan de asbesthoudende beplating plaats te vinden bij de montagehandeling van de nieuwe golfplaten. Bewerkingen aan de nog hele asbesthoudende golfplaten zijn verboden (art. 4 Productenbesluit Asbest). Oude schroefgaten mogen niet opnieuw gebruikt worden. (…)’
3.11
Op 24 maart 2017 heeft [naam 1] namens [C] Contra-expertise onder meer het volgende aan [appellant] bericht:
‘…
Zoals bekend heb ik vanmorgen een gesprek gehad met [naam 2] . Tijdens dit gesprek is het hele dossier besproken. Tijdens onze afspraak bij [naam 2] op kantoor hebben wij gesproken over de volgende opties:
Optie 1:
Partieel (deel)herstel, hier staat [naam 2] nog steeds (uiteraard) voor open. Hij ziet de risico’s en is bereid deze te nemen en het traject in te gaan.
Optie 2:
Ik heb de opties besproken om tot een deal te komen. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat [naam 2] hier niet heel erg positief op reageerde en graag het partieel herstel wilde laten uitvoeren. Dit zal voor verzekeraars (naar verwachting) een stuk positiever uitvallen.
Ondanks wil hij wel meedenken hierin en graag tot een oplossing komen. Hierbij zijn wij tot onderstaande opstelling gekomen:
De deal omvat het bedrag van €52.640,- excl. BTW opgebouwd uit bovenstaande posten.
Ik ben mij ervan bewust dat Henk anders over het geheel denkt. Echter is het bij wetgeving dusdanig geregeld dat er deel herstel mag plaatsen’
3.12
Bij email van 16 oktober 2017 heeft de gemeente, onder meer, het volgende aan [appellant] laten weten:
‘…
Ten aanzien van de verwijdering het volgende:

In 2024 is er een wettelijk verbod van asbestdaken. Dat betekent dat uw huidige dak alsnog verwijderd moet worden vóór 2024. Ik vraag me af of de reparatie op dit moment een wijze beslissing is? …. (let op! Wij willen voorkomen de termen te gebruiken van toegestaan of verboden. Het is uiteindelijk aan de verwijderaar de taak om te bewijzen aan de wetgeving te voldoen).

… Samenvattend willen wij de reparatie van bestaande platen ten zeerste afraden (te veel risico’s). Echter indien men voor wat voor reden dan ook deze reparatie wil uitvoeren dan zien we graag tegenmoet hoe deze reparatie, gelet op de omstandigheden uitgevoerd kan worden? …’
3.13
Op 24 oktober 2017 heeft Dekra een Eindverslag van expertise opgesteld. Hierin is, onder meer, het volgende opgenomen:
Schadeomvang
Van beide dakvlakken raakten de golfplaten bedekking geperforeerd. Een klein deel betreft licht doorlatende golfplaten. In eerste instantie werd een herstelopgave ad EUR 4.400,04 exclusief btw verstrekt voor vervanging van de platen welke beschadigd raakten. Voordat men met de werkzaamheden begon werd een monster genomen van de niet licht doorlatende golfplaten, waaruit bleek dat deze asbest houdend materiaal bevatten. …
Na overleg met verzekerde werden twee partijen ( [B] Milieutechniek en [A] dakbedekkingen) uitgenodigd voor het uitbrengen van een offerte van het herstel van de asbesthoudende dakbedekking. Door [B] Milieutechniek werd Nomacon ingeschakeld voor het opstellen van een asbestinventarisatierapport.
Beide bedrijven gaven aan dat partieel herstel volgens de huidige wetgeving niet mogelijk is en dat daardoor het dak in zijn geheel moet worden gesaneerd, De meest gunstige offerte kwam uit op EUR 106.280,00 exclusief btw.
Diverse gemeentes waaronder de gemeente [gemeente] (..) geven aan dat indien uit een goed onderbouwd werkplan met plattegrond van de beschadigde dakplaten blijkt dat het gedeeltelijk vervangen mogelijk is, en zonder dat daarbij het risico op verspreiding van asbestdeeltjes ontstaat, dat zij dan in overweging nemen medewerking te verlenen aan een gedeeltelijke vervanging.
In overleg met u hebben wij besloten deze procedure op te starten, waarbij wij de gemeente [gemeente] de volgende documenten hebben gezonden:
….
De gemeente [gemeente] heeft op basis van bovenstaande documenten geen bezwaar gemaakt tegen partieel herstel. Het schadebedrag hebben wij met de heer [naam 1] van [C] Contra-Expertise vastgesteld. Verzekerde kan zich hiermee echter niet verenigen en wenst dat alle dakplaten worden vervangen. In overleg met u hebben wij besloten de schade eenzijdig vast te stellen.(…)
Schadevaststelling
Aan de hand van de (herstel-)offerte van Holland Herstel Groep en een eigen calculatie hebben wij de schade, vastgesteld op basis van herstelkosten.
Schade
Wij hebben de schade als volgt begroot:
-Inventarisatierappport ( [B] Milieutechniek) EUR 450,00
-Herstelkosten (offerte) EUR 12.645,28
-Totaal, exclusief btw EUR 13.095,28’
3.14
Dekra heeft op 7 september 2018 een aanvullend verslag van expertise opgesteld. Hierin is, onder meer, het volgende opgenomen:
Eerdere verslaglegging
Op 21 oktober 2017 rapporteerden wij u een schade op basis van partieel herstel ad EUR 13.095,28 exclusief btw, gebaseerd op een offerte van Holland Herstel Groep. Na afsluiting van ons dossier heeft Holland Herstel Groep zich, mede door de veranderde regelgeving en de door verzekerde aanvullend gestelde eisen, teruggetrokken.
In overleg met u is besloten door een andere partij offerte te laten opstellen. … Uiteindelijk vonden wij [naam 3] te [plaats] bereid hieraan gehoor te geven. …
Aanvullend bezoek
… Hierbij werd afgesproken om zoveel mogelijk over te gaan tot het vervangen van vlakken in plaats van het vervangen van individuele platen (…). Dit om zoveel mogelijk risico’s op breuk van omliggende platen te voorkomen waardoor de kosten vooraf goed zijn in te schatten.
Schade
Op basis van gemaakte afspraken ontvingen wij van [naam 3] een offerte ad EUR 47.200,00 exclusief btw (..).
(…)
Onze reactie hierop is:
1.
(…)
2.
100% garantie op waterdichtheid kan op basis van de nu afgegeven prijs op voorhand door [naam 3] niet worden gegeven aangezien inspecties door derden zijn uitgevoerd. Pas tijdens herstel zal blijken of de inspecties goed zijn uitgevoerd. Gelet op de door ons aangetroffen situatie verwachten wij geen grote afwijkingen. In latere instantie hebben wij aangegeven dat indien sprake is van meerwerk, anders dan vooraf is gecalculeerd, wij tijdens herstel op de hoogte zullen worden gebracht. De kosten voor het meerwerk zullen dan door ons aanvullend worden opgenomen. ’
3.15
[appellant] heeft naar aanleiding van de offerte van [naam 3] zelf contact met dit bedrijf gezocht, in het bijzonder over (de kosten voor) mogelijk meerwerk en over het veegschoon opleveren van de loods bij aanvang van de werkzaamheden. In verband hiermee is namens [naam 3] onder meer het volgende aan [appellant] bericht:
‘…, maar ik heb mijn prijs moeten baseren op stukken, opgesteld door derden en inmiddels 1,5 jaar oud, waar ik geen invloed op heb gehad. Ik heb wel vertrouwen in de gedane onderzoeken, maar kan hier geen garantie op geven. …
Verder is de eis dat de loods bereikbaar en in gebruik blijft bij derden voor ons een groot probleem. Dit conflicteert met de huidige wet- en regelgeving en zorgt voor een onwerkbare situatie. Ik moet mijn werkplek volgens bepaalde en strikte normen kunnen laten vrijgeven door een onafhankelijke partij en deze werken niet mee indien deze a) betreden wordt door derden, en b) geen inspecteerbaar oppervlak hebben. En inderdaad zullen Arbeidsinspectie en andere toezichthoudende partijen dit ook afkeuren.
…’
3.16
In haar email van 8 juni 2018 heeft [naam 3] het volgende aan [appellant] bericht:
‘..
Bedankt voor uw terugkoppeling op onze offerte. … De voorwaarden die u schetst kunnen wij niet accepteren. Wij hebben naar eer en geweten een offerte opgesteld, gericht aan Dekra en met onze voorwaarden. De prijs en voorwaarden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het eenzijdig wijzigen van voorwaarden is voor ons dan ook niet bespreekbaar. Wellicht dat een ander u wel van dienst kan zijn.
…’
3.17
Op 5 september 2019 heeft [A] Dakbedekkingen een offerte uitgebracht aan [appellant] . Deze offerte, met een totaalbedrag van € 179.034,02 (incl. BTW), betreft onder meer het volledig vervangen van het dak van de loods.
3.18
In het Productenbesluit Asbest [1] en in het Asbestverwijderingsbesluit [2] is, voor zover hier van belang, respectievelijk het volgende bepaald:
‘Productenbesluit Asbest
Artikel 4
Het is verboden asbest of asbesthoudende producten te vervaardigen, in Nederland in te voeren, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, toe te passen of te bewerken.
Artikel 5
Het verbod, bedoeld in artikel 4, is niet van toepassing voor zover dit betrekking heeft op:
c. het maken van aanboringen of het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden;
Artikel 6
1.
Handelingen als bedoeld in artikel 5 met asbest of asbesthoudende producten worden op een zodanige wijze verricht dat gevaren voor mens en milieu die door zodanige handelingen kunnen ontstaan, worden voorkomen.
…’
en
‘Asbestverwijderingsbesluit
Artikel 6
1.
De volgende handelingen, indien de concentratie van asbeststof is ingedeeld in risicoklasse 2 of 3 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, mogen slechts worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:
a)
het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken of objecten indien in die bouwwerken of objecten asbest of een asbesthoudend product is verwerkt
b)
het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit bouwwerken of objecten;
c)
het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident is of zijn vrijgekomen.
….’

4.Beoordeling in hoger beroep

4.1
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord, is of de verzekeraar (op grond van de polis) gehouden is tot vergoeding van de kosten voor het volledig vervangen van het dak van de loods van [appellant] .
4.2
De grieven II en III van [appellant] leggen deze vraag in hoger beroep opnieuw ter beoordeling voor. De grieven lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
Is deelherstel van het dak mogelijk en toegestaan?
4.3
[appellant] meent dat deelherstel feitelijk niet mogelijk is. Volgens hem kan de toepasselijke regelgeving alleen worden nageleefd door het dak volledig te vervangen. Daar komt bij, aldus [appellant] , dat ook de gemeente partieel herstel heeft afgeraden en dat er geen saneerder te vinden is die deelherstel van een dak als het onderhavige uitvoert. Het hof volgt [appellant] echter niet in dit betoog en licht dit als volgt toe.
4.4
Naar aanleiding van de ontstane schade aan het dak van de loods heeft Dekra (op verzoek van Summa) de afhandeling daarvan in behandeling genomen. Dekra heeft, op haar beurt, RIR ingeschakeld met het verzoek om een plan van aanpak te schrijven voor het vervangen van asbesthoudende, door hagel beschadigde, golfplaten op het dak van de loods. In haar rapport van 7 januari 2017 heeft RIR, onder meer, het volgende opgenomen:
‘…
3. Aanbrengen nieuwe asbestvrije golfplaten:
Door tussen de sporen aan de binnenzijde dakbalken aan te brengen is het mogelijk om de nieuwe golfplaten hierop te bevestigen. Hierdoor hoeven geen bewerkingen aan de asbesthoudende beplating plaats te vinden bij montagehandeling van de nieuwe golfplaten. Bewerkingen aan de nog hele asbesthoudende golfplaten zijn verboden (art. 4 Productenbesluit Asbest). Oude schroefgaten mogen niet opnieuw gebruikt worden.
Geadviseerd wordt de werkzaamheden door een gecertificeerd Asbestverwijderingsbureau te laten uitvoeren daar de omliggende asbesthoudende platen op geen enkele manier bewerkt mogen worden en zij door hun professie de juiste technieken beheersen. …’
4.5
Uit het eindrapport van Dekra van 24 oktober 2017 blijkt het volgende. Er zijn in elk geval twee partijen, [B] Milieutechniek en [A] Dakbedekkingen, verzocht om een offerte uit te brengen voor herstel van het dak. Beide partijen hebben aangegeven dat volgens hen deelherstel niet mogelijk was en dat het dak in z’n geheel moest worden gesaneerd. Diverse gemeentes, waaronder de gemeente waar de loods staat, hebben echter aangegeven dat ‘indien uit een goed onderbouwd werkplan met plattegrond van de beschadigde dakplaten blijkt dat het gedeeltelijk vervangen mogelijk is, en zonder dat daarbij het risico op het verspreiden van asbestdeeltjes ontstaat, dat zij dan in overweging nemen medewerking te verlenen aan een gedeeltelijke vervanging.’ Vervolgens heeft Dekra kennelijk, in overleg met Summa, besloten alsnog een traject dat leidt tot deelherstel op te starten.
4.6
Op 3 februari 2022 heeft [naam 4] Eco B.V. in opdracht van [appellant] een ‘Onderzoek inzake asbestschadeherstel’ uitgebracht. Hierin is, onder meer, het volgende opgenomen:
‘…
Zoals uit het Asbestverwijderingsbesluit blijkt, is het toegestaan om asbest partieel te verwijderen. De handelingen die moeten worden verricht om asbest partieel te verwijderen, vallen onder het Asbestverwijderingsbesluit. In dit besluit wordt verwezen naar de Arbeidsomstandighedenwet. In geen van de twee laatstgenoemde wetten, is aangegeven dat bewerking is toegestaan. Er wordt alleen ingegaan op het voorkomen van emissie en het voorkomen van blootstelling aan mens en milieu. Hiertoe zijn maatregelen voorgeschreven. Bewerking van asbest is dus niet toegestaan op basis van het Productenbesluit asbest.
Wanneer men besluit tot het partieel verwijderen van asbestplaten, dan mogen de platen worden losgeschroefd. Dit wordt niet als bewerking gezien maar wel als handeling waarbij emissie van asbest kan ontstaan. …Na het verwijderen, de schoonmaak van de ondergrond en de eindmeting, zouden er nieuwe platen kunnen worden gelegd. In de praktijk zou dan een nieuwe plaat deels onder de bestaande asbestbeplating moeten worden geschoven om lekkage te voorkomen. Om goed aan te kunnen sluiten op naastliggende platen, is het niet uitgesloten dat er in de bestaande beplating geboord moet worden. Zoals eerder genoemd, zijn de handelingen schuren en boren niet toegestaan. Partieel herstellen op plaatniveau is hierdoor uitgesloten.
Een manier om een dak wel partieel te herstellen, kan alleen worden uitgevoerd wanneer per vlak een nieuwe beplating kan worden aangebracht zonder aan te sluiten op bestaand asbesthoudende beplating.
….
Resumé
Resumerend kan het volgende gesteld worden:
Uit de asbestregelgeving blijkt, dat gedeeltelijk saneren van asbest is toegestaan. Tijdens het herstellen van het dak op plaat niveau, is het vrijwel niet mogelijk om geen overtreding te begaan tegen het Productbesluit Asbest. Praktisch gezien kan partieel herstel alleen zonder risico op asbestemissie naar mens en omgeving plaatsvinden wanneer vlakken kunnen worden aangebracht welke niet aansluiten op aangrenzend asbest.
…’
4.7
Volgens [appellant] is het vervangen van de beschadigde dakplaten niet mogelijk zonder bewerkingen die op grond van artikel 4 Productenbesluit Asbest niet zijn toegestaan. Bij het verwijderen van de beschadigde platen, vindt immers wrijving plaats tussen de te verwijderen en de achterblijvende dakplaat. Bovendien dient de achterblijvende (asbesthoudende) dakplaat volgens hem opnieuw te worden bevestigd. Dit betoog treft echter geen doel. Uit het door [appellant] overgelegde rapport van [naam 4] Eco volgt dat gedeeltelijk saneren van asbest is toegestaan. Praktisch gezien kan dat, volgens het rapport, alleen zonder risico op asbestemissie naar mens en milieu wanneer vlakken kunnen worden aangebracht welke niet aansluiten op aangrenzend asbest. Dat herstel van de loods op deze manier in deze concrete situatie niet mogelijk zou zijn, volgt echter niet uit de algemene bewoordingen van het rapport. Evenmin blijkt uit het rapport dat [naam 4] ter plaatse is geweest. Daarmee legt het rapport van [naam 4] onvoldoende gewicht in de schaal voor het standpunt van [appellant] .
4.8
Uit het (deskundigen)rapport van RIR volgt dat deelherstel wettelijk is toegestaan én ook feitelijk mogelijk is, in elk geval door dit uit te voeren op de daarin beschreven wijze. RIR is daarbij uitgegaan van de toepasselijke regelgeving op het gebied van asbestsanering, mede inhoudend dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf. Ook volgens de deskundige van [C] Contra-expertise, [naam 1] , is het bij wetgeving dusdanig geregeld dat deelherstel mag en kan plaatsvinden. Ook de (bouwkundig) deskundige van Dekra, [naam 2] , deelt dat standpunt. Weliswaar was de aanvankelijk door Dekra ingeschakelde deskundige, de heer [naam 5] , van mening dat deelherstel niet mogelijk was, maar door de verzekeraar is - niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken - aangevoerd dat dat slechts een eerste indruk van de schade betrof en dat, omdat de schade te complex bleek voor zijn expertise, de schadebeoordeling is overgedragen aan de heer [naam 2] . Tenslotte volgt ook uit de offerte van [naam 3] dat zij, met inachtneming van de geldende regelgeving, wel degelijk gedeeltelijk herstel kon uitvoeren.
4.9
De conclusie is dan ook dat deelherstel in dit geval feitelijk mogelijk is met inachtneming van de toepasselijke asbestregelgeving.
Is deelherstel ook praktisch uitvoerbaar?
4.1
[appellant] heeft nog gesteld dat er geen uitvoerder bereid en beschikbaar was om, voor zover dat zou zijn toegestaan, partieel herstel conform de geldende regelgeving uit te voeren. Ook hierin volgt het hof [appellant] niet. [naam 3] heeft immers een offerte uitgebracht waaruit blijkt dat zij in staat en bereid was om partieel herstel met inachtneming van de toepasselijke regelgeving uit te voeren. Uit de mailwisseling die hierop tussen [naam 3] en [appellant] heeft plaatsgevonden, volgt dat [appellant] aanvullende voorwaarden stelde in verband met het bezemschoon opleveren van de loods, een garantie op waterdichtheid en een meerwerkclausule. Uit dezelfde mailwisseling volgt ook dat het stellen van deze voorwaarden reden voor [naam 3] is geweest de offerte in te trekken. Het hof is echter om de hierna volgende redenen van oordeel dat [appellant] niet in de positie was om jegens de verzekeraar vast te houden aan deze voorwaarden. Het intrekken van de offerte door [naam 3] , waardoor er uiteindelijk geen partij meer was om het dak partieel te herstellen, komt dan ook voor risico van [appellant] .
4.11
[appellant] heeft, op grond van de polisvoorwaarden, recht op vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van het dak. Anders dan [appellant] meent, is daarbij geen ruimte voor de door hem gestelde aanvullende voorwaarden. Ten aanzien van de voorwaarde dat de loods tijdens de herstelwerkzaamheden bereikbaar en in gebruik bij derden zou blijven, volgt uit de mailcorrespondentie met [naam 3] dat dat voor haar niet werkbaar was, ook vanwege toepasselijke regelgeving in verband met asbest. Dat de polis van [appellant] ook dekking bood voor kosten die gepaard gaan met het bezemschoon opleveren van de loods (dan wel kosten in verband met enig huurdersbelang), is overigens niet gebleken, zodat de daarmee gepaard gaande kosten voor zijn eigen (ondernemers) risico komen. De omstandigheid dat het gaat over grote volumes en dat dit zogezegd nogal wat voeten in aarde zou hebben, maakt dat niet anders.
4.12
Met betrekking tot de door [appellant] gewenste garanties overweegt het hof het volgende. In haar mail aan [appellant] laat [naam 3] weten dat zij haar offerte heeft moeten opstellen aan de hand van stukken die inmiddels anderhalf jaar oud waren en waarop zij geen invloed heeft gehad (het hof begrijpt dat gedoeld wordt op het rapport van Nomacon en/ of RIR). Hoewel [naam 3] wel vertrouwen heeft in de gedane onderzoeken, kan zij om die reden geen garantie afgeven in verband met waterdichtheid en/of meerwerk. Daar komt bij dat niet voor de hand ligt dat de garantie wordt gegeven dat na herstel het hele dak 100% waterdicht is, alleen al omdat niet vast staat dat die delen van het dak die niet door de hagel beschadigd zijn volledig waterdicht waren. Ten slotte volgt uit de aanvullende rapportage van Dekra dat de verzekeraar bereid was om eventuele meerwerkkosten onder de dekking te laten vallen. Absolute garanties door [naam 3] liggen in dit verband dan ook niet in de rede (op grond van de polisvoorwaarden of anderszins).
4.13
Overigens bracht ook Holland Herstel Groep een offerte uit (in juli 2017), maar trok zij deze een paar maanden later weer in. Holland Herstel Groep geeft in de mail als reden daarvoor aan dat de gemeente niet (meer) meewerkt aan deelherstel in deze (grote) omvang. Waar zij dat standpunt op heeft gebaseerd, is evenwel niet duidelijk. Uit de mail van de gemeente [gemeente] van 16 oktober 2017 volgt dit niet. Integendeel, hoewel de gemeente in die mail een aantal kritische kanttekeningen maakt, laat zij uitdrukkelijk ruimte voor reparatie aan een deel van het dak: het is uiteindelijk aan de verwijderaar om te bewijzen aan de wetgeving wordt voldaan.
Meer schade?
4.14
Volgens [appellant] heeft [naam 3] een groot deel van de schade niet in haar offerte meegenomen, te weten daar waar sprake is van niet asbesthoudende dakbedekking, maar waar wel sprake is van schade. Het hof volgt [appellant] hierin niet. In de offerte van [naam 3] is onder meer opgenomen dat het gaat om ‘Het vervangen van beschadigde (licht)platen door asbestvrij golfplaten’. Hieruit volgt dat alle (soorten) beschadigde platen (lichtplaten of golfplaten) worden vervangen. Dat er nog andere soorten platen zijn die niet in de offerte zijn opgenomen, is niet gebleken. Verder heeft [appellant] zijn stelling dat RIR de schade niet correct heeft begroot – behoudens een kennelijk onjuist uitgangspunt ten aanzien van het percentage van het dak dat schade heeft opgelopen – onvoldoende toegelicht. Evenmin heeft [appellant] genoegzaam onderbouwd waarom de conclusies uit dat rapport niet kloppen. [appellant] heeft ook nog gesteld dat hij al direct na de ontvangst van het rapport van RIR daartegen vergeefs heeft geprotesteerd, maar ook die stelling is niet nader onderbouwd.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid?
4.15
[appellant] heeft ten slotte nog gesteld dat het dak wel volledig vervangen móest worden, omdat hij anders, gelet op de zorgplichtbepaling in artikel 9.2.1.2 Wet Milieubeheer, het risico loopt op strafrechtelijke aansprakelijkstelling. Het hof volgt [appellant] ook hierin niet. Verwezenlijking van dat risico bij het uitvoeren van het herstel door [naam 3] ligt immers niet voor de hand. Uit de desbetreffende offerte volgt dat de werkzaamheden door [naam 3] zouden worden uitgevoerd volgens, onder meer, het Asbestverwijderingsbesluit dat uitvoering door een gecertificeerd bedrijf voorschrijft. Aan de wettelijke voorschriften zou dan ook worden voldaan. In de uitspraak waar [appellant] in dit verband op heeft gewezen, zijn de saneringswerkzaamheden uitgevoerd door een niet gecertificeerd persoon, die niet op de hoogte was van de asbestgerelateerde risico’s. Daarvan is, zoals reeds overwogen, in het geval van [appellant] geen sprake.
Indemniteitsbeginsel
4.16
Vooropgesteld wordt voorts dat een vergoeding uit hoofde van een schadeverzekering er niet toe mag leiden dat de verzekerde in een duidelijk voordeliger positie komt. Dit uitgangspunt volgt uit artikel 7:960 BW en staat bekend als het indemniteitsbeginsel. Het gevorderde stuit, in de omstandigheden van dit geval, ook af op het indemniteitsbeginsel. Het hof licht dit toe als volgt.
4.17
De verzekeraar heeft betoogd dat een loods zonder asbestdak een (veel) hogere waarde heeft dan een loods mét een (gedeeltelijk) asbesthoudend dak. Zou de verzekeraar gehouden zijn de kosten voor volledige vervanging van het dak te dragen, dan zou [appellant] daarmee in een duidelijk voordeliger positie geraken. De verzekeraar heeft in dit verband gewezen op de gevorderde leeftijd en de verweerde staat van het dak en op de omstandigheid dat er in het geval van een volledig nieuw dak geen sprake meer is van risico’s (voor het milieu) door aanwezigheid van asbesthoudend materiaal. Ten slotte heeft de verzekeraar nog gewezen op het in dat geval ook niet meer bestaande risico dat het dak alsnog binnen afzienbare termijn volledig moet worden vervangen doordat de wetgeving ten aanzien van asbest alsnog wijzigt (lees: wordt verscherpt). Door [appellant] is hier (ter zitting) uitsluitend tegenin gebracht dat bij vervanging van het dak geen sprake is van waardevermeerdering. Het hof komt, gelet op de inhoud van het aldus gevoerde partijdebat, tot het navolgende oordeel.
4.18
Volledige vervanging van het dak zou leiden tot afwezigheid van asbesthoudende dakplaten. Dat betekent dat de (vóór het verzekerd evenement) reeds bestaande risico’s die nu eenmaal verbonden zijn aan de aanwezigheid van asbest, dan niet meer aanwezig zouden zijn. Uit het rapport van Nocamon volgt bovendien dat de loods dateert uit 1989 en dat alle onderdelen, dus ook de dakplaten, zwaar verweerd waren. De vervanging van al deze platen door geheel nieuwe platen, die bovendien geen asbest bevatten, zou dan ook onmiskenbaar resulteren in een aanmerkelijke waardevermeerdering van de loods. Dit brengt mee dat, zelfs wanneer de verzekeraar wel gehouden zou zijn om mee te werken aan de vervanging van het hele dak, op grond van het indemniteitsbeginsel niet de volledige kosten hiervan voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen. De (aanmerkelijke) waardevermeerdering van de loods zou daarop immers in mindering dienen te strekken. Ook om deze reden dient de vordering, die uitsluitend strekt tot vergoeding van de (totale) kosten van volledige vervanging van het dak, te worden afgewezen.
Conclusie
4.19
De conclusie van al het voorgaande is dat partieel herstel onder de geldende regelgeving mogelijk en uitvoerbaar was. Dat betekent dat [appellant] op grond van de polis daarvoor een vergoeding toekomt. Nu de verzekeraar het door [naam 3] in verband met deelherstel geoffreerde bedrag van € 47.200,- inmiddels aan [appellant] heeft betaald, heeft zij daarmee aan haar verplichtingen uit hoofde van de polis voldaan. De grieven van [appellant] slagen dan ook niet.
4.2
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod door [appellant] om de heer [naam 3] te horen, omdat dat niet tot een andere beslissing kan leiden. [appellant] heeft aangeboden om [naam 3] te horen over diens verklaring dat, naar de kern genomen, volledige vervanging van het dak uiteindelijk voordeliger zou zijn dan het deelherstel waarvoor offerte werd uitgebracht. Nog daargelaten dat volledig herstel (ook) in het voordeel van [naam 3] zelf zou zijn, doet zo’n verklaring (ook indien deze ede zou zijn afgelegd) niet af aan de offerte die er ligt. Dat deelherstel niet duurder is dan volledige vervanging van het dak vindt ook bevestiging in het eindverslag van expertise van Dekra. Hieruit blijkt dat het schadebedrag door zowel de heer [naam 2] (van Dekra) als de heer [naam 1] van [C] Contra-expertise (eenzijdig) is begroot op € 13.095,28 (excl. BTW), toen nog gebaseerd op de offerte van [B] , welke later is ingetrokken. In het aanvullend verslag van Dekra is vervolgens de schade in verband met deelherstel door beide deskundigen vastgesteld op € 47.200,- terwijl de kosten voor het volledig vervangen van het dak in datzelfde rapport zijn geraamd op € 100.000,-. Nu vastgesteld is dat partieel herstel mogelijk was, heeft dat tot uitgangspunt voor de kostenvergoeding door de verzekeraar te gelden.
4.21
Ook de te bewijzen aangeboden verklaring van de heer [naam 6], inhoudend dat de door hem uitgevoerde gefaseerde herstelwijze niet duurder was dan een sanering en aanbrengen van het dak in één stap, kan niet tot een andere beslissing leiden, al was het maar omdat deze herstelwerkzaamheden in 2021 hebben plaatsgevonden en de offerte hiervoor zich bezwaarlijk laat vergelijken met een offerte (naar de toenmalige stand van zaken en mogelijkheden) uit 2017.
Slotsom en proceskosten
4.22
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
4.23
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 5.689,-
salaris advocaat € 10.716,- (3 punten × tarief V = € 3.572,-)
Totaal € 16.405,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de onderstaande beslissing
.

5.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2022;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Nationale Nederlanden c.s. begroot op € 16.405,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant] deze niet binnen veertien dagen na heden zal hebben voldaan;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de kostenveroordeling.
Dit arrest is gewezen door mr. R.G.C. Veneman, mr. P.M. Verbeek en mr. R.F. Groos, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Besluit van 17 december 2004, houdende regels betreffende asbest en asbesthoudende producten (Productenbesluit Asbest).
2.Asbestverwijderingsbesluit 2005.